Heeft je partner kanker, dan heeft dat ook invloed op jouw leven. Op deze pagina lees je tips voor jou als partner.
Lees op deze pagina over:
Ben je naaste van iemand met kanker die tussen de 16-40 jaar is? Ga dan naar onze informatie voor naasten via de pagina ‘Jong & Kanker’.
Word je naaste niet meer beter? Bekijk ook onze informatie voor naasten bij het thema ‘niet meer beter worden’.
Gevoelens en emoties
Als je partner ziek is, voel jij dat ook. Het heeft ook gevolgen voor jou. Je kunt veel verschillende emoties hebben. Misschien ben je bang of onzeker. Je vraagt je af: komt het wel goed? Hoe ziet de toekomst eruit? Soms voel je je verdrietig, boos of machteloos. Het is normaal dat je zoveel tegelijk voelt.
Je kunt je als partner ook schuldig voelen. Veel partners herkennen dit. Bijvoorbeeld omdat je zelf wel gezond bent. Of als je leuke dingen doet. Ook kun je het gevoel hebben dat je tekortschiet. Misschien wil je graag een sterke partner zijn, maar lukt dat in jouw ogen niet. Of vind je het moeilijk om met kanker en alles wat daarbij komt kijken om te gaan.
Misschien kun je je moeilijker concentreren op je werk of studie. En slaap je slecht.
Tips:
- Probeer je gevoelens niet weg te stoppen. Als je gevoelens wegstopt, kunnen ze juist sterker worden en je extra belasten. Praat erover met iemand die je vertrouwt, ook al kan dat moeilijk zijn. Of schrijf ze op. Je kunt ook dingen doen die je helpen om met je gevoelens om te gaan, zoals sporten, tekenen, muziek maken of mindfulness-oefeningen.
- Het is begrijpelijk dat je je partner niet wilt belasten met jouw angst en zorgen. Toch helpt het meestal niet om je angst en zorgen voor jezelf te houden. Probeer er samen over te praten. Het kan helpen om elkaar beter te begrijpen en je minder alleen te voelen. Het kan ook ruimte geven en zorgen voor meer verbondenheid.
- Praat ook over je gevoelens met vrienden of familie. Zij kunnen je steun geven.
- Heb je behoefte aan professionele hulp, vraag je huisarts dan om een verwijzing naar een maatschappelijk werker of psycholoog.
Het kan ook zijn dat je niet zoveel emoties hebt. Bijvoorbeeld omdat er veel praktische en medische zaken geregeld moeten worden. Dan is er misschien nog geen ruimte voor je gevoel. Dat is heel normaal. Soms helpt het zelfs om je eerst op praktische dingen te richten, zodat je overzicht kunt houden.
Omgaan met alle veranderingen
Na de diagnose verandert er waarschijnlijk veel in je dagelijkse leven. Misschien moet je veel meer doen in het huishouden. Of moet je meer dingen regelen. Ook krijg je er misschien zorgtaken bij.
Je houdt dan minder tijd over voor jezelf, je vrienden, je hobby’s, je studie of je werk. Misschien ben je daar boos of verdrietig over. Of voel je je gestrest.
Financieel verandert er misschien ook wat. Daarnaast kunnen jullie angstige gevoelens hebben over de toekomst.
Wat kun je doen?
- Probeer te vertellen wat er in je omgaat, ook al vind je dat spannend. Aan je partner, een familielid of een goede vriend(in). Het is heel normaal om overweldigd te zijn als alles zo verandert.
- Overweeg om één persoon te vragen als vertrouwenspersoon. Het kan helpen om iemand te hebben bij wie je altijd terecht kunt. Zo kun je je verhaal kwijt en terugvallen op iemand die met je meedenkt.
- Neem samen met je partner de tijd om te kijken hoe jullie de taken kunnen verdelen. Probeer rekening te houden met wat voor jullie allebei haalbaar is.
- Hulp aannemen is niet altijd makkelijk. Toch kan het je meer ruimte geven als anderen helpen. Vaak vinden zij het prettig om iets voor je te doen. Praktische hulp is het makkelijkst om te vragen én te geven. Bijvoorbeeld eten koken (ook voor in de vriezer), schoonmaken en wassen. Hoe duidelijker jij bent in je hulpvraag, hoe fijner het is voor jou én degene die jullie helpt.
- Kijk wat je kunt uitbesteden. Zo hoef je niet alles alleen te doen en blijft er misschien meer ruimte over voor dingen die je energie geven. Denk bijvoorbeeld aan boodschappen of maaltijden laten bezorgen.
- Probeer ook goed voor jezelf te zorgen. Dat helpt om er ook voor de ander te kunnen zijn. Ga bijvoorbeeld regelmatig even een blokje om of een stuk fietsen, alleen of met iemand anders. Of doe iets leuks voor jezelf: een middag naar de sauna, naar de film of een ochtendje shoppen.
- Probeer met je werkgever (als je die hebt) afspraken te maken over minder werken of tijdelijk stoppen met werken. Informeer of dat met behoud van je loon kan. Dat kan misschien als je zorgverlof opneemt. Soms is je ziekmelden ook een mogelijkheid.
- Merk je dat het je te veel wordt? Praat er eens over met je huisarts. Die kan je verwijzen naar de praktijkondersteuner ggz (poh-ggz). Als je dat wilt, kan de huisarts je doorverwijzen naar een andere zorgverlener, zoals een maatschappelijk werker of een psycholoog.
Ervaringen delen met lotgenoten
Misschien helpt het jou om ervaringen uit te wisselen met lotgenoten: andere partners van kankerpatiënten. Zij begrijpen vaak als geen ander wat je meemaakt en kunnen je steunen en tips geven.
Andere partners vind je via:
Hulp voor jou als partner
Vaak gaat alle aandacht naar degene die kanker heeft. Maar als naaste kun je ook behoefte hebben aan hulp. Bijvoorbeeld bij omgaan met gevoelens en emoties. Of bij meer praktische zaken zoals mantelzorg, het huishouden, je gezin en geldzaken.
Lees meer over hulp voor jou als naaste. Of bekijk: praktische hulp regelen, zo pak je het aan.
Als jullie opgroeiende kinderen hebben
Als jij en je partner kinderen hebben, dan vraag je je misschien af hoe je er samen voor kan zorgen dat zij zich veilig en gesteund voelen, ook nu één van jullie ziek is.
Op onze pagina’s over ‘kanker in je gezin’ vind je tips voor het begeleiden van kinderen. Ook lees je hoe je daarbij professionele hulp kunt vragen.