Woordenboek hoofd- halskanker
Deze informatie is gecontroleerd door deskundigen.
Naar colofonEen woord dat je niet kent? Wij leggen het uit!
Accumulatie
Wordt vaak gezegd over een PET-scan. Voor de scan krijgt de patiënt radioactieve stof ingespoten. De arts ziet op de scan welke plek in het lichaam de stof opneemt. Op die plek is meer metabole activiteit. Dat kan betekenen dat er kanker zit.
Achtergrondaankleuring
Bij een MRI-scan en CT-scan kan contrastmiddel gebruikt worden. Zo zijn de weefsels beter van elkaar te onderscheiden. De kleur van een tumor is duidelijker dan de kleur van het gezonde weefsel. De kleur van het gezonde weefsel heet achtergrondaankleuring.
Adenoïd
Klein orgaan helemaal achter in de neus. Het helpt bij de afweer, vooral bij kinderen.
Adhesie
Verklevingen.
Adjuvante therapie
Een extra behandeling, meestal na een operatie. Het doel is om kankercellen die niet te zien zijn te doden. Daardoor is de kans op terugkeer van kanker kleiner.
Afsluiting van een longslagader
Een bloedvat in de longen zit verstopt door een bloedprop. Zo komt er minder bloed in de longen waardoor er minder zuurstof uit de longen kan worden opgenomen.
Afstandsmetastasen
Een uitzaaiing van de tumor. De uitzaaiing zit niet in de buurt van de tumor maar op een andere plek in het lichaam.
Afwijkende cellen
Cellen die er anders uitzien dan normale cellen. Het kan kanker zijn, maar is het niet altijd.
Afwijkend weefsel
Schade aan weefsel. De oorzaak is een ziekte, wond of behandeling.
Alopecia
Het haar valt uit. Bijvoorbeeld door een behandeling bij kanker.
ALT-lap
De arts gebruikt spierweefsel uit het dijbeen (de ALT-lap) om weefsel te vervangen dat tijdens een operatie is weggehaald.
Anaal
Via de anus.
Anafylactische reactie
Ernstige, allergische reactie. Bijvoorbeeld door een wespensteek of bepaalde medicijnen.
Anafylaxie
Ernstige, allergische reactie. Bijvoorbeeld door een wespensteek of bepaalde medicijnen.
Analgeticum
Medicijn tegen de pijn.
Anamnese
De patiënt vertelt de arts over de geschiedenis van de ziekte. De arts stelt vragen om meer te weten te komen over de klachten.
Anemie
Het bloed heeft te weinig rode bloedcellen. Daardoor komt er niet genoeg zuurstof in de lichaamscellen.
Angioinvasie
De tumor groeit door in een bloedvat. Invasie betekent binnendringen.
Anterieur
Aan de voorkant, vooraan. Artsen gebruiken het woord bijvoorbeeld voor de plek waar de tumor zit.
Anterior-lateral thigh-lap
De arts gebruikt spierweefsel uit het dijbeen (de ALT-lap) om weefsel te vervangen dat tijdens een operatie is weggehaald.
Anticus
Aan de voorkant, vooraan. Artsen gebruiken het woord bijvoorbeeld voor de plek waar de tumor zit.
Anus
Poepgat.
Aorta
Via dit bloedvat komt het bloed vanuit het hart in heel het lichaam.
Artefact
Een onduidelijk beeld. Bijvoorbeeld bij een scan of röntgenfoto. Het laat iets zien dat er in het echt niet is.
Artralgie
Pijn in een gewricht.
Aspecifiek
Iets heeft geen duidelijke oorzaak of niet één duidelijke oorzaak.
Asthenie
Een zwak gevoel in het hele lichaam. Meestal komt dit door een ernstige ziekte.
Asymmetrie
Als links en rechts niet hetzelfde zijn. Bijvoorbeeld de linkerarm is sterker dan de rechterarm.
Atypisch
Iets heeft geen duidelijke oorzaak of niet één duidelijke oorzaak.
Atypische cellen
Cellen die er anders uitzien dan normale cellen. Het kan kanker zijn, maar is het niet altijd.
Basaal
Aan de basis of op het laagste niveau.
Benauwdheid
Moeite met ademen.
Benigne
Goedaardig of onschuldig. Het gaat dan om een ziekte die niet kwaadaardig is, het is geen kanker.
Bestraling
De behandeling van kanker met straling. Het doel is om de kankercellen doden. Bestraling is plaatselijk. Alleen de plek waar de tumor zit, wordt bestraald.
Bestralingsschade
Schade aan het lichaam door de bestraling.
Best supportive care
Zorg voor mensen die niet meer beter kunnen worden. Het gaat om een behandeling die de klachten vermindert. En de gevolgen van de ziekte verzacht. De ziekte zelf wordt hierdoor niet geremd.
Biopsie
Onderzoek waarbij de arts een klein stukje weefsel weghaalt. Dat stukje weefsel gaat naar het laboratorium voor onderzoek.
Blaasontsteking
Ontsteking van de blaas.
Blanco
Leeg of schoon.
Bloedarmoede
Het bloed heeft te weinig rode bloedcellen. Daardoor komt er niet genoeg zuurstof in de lichaamscellen.
Bloedvatinvasie
De tumor groeit door in een bloedvat. Invasie betekent binnendringen.
Bovendruk
De bovendruk van de bloeddruk. Dit is het hoogste van de getallen bij een bloeddrukmeting.
Brachytherapie
Bestraling van binnenuit. De arts plaatst radioactief materiaal in het lichaam, dicht bij de tumor. Het radioactieve materiaal geeft straling af. Zo gaan de kankercellen dood.
BSC
Zorg voor mensen die niet meer beter kunnen worden. Het gaat om een behandeling die de klachten vermindert. En de gevolgen van de ziekte verzacht. De ziekte zelf wordt hierdoor niet geremd.
Buismaag
Een nieuwe slokdarm. Bijvoorbeeld als bij slokdarmkanker de slokdarm is weggehaald. De arts maakt dan van een deel van de maag een buis die als slokdarm gaat werken.
Cachexie
Heel erge vermagering. Meestal komt dat door een ernstige ziekte, zoals kanker.
Carcinoom
Ziekte waarbij de lichaamscellen blijven delen en groeien. Zo ontstaat een kwaadaardige tumor. Kankercellen kunnen uitzaaien naar andere delen van het lichaam.
Celonderzoek
Onderzoek naar losse cellen onder de microscoop.
Celproliferatie
Een getal of percentage dat iets zegt over hoe snel de (kanker)cellen delen. Proliferatie betekent groei. Hoe hoger het getal, hoe sneller de kanker groeit.
Chemo
Een behandeling met medicijnen die kankercellen doden of de groei van de tumor remmen. De medicijnen komen in het bloed via een infuus, tabletten of een spuit.
Chemo-immunotherapie
Een combinatie van chemotherapie en immunotherapie. Zo worden de kankercellen op verschillende manieren aangepakt. Het doel is om te genezen of het leven te verlengen.
Chemoradiatie
Een behandeling waarbij tegelijkertijd bestraling en chemotherapie wordt gegeven. Door de chemotherapie werkt de bestraling beter.
Chemotherapie
Een behandeling met medicijnen die kankercellen doden of de groei van de tumor remmen. De medicijnen komen in het bloed via een infuus, tabletten of een spuit.
Chemotherapie IV
Chemotherapie via een infuus. IV betekent intraveneus: in een ader.
Chirurgische marge
De afstand tussen de tumor en de rand van het verwijderde weefsel. Resectiemarge zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. De arts wil altijd een grote resectiemarge.
Commando-operatie
Operatie waarbij de arts een grote tumor in de mond verwijdert door de onderkaak te splijten. Na de operatie werken de tong en de kaak vaak niet meer goed. Daarom herstelt de arts de mond met weefsel van een ander deel van het lichaam.
Commandoresectie
Operatie waarbij de arts een grote tumor in de mond verwijdert door de onderkaak te splijten. Na de operatie werken de tong en de kaak vaak niet meer goed. Daarom herstelt de arts de mond met weefsel van een ander deel van het lichaam.
Comorbiditeit
Een bijkomende ziekte, bijvoorbeeld als iemand kanker heeft, maar ook hoge bloeddruk of suikerziekte.
Complicaties
Een ongewenste klacht die ontstaat door de behandeling.
Computertomografie
Onderzoek waarmee organen en weefsels heel precies te zien zijn. Het onderzoek maakt gebruik van röntgenstraling en een computer.
Constipatie
Verstopping van de darmen die lang duurt. De ontlasting is vaak hard en poepen is moeilijk.
Contralateraal
Aan de andere, tegengestelde, kant.
Crusteus
Er zitten korstjes op.
CT-scan
Onderzoek waarmee organen en weefsels heel precies te zien zijn. Het onderzoek maakt gebruik van röntgenstraling en een computer.
CT-thorax
CT-scan van de borstkas. Met dit onderzoek zijn organen en weefsels in de borstkas heel precies te zien.
CTx
Een behandeling met medicijnen die kankercellen doden of de groei van de tumor remmen. De medicijnen komen in het bloed via een infuus, tabletten of een spuit.
Cystitis
Ontsteking van de blaas.
Cytologie
Onderzoek naar losse cellen onder de microscoop.
Cytologisch onderzoek
Onderzoek naar losse cellen onder de microscoop.
Defecatie
Poepen.
Dehiscentie
De wond laat los en gaat open. Bijvoorbeeld bij een litteken.
Dehydratie
Te weinig vocht in het lichaam.
Dentaat
Met tanden.
Dermatitis
Ontsteking van de huid.
Diastolische bloeddruk
De onderdruk van de bloeddruk. Dit is het laagste van de getallen bij een bloeddrukmeting.
Differentiatiegraad
Kankercellen en gezonde cellen kunnen op elkaar lijken, of juist niet. Als de kankercellen helemaal niet meer op gezonde cellen lijken, is de differentiatiegraad hoog. Dan groeit de tumor sneller en is er meer kans op uitzaaiingen.
Diffuus
Verspreid. Zonder een duidelijke grens.
Dissectie
De arts snijdt het weefsel los of open.
Doelgebied
De plek in het lichaam waar de behandeling op gericht is. Bijvoorbeeld waar de bestraling moet komen.
Doelgerichte therapie
Een behandeling tegen kanker. De medicijnen remmen de signalen die de cellen nodig hebben om te kunnen groeien. Dan stopt de groei van de tumor.
Doorbloeding
Als er bloedvaten ontstaan op een plek in het lichaam. Zo krijgt die plek bloed. Bijvoorbeeld een tumor.
Ductus nasolacrimalis
De traanbuis.
Dysfagie
Het eten en/of drinken kan niet goed worden doorgeslikt.
Dysfonie
Een probleem waardoor de stem niet meer helder klinkt maar hees of schor. Soms is de stem helemaal weg.
Dysplasie
Cellen die er niet uitzien als normale cellen. Het kan een voorstadium van kanker zijn.
Dyspnoe
Moeite met ademen.
Echo
Een onderzoek met geluidsgolven. Deze golven zijn niet te horen. De weerkaatsing (echo) van de golven maakt organen en weefsels zichtbaar op een beeldscherm. Zo kan de arts de organen in het lichaam beoordelen.
Echogeleide aspiratie
Ingreep waarbij de arts vocht of cellen wegzuigt met een holle naald. Bijvoorbeeld uit een lymfeklier. Met een echo kan de arts het lichaam van binnen bekijken en precies zien waar hij of zij moet prikken.
Echogeleide punctie
Ingreep waarbij de arts vocht of cellen wegzuigt met een holle naald. Bijvoorbeeld uit een lymfeklier. Met een echo kan de arts het lichaam van binnen bekijken en precies zien waar hij of zij moet prikken.
Echogeniciteit
De radioloog gebruikt deze term bij een echografie. Het gaat om het aantal geluidsgolven die terugkaatsen bij de echo. Echogeniciteit geeft aan of er iets mis is met een orgaan of weefsel.
Echografie
Een onderzoek met geluidsgolven. Deze golven zijn niet te horen. De weerkaatsing (echo) van de golven maakt organen en weefsels zichtbaar op een beeldscherm. Zo kan de arts de organen in het lichaam beoordelen.
Edentaat
Zonder tanden.
Electieve bestraling
Uit voorzorg bestralen. Het doel is voorkomen dat er een tumor ontstaat. Of dat de tumor terugkomt.
Elektrolarynx
Een apparaat waarmee je kunt praten als bij een operatie het strottenhoofd is weggehaald.
Elektrolyt
Een mineraal in het lichaam. Zoals natrium, kalium of calcium.
EMVI
De tumor groeit in een bloedvat.
Endoprothese
Een hol buisje dat kan helpen bij een verstopping. Het buisje zorgt ervoor dat er een opening blijft.
Endoscopie
Onderzoek om in het lichaam te kijken. De arts gebruikt een dunne buis of slang die via de mond, plasbuis of anus in het lichaam komt. In de slang zit een camera en een lampje.
Enterale voeding
Kunstvoeding die via een slangetje in de maag komt. Zo krijgt iemand die onvoldoende of niet gevarieerd genoeg eet toch genoeg voedingsstoffen binnen.
Epidurale pijnbestrijding
Pijnstilling via een prik of infuus in de rug. Zo verdooft de arts een deel van het lichaam.
Erytheem
De huid of het weefsel wordt rood. Dit duurt meestal maar kort.
Erythemateus
De huid of het weefsel wordt rood. Dit duurt meestal maar kort.
Ethmoïdcarcinoom
Kanker die ontstaat in een van de neusbijholtes.
Excisie
De arts verwijdert weefsel met een operatie.
Extirpatie
Een orgaan wordt bij een operatie helemaal verwijderd.
Extramurale vasculaire invasie
De tumor groeit in een bloedvat.
Facialis
Van het gezicht.
Familieanamnese
Verhaal van patiënt over de ziektegeschiedenis van de familie. Bijvoorbeeld of er kanker in de familie voorkomt.
Farynx
Keelholte
Farynxbogen
De overgang van de mondholte naar de keel.
Fascie
Vlies dat om of tussen spieren zit. Het vlies is gemaakt van bindweefsel.
FDG
Radioactieve stof die de arts gebruikt bij een PET-scan. Kankercellen nemen deze stof meer op dan gewone cellen. Zo kan de arts kankercellen zien op de scan.
FDG-avide
Bij een PET-scan gebruikt de arts een contrastvloeistof, zoals FDG. Als een tumor deze vloeistof opneemt, is de tumor te zien op de scan. De arts noemt zo’n tumor FDG-avide. Avide betekent letterlijk gulzig of hongerig.
Fitzpatrick
Indeling van huidtypes. Deze indeling zegt iets over de kans op huidkanker.
Fluorodeoxyglucose
Radioactieve stof die de arts gebruikt bij een PET-scan. Kankercellen nemen deze stof meer op dan gewone cellen. Zo kan de arts kankercellen zien op de scan.
Fotonen
Fotonen zijn energiebundels. Het gaat dan om licht of magnetische straling. Als iemand bestraling krijgt, is dat bijna altijd met fotonen.
Free radial forearm flap
De arts gebruikt huid en bloedvaten uit de onderarm om weefsel te vervangen dat bij een operatie is weggehaald.
FRFF
De arts gebruikt huid en bloedvaten uit de onderarm om weefsel te vervangen dat bij een operatie is weggehaald.
G8-score
Getal dat iets zegt over hoe fit een oudere patiënt is. De arts of verpleegkundige stelt de patiënt dan 8 vragen.
Gedeeltelijk
Voor een deel. Bijvoorbeeld een deel van een orgaan of een tumor.
Gehoorzenuw
Deze zenuw is nodig om goed te kunnen horen.
Gesteelde lap
De arts verplaatst weefsel van een andere plek in het lichaam om een wond dicht te maken. Dat weefsel blijft nog wel voor een deel vastzitten aan de plek waar het vandaan komt, bijvoorbeeld aan een bloedvat.
Getraumatiseerde dermale naevus
Een moedervlek die bobbelig en dikker is geworden. De moedervlek is beschadigd.
Gewrichtspijn
Pijn in een gewricht.
Gezamenlijke besluitvorming
De patiënt beslist samen met de zorgverlener welke behandeling het beste past.
Glandula parotidea
Klier die vlak voor het oor ligt en speeksel maakt.
Glandula parotis
Klier die vlak voor het oor ligt en speeksel maakt.
Glomus aorticum
Klein orgaan in de aorta. De aorta is een slagader die van het hart naar de buik loopt.
Glomus caroticum
Klein orgaan in de halsslagader. Het meet hoeveel zuurstof in het bloed zit.
Glomustumor
Een gezwel waar veel bloedvaten in zitten. Een glomustumor is meestal goedaardig en geen kanker. De tumor zit vaak in het hoofd-halsgebied.
Glossitis
Tongontsteking.
Glottis
De combinatie van de stembanden en de ruimte daartussen.
Goedaardig
Goedaardig of onschuldig. Het gaat dan om een ziekte die niet kwaadaardig is, het is geen kanker.
Gradering
Kankercellen en gezonde cellen kunnen op elkaar lijken, of juist niet. Als de kankercellen helemaal niet meer op gezonde cellen lijken, is de differentiatiegraad hoog. Dan groeit de tumor sneller en is er meer kans op uitzaaiingen.
Halsklierdissectie
Operatie waarbij de arts de lymfeklieren of een deel van de lymfeklieren in de hals weghaalt.
Halsklierverwijdering
Operatie waarbij de arts de lymfeklieren of een deel van de lymfeklieren in de hals weghaalt.
Hematogene metastasering
Uitzaaiing van kanker via de bloedvaten. Zo komt de kanker in andere organen van het lichaam terecht. Hematogeen betekent: via het bloed.
Hemorragische diathese
Spontane bloedingen omdat er te weinig bloedplaatjes zijn.
Herstadiëring
Als de artsen opnieuw bepalen in welk stadium de ziekte is.
Histologie
Onderzoek van weefsel onder de microscoop.
Histologische differentiatiegraad
Kankercellen en gezonde cellen kunnen op elkaar lijken, of juist niet. Als de kankercellen helemaal niet meer op gezonde cellen lijken, is de differentiatiegraad hoog. Dan groeit de tumor sneller en is er meer kans op uitzaaiingen.
Histologisch onderzoek
Onderzoek van weefsel onder de microscoop.
Histopathologisch
Onderzoek van weefsel onder de microscoop.
Hoge bloeddruk
De bloeddruk is (te) hoog.
Huig
Deel van het zachte gehemelte. Bij een open mond zie je dit achteraan hangen, net boven de tong.
Hyperpigmentatie
Te veel pigment in de huid. De huid ziet er donkerder uit dan normaal.
Hypertensie
De bloeddruk is (te) hoog.
Hypertonie
De spanning in de spieren is (te) hoog.
Hypervasculair
Er zitten veel bloedvaten, bijvoorbeeld in de buurt van de tumor.
Hypofarynx
Het onderste deel van de keelholte.
Hypofarynxcarcinoom
Kanker in het onderste deel van de keelholte.
Hypotensie
De bloeddruk is (te) laag.
Hypovasculair
Er zitten weinig bloedvaten, bijvoorbeeld in de buurt van de tumor
Immunotherapie
Een behandeling met medicijnen. Het immuunsysteem krijgt dan een extra zetje en valt de kankercellen aan.
Immuuntherapie
Een behandeling met medicijnen. Het immuunsysteem krijgt dan een extra zetje en valt de kankercellen aan.
Infuusvoeding
Kunstvoeding via een infuus in een bloedvat. De voeding komt direct in het bloed.
Ingroei
Als iets diep in het lichaam doordringt. Invasief kan betekenen dat kanker binnendringt in andere weefsels.
Intramusculair
In de spier.
Intratumorale lymfocyten
Een getal of percentage dat iets zegt over hoe goed de afweercellen de kankercellen aanvallen. Bij een hoog getal zitten er veel afweercellen in de buurt van de kankercellen. Respons betekent reactie.
Intraveneus contrast
Tijdens de scan krijgt de patiënt contrastvloeistof. Dat gebeurt via een bloedvat.
Intraveneuze chemotherapie
Chemotherapie via een infuus. IV betekent intraveneus: in een ader.
Intraveneuze toediening
Medicijnen of vocht komen via een bloedvat in het lichaam.
Invasiediepte
Invasiediepte zegt iets over hoe diep de tumor in het weefsel groeit.
Invasief
Als iets diep in het lichaam doordringt. Invasief kan betekenen dat kanker binnendringt in andere weefsels.
Inwendige bestraling
Bestraling van binnenuit. De arts plaatst radioactief materiaal in het lichaam, dicht bij de tumor. Het radioactieve materiaal geeft straling af. Zo gaan de kankercellen dood.
Inwendige radiotherapie
Bestraling van binnenuit. De arts plaatst radioactief materiaal in het lichaam, dicht bij de tumor. Het radioactieve materiaal geeft straling af. Zo gaan de kankercellen dood.
Irradicale resectie
R2 zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. Bij R2 ziet de arts met het blote oog kankercellen in de randen van het verwijderde weefsel. Dan is de tumor niet helemaal verwijderd.
Jejunuminterpositie
Een nieuwe slokdarm bij slokdarmkanker. Bijvoorbeeld als het bovenste deel van de slokdarm is weggehaald. De arts maakt een nieuwe slokdarm door een deel van de dunne darm te plaatsen tussen de keel en de rest van de slokdarm.
Kaakklem
De mond kan niet meer goed open. Eten, drinken en praten lukt daardoor niet goed. Dit kan komen door (de behandeling van) hoofd-halskanker, maar ook door een ontsteking.
Kaalheid
Het haar valt uit. Bijvoorbeeld door een behandeling bij kanker.
Kanker
Ziekte waarbij de lichaamscellen blijven delen en groeien. Zo ontstaat een kwaadaardige tumor. Kankercellen kunnen uitzaaien naar andere delen van het lichaam.
Karnofsky-score
Getal dat iets zegt over hoe goed iemand voor zichzelf kan zorgen.
Keel
Keelholte
Keelamandelen
Kleine organen die helemaal achter in de keel liggen. Ze zijn belangrijk voor de afweer, vooral bij kinderen.
KI67
Een getal of percentage dat iets zegt over hoe snel de (kanker)cellen delen. Proliferatie betekent groei. Hoe hoger het getal, hoe sneller de kanker groeit.
Kijkonderzoek
Onderzoek om in het lichaam te kijken. De arts gebruikt een dunne buis of slang die via de mond, plasbuis of anus in het lichaam komt. In de slang zit een camera en een lampje.
Klaplong
De long is ingeklapt en er kan geen lucht meer in. Dan is ademen moeilijk en pijnlijk.
Klierstations
Gebied in het lichaam waar veel lymfeklieren bij elkaar liggen. Bijvoorbeeld in de oksels, in de hals, bij het borstbeen, laag in de buik of bij de bovenbenen.
Klieven
Doorsnijden.
Klinische pad
De beschrijving van welke zorg iemand krijgt, en van wie. Voor elke ziekte is het zorgpad anders.
Kortademigheid
Moeite met ademen.
KPS
Getal dat iets zegt over hoe goed iemand voor zichzelf kan zorgen.
Krachtsvermindering
Een zwak gevoel in het hele lichaam. Meestal komt dit door een ernstige ziekte.
Kwaadaardig
Een kwaadaardige tumor is kanker.
Kwaadaardig gezwel
Ziekte waarbij de lichaamscellen blijven delen en groeien. Zo ontstaat een kwaadaardige tumor. Kankercellen kunnen uitzaaien naar andere delen van het lichaam.
Kwadrant
De vier delen van een orgaan, als je een orgaan in vier delen zou verdelen. Met het kwadrant zegt de arts in welk deel van het orgaan de tumor zit.
Laesie
Schade aan weefsel. De oorzaak is een ziekte, wond of behandeling.
Lage bloeddruk
De bloeddruk is (te) laag.
Laryngectomie
Operatie waarbij de arts het strottenhoofd weghaalt. De arts sluit hierbij de luchtweg aan op de huid van de hals.
Larynx
Een orgaan in de hals, tussen de keel en de luchtpijp. Het is belangrijk om te kunnen praten en te kunnen ademhalen. En beschermt de luchtpijp.
Larynxcarcinoom
Strottenhoofdkanker.
Lateraal
Aan de buitenkant of zijkant.
Laterale klieren
Lymfeklieren die aan de buitenkant of zijkant liggen.
Lengterichting
In de lengte.
Lichaamsslagader
Via dit bloedvat komt het bloed vanuit het hart in heel het lichaam.
Locoregionaal
Op de plek van de tumor of om de tumor heen.
Locoregionaal recidief
De tumor is verwijderd, maar komt later weer terug op dezelfde plek.
Lokaal
Plaatselijk. Bijvoorbeeld op de plek van de tumor of van een orgaan.
Lokaal recidief
De tumor is verwijderd, maar komt later weer terug op dezelfde plek.
Lokaal voortgeschreden
De tumor groeit, soms ook in organen die dicht bij de tumor liggen.
Longembolie
Een bloedvat in de longen zit verstopt door een bloedprop. Zo komt er minder bloed in de longen waardoor er minder zuurstof uit de longen kan worden opgenomen.
Longfoto
Een röntgenfoto van de longen.
Longitudinaal
In de lengte.
Longknobbeltje
Knobbeltjes in de longen. Soms is het kanker, maar het kan ook goedaardig zijn.
Longnoduli
Knobbeltjes in de longen. Het kunnen uitzaaiing zijn van kanker, maar dat hoeft niet. Het kunnen bijvoorbeeld ook littekens zijn van een eerdere ontsteking.
Longontsteking
Ontsteking van of in de longen.
Luchtpijp
Bovenste deel van de luchtwegen, tussen het strottenhoofd en de longen. De luchtpijp is een buis waar lucht doorheen stroomt, van de keel naar de longen.
Luchtpijpsnede
Behandeling waarbij de arts via de hals een opening maakt in de luchtpijp. Door deze ingreep komt er toch lucht in de luchtpijp als je niet kunt ademhalen. Je krijgt deze operatie bijvoorbeeld omdat iets de luchtpijp blokkeert, zoals een tumor.
Lymfadenopathie
De lymfeklieren zijn opgezet en groter dan normaal.
Lymfangio-invasieve groei
De tumor groeit door in een bloedvat of een lymfevat. Invasie betekent binnendringen.
Lymfeklierdissectie
Operatie waarbij de arts een groep lymfeklieren verwijdert.
Lymfocytaire respons
Een getal of percentage dat iets zegt over hoe goed de afweercellen de kankercellen aanvallen. Bij een hoog getal zitten er veel afweercellen in de buurt van de kankercellen. Respons betekent reactie.
Lymfoedeem
Het vocht in de lymfevaten kan niet meer wegstromen. Zo ontstaat een zwelling of bult. Bijvoorbeeld in een arm of been.
Lymfogeen
Lymfogeen betekent dat iets via de lymfevaten gaat. Bijvoorbeeld als kanker via de lymfevaten uitzaait.
Lymfovasculaire invasie
Er zitten kankercellen in het bloed of in de lymfe.
Macrometastase
Een grote uitzaaiing, groter dan 2 millimeter. De arts kan de uitzaaiing met het blote oog zien.
Macroscopisch
Groot genoeg om met het blote oog te kunnen zien.
Maligne
Een kwaadaardige tumor is kanker.
Maligne neoplasma
Ziekte waarbij de lichaamscellen blijven delen en groeien. Zo ontstaat een kwaadaardige tumor. Kankercellen kunnen uitzaaien naar andere delen van het lichaam.
Maligniteit
Ziekte waarbij de lichaamscellen blijven delen en groeien. Zo ontstaat een kwaadaardige tumor. Kankercellen kunnen uitzaaien naar andere delen van het lichaam.
Mandibula
Onderkaak.
Mandibulectomie
Operatie waarbij de arts de onderkaak of een deel van de onderkaak weghaalt.
Maxilla
Bovenkaak.
Maxillectomie
Operatie waarbij de arts de bovenkaak of een deel van de bovenkaak verwijdert.
Maxillofaciale prothetiek
Herstellen van delen van het gebit, de kaak of het gezicht met een prothese. Bijvoorbeeld met een kunstkaak of een kunstgebit.
MDO
Overleg tussen verschillende artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners die veel weten over een bepaalde ziekte. Zij kijken samen wat de beste behandeling is voor iemand.
Mediaal
Dichtbij het midden. Bijvoorbeeld het midden van een orgaan.
Mediastinum
De ruimte achter het borstbeen, tussen de beide longen. In deze ruimte liggen onder andere het hart, de luchtpijp, de slokdarm, de aorta.
Metabole activiteit
Wordt vaak gezegd over een PET-scan. Voor de scan krijgt de patiënt radioactieve stof ingespoten. De arts ziet op de scan welke plek in het lichaam de stof opneemt. Op die plek is meer metabole activiteit. Dat kan betekenen dat er kanker zit.
Metabool syndroom
Combinatie van problemen met de stofwisseling: overgewicht, hoge bloeddruk, te hoog cholesterol en te veel vet in het bloed.
Metachrone metastasen
Een uitzaaiing die de arts pas later ontdekt, na de diagnose.
Metastasectomie
Een operatie waarbij de arts de uitzaaiingen verwijdert.
MFP
Herstellen van delen van het gebit, de kaak of het gezicht met een prothese. Bijvoorbeeld met een kunstkaak of een kunstgebit.
MIB1
Een getal of percentage dat iets zegt over hoe snel de (kanker)cellen delen. Proliferatie betekent groei. Hoe hoger het getal, hoe sneller de kanker groeit.
Micrometastase
Kleine uitzaaiing van kanker. De uitzaaiing is alleen te zien onder de microscoop.
Microscoop
Een apparaat dat dingen vergroot. Zo worden kleine dingen zichtbaar. Bijvoorbeeld de cellen in het lichaam.
Minimaal invasief
Een onderzoek of behandeling waar de patiënt zo min mogelijk last van heeft. En waarbij er zo min mogelijk gezond weefsel wordt beschadigt.
Mondholtecarcinoom
Kanker in de mondholte.
Mondslijmvliesontsteking
Ontsteking van het slijmvlies in de mond.
MRI-scan
Onderzoek om foto's te maken van de binnenkant van het lichaam. Op de foto's ziet de arts de organen en weefsels heel precies. En tumoren en uitzaaiingen als die er zijn. De arts bekijkt de foto's op een beeldscherm. Het scan-apparaat bestaat uit een tunnel en werkt met magneten.
Mucosa
Een dunne laag cellen die slijm aanmaken.
Mucosaal melanoom
Een melanoom dat ontstaat in het slijmvlies. Melanoom is een vorm van huidkanker.
Mucus
Slijm aan de binnenkant van sommige organen en holtes. Als een beschermende laag. Mucus wordt gemaakt in de slijmvliezen.
Multidisciplinair overleg
Overleg tussen verschillende artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners die veel weten over een bepaalde ziekte. Zij kijken samen wat de beste behandeling is voor iemand.
Multifocaal
Op meer plekken. Bijvoorbeeld de kanker zit op meer dan 1 plek. Multi betekent meerdere.
Multimorbiditeit
Een bijkomende ziekte, bijvoorbeeld als iemand kanker heeft, maar ook hoge bloeddruk of suikerziekte.
Nasofarynx
Het bovenste deel van de keel, achter de neus.
Nasofarynxcarcinoom
Kanker in het bovenste deel van de keel.
Nasofarynxkanker
Kanker in het bovenste deel van de keel.
Nasolabiale lap
De arts gebruikt weefsel uit de wang om weefsel te vervangen dat bij een operatie is weggehaald.
Necrotiserende otitis externa
Een erge oorontsteking die kan uitbreiden naar ander weefsel. Bijvoorbeeld naar het bot. De ontsteking kan veel weefsel kapot maken.
Nervus accessorius
Deze zenuw is nodig om de schouder op te kunnen trekken.
Nervus acousticus
Deze zenuw is nodig om goed te kunnen horen.
Nervus olfactorius
Deze zenuw is nodig om te kunnen ruiken.
Nervus opticus
Deze zenuw is nodig om te kunnen zien.
Nervus trigeminus
Deze zenuw is nodig om gevoel te hebben in je gezicht. Ook zorgt deze zenuw ervoor dat je kunt kauwen.
Neuropathie
Schade aan de zenuwen in de handen of voeten. Het gevoel aan de uiteinden van de zenuwen verandert. Zo ontstaan pijn, doofheid en/of tintelingen.
Neus-keelholtekanker
Kanker in het bovenste deel van de keel.
Neus-maagsonde
Een sonde is een slangetje. Dit slangetje gaat via de neus en de slokdarm naar de maag. Door het slangetje komen voedsel en medicijnen in de maag.
Neusamandel
Klein orgaan helemaal achter in de neus. Het helpt bij de afweer, vooral bij kinderen.
Neusbijholtekanker
Kanker die ontstaat in een van de neusbijholtes.
Neustussenschot
Kraakbeen tussen de linkerkant en de rechterkant van de neus.
Niet-invasief
Als iets niet in het lichaam doordringt. Bij een niet-invasieve tumor zaait de kanker niet uit en dringt de tumor niet door in andere weefsels.
NMS
Een sonde is een slangetje. Dit slangetje gaat via de neus en de slokdarm naar de maag. Door het slangetje komen voedsel en medicijnen in de maag.
Non-steroidal anti-inflammatory drug
Pijnstillers. Behalve tegen pijn helpen de medicijnen ook tegen ontstekingen. Bijvoorbeeld ibuprofen en diclofenac.
NSAID
Pijnstillers. Behalve tegen pijn helpen de medicijnen ook tegen ontstekingen. Bijvoorbeeld ibuprofen en diclofenac.
Obstipatie
Verstopping van de darmen die lang duurt. De ontlasting is vaak hard en poepen is moeilijk.
Oesophagus
Het kanaal waardoor het eten van je keel naar je maag gaat.
Onderdruk
De onderdruk van de bloeddruk. Dit is het laagste van de getallen bij een bloeddrukmeting.
Onderhoudsbehandeling
Behandeling die volgt op een eerste behandeling. Om de ziekte onder controle te houden of om te voorkomen dat de ziekte terugkomt.
Ontstekingsremmende pijnstillers
Pijnstillers. Behalve tegen pijn helpen de medicijnen ook tegen ontstekingen. Bijvoorbeeld ibuprofen en diclofenac.
Oorspeekselklier
Klier die vlak voor het oor ligt en speeksel maakt.
Operatieve verwijdering
De arts verwijdert weefsel met een operatie.
Orale mucositis
Ontsteking van het slijmvlies van de mond. Bijvoorbeeld door chemotherapie of bestraling. Oraal betekent mond.
Orbitabot
Het bot rondom de oogkas.
ORN
Als bot afsterft na bestraling. Het probleem komt vooral voor in de kaak, na bestraling van het hoofd of de hals.
Orofaciaal fysiotherapeut
Een fysiotherapeut, die helpt bij problemen met de spieren en gewrichten in het hoofd-halsgebied.
Orofarynxcarcinoom
Kanker in het middelste deel van de keelholte. Dat is waar bijvoorbeeld de huig en de amandelen zitten.
Oropharynx
Het middelste deel van de keelholte, waar de amandelen en de huig zitten.
Ossaal
In de botten.
Osteomyelitis
ontsteking van het beenmerg
Osteoradionecrose
Als bot afsterft na bestraling. Het probleem komt vooral voor in de kaak, na bestraling van het hoofd of de hals.
PA-bewezen
De patholoog onderzoekt het weggehaalde weefsel. Dan blijkt dat het inderdaad om een bepaalde ziekte gaat. Bij kanker: als uit weefselonderzoek blijkt dat het kanker is.
PA-gesprek
Gesprek over de uitslag van het weefselonderzoek in het laboratorium. De uitslag staat in een pathologieverslag. De arts legt ook uit wat de uitslag betekent.
Palliatief
Palliatief betekent letterlijk verzachtend. Dan kan iemand niet meer beter worden. Met een palliatieve behandeling wil de arts de klachten verminderen en de ziekte remmen.
Palliatieve zorg
Zorg voor mensen die niet meer beter kunnen worden.
Papel
Een soort puistje. Het ziet eruit als een rood bobbeltje.
Para-aortale lymfeklieren
De lymfeklieren die rond de lichaamsslagader (aorta) liggen.
Paracavale lymfeklieren
De lymfeklieren die rond de grote buikader (vena cava) liggen.
Parenterale voeding
Kunstvoeding via een infuus in een bloedvat. De voeding komt direct in het bloed.
Partieel
Voor een deel. Bijvoorbeeld een deel van een orgaan of een tumor.
Partiële farynxextirpatie
Operatie waarbij de arts een deel van de keelholte weghaalt.
Partiële respons
Na de behandeling is de ziekte voor een deel weg, maar niet helemaal.
Pathologisch bewezen
De patholoog onderzoekt het weggehaalde weefsel. Dan blijkt dat het inderdaad om een bepaalde ziekte gaat. Bij kanker: als uit weefselonderzoek blijkt dat het kanker is.
Pathologische aankleuring
Op een scan van de tumor ziet de arts een afwijking die er anders uitziet dan de rest van het weefsel.
Patient related outcome
Vragenlijst die patiënten kunnen invullen over de gevolgen van de ziekte.
Pectoralis major-lap
De arts gebruikt huid en spierweefsel van de borst om weefsel te vervangen dat bij een operatie is weggehaald.
PET-CT-scan
Een PET-scan en een CT-scan ineen. Vaak is het een onderzoek naar kanker of uitzaaiingen. Voor de scan wordt een radioactieve stof ingespoten. Waar het stofje op de scan te zien is, zit mogelijk kanker.
Pharynx
Keelholte
Pijnstillers
Medicijn tegen de pijn.
Plaatselijk
Plaatselijk. Bijvoorbeeld op de plek van de tumor of van een orgaan.
Platinum-gevoelig
De kanker is gevoelig voor chemotherapie met platinum (cisplatine of carboplatine). Het doel is dat de kankercellen doodgaan door de chemotherapie.
Platinum-resistent
De kanker is niet meer gevoelig voor chemotherapie met platinum (cisplatine of carboplatine). Dat betekent dat de kankercellen niet doodgaan door platinum.
Plaveiselcelcarcinoom
Kanker die ontstaat in plaveiselcellen. Deze cellen zitten in de huid, in de longen, in het hoofd en de hals.
Plaveiselcelkanker
Kanker die ontstaat in plaveiselcellen. Deze cellen zitten in de huid, in de longen, in het hoofd en de hals.
Pleuravocht
Vocht in de ruimte tussen de beide longvliezen. Normaal zit hier geen vocht. Het kan ontstaan door kanker op het longvlies, maar ook door bijvoorbeeld een ontsteking.
PM-lap
De arts gebruikt huid en spierweefsel van de borst om weefsel te vervangen dat bij een operatie is weggehaald.
Pneumonie
Ontsteking van of in de longen.
Pneumothorax
De long is ingeklapt en er kan geen lucht meer in. Dan is ademen moeilijk en pijnlijk.
Poliepectomie
Een ingreep waarbij de arts een poliep verwijdert. Bijvoorbeeld een operatie.
Poliepverwijdering
Een ingreep waarbij de arts een poliep verwijdert. Bijvoorbeeld een operatie.
Poortwachterklier
Als kanker uitzaait naar de lymfeklieren is de schildwachtklier de eerste klier waar de uitzaaiingen zitten.
PORT
Bestraling ná een operatie.
Positieve lymfeklieren
Er zitten kankercellen in de lymfeklieren.
Post-operatieve bestraling
Bestraling ná een operatie.
Post-operatieve radiotherapie
Bestraling ná een operatie.
Premature menopauze
Als een vrouw voor haar 40e in de overgang komt.
Proliferatie
Een getal of percentage dat iets zegt over hoe snel de (kanker)cellen delen. Proliferatie betekent groei. Hoe hoger het getal, hoe sneller de kanker groeit.
Proliferatiemarker
Een getal of percentage dat iets zegt over hoe snel de (kanker)cellen delen. Proliferatie betekent groei. Hoe hoger het getal, hoe sneller de kanker groeit.
Protonenbestraling
Behandeling van kanker door bestraling met protonen. Met protonentherapie kan de arts de tumor heel gericht bestralen. Daardoor is de kans op bijwerkingen kleiner.
Protonentherapie
Behandeling van kanker door bestraling met protonen. Met protonentherapie kan de arts de tumor heel gericht bestralen. Daardoor is de kans op bijwerkingen kleiner.
Proximaal
Dichter bij het midden van het lichaam. Bijvoorbeeld: ‘De schouder ligt proximaal van de hand’ betekent: de schouder ligt dichter bij het midden van het lichaam dan de hand.
PTNM
TNM zegt iets over het stadium en de ernst van de kanker. T gaat over de grootte van de tumor, N gaat over uitzaaiingen in de lymfeklieren, M gaat over uitzaaiingen op een andere plek in het lichaam. De ‘p’ betekent dat de patholoog de TNM-score geeft na onderzoek van het weefsel.
Pulmonale noduli
Knobbeltjes in de longen. Soms is het kanker, maar het kan ook goedaardig zijn.
R0-resectie
R0 zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. Bij R0 zitten er geen kankercellen in de randen van het verwijderde weefsel.
R1-resectie
R1 zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. Bij R1 zitten er kankercellen in de randen van het verwijderde weefsel. Dat is alleen te zien onder een microscoop. Dan zijn niet alle kankercellen uit het lichaam verwijderd.
R2-resectie
R2 zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. Bij R2 ziet de arts met het blote oog kankercellen in de randen van het verwijderde weefsel. Dan is de tumor niet helemaal verwijderd.
Radialis lap
De arts gebruikt huid en bloedvaten uit de onderarm om weefsel te vervangen dat bij een operatie is weggehaald.
Radiatie-geïnduceerd
Een bijwerking of klacht door de bestraling.
Radiatiemucositis
Ontsteking van het slijmvlies door bestraling.
Radiatieschade
Schade aan het lichaam door de bestraling.
Radicale resectie
R0 zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. Bij R0 zitten er geen kankercellen in de randen van het verwijderde weefsel.
Radicaliteit
Een maat om aan te geven of er nog kankercellen in de snijranden zitten. Snijranden zijn de buitenste randen van het weggehaalde weefsel. Radicaal verwijderd betekent dat de snijranden schoon zijn, en de hele tumor is weggehaald.
Radiotherapie
De behandeling van kanker met straling. Het doel is om de kankercellen doden. Bestraling is plaatselijk. Alleen de plek waar de tumor zit, wordt bestraald.
Raucedo
Een probleem waardoor de stem niet meer helder klinkt maar hees of schor. Soms is de stem helemaal weg.
Reactie
Het effect van een behandeling op de ziekte. Het geeft aan of de behandeling werkt.
Reactief
Reactie van weefsel. Bijvoorbeeld: de huid wordt rood na een muggensteek.
Recidief
Een ziekte keert terug na de behandeling. Bijvoorbeeld kanker.
Regressie
Bij regressie wordt de ziekte minder. Bijvoorbeeld: de tumor wordt kleiner of de klachten verdwijnen.
Regressiegraad
Bij regressie wordt de ziekte minder. Als veel van de kankercellen doodgaan door de behandeling, is de regressiegraad hoog.
Remissie
De ziekte is voorbij of de patiënt heeft er tijdelijk minder last van.
Representatief
De arts haalt een stukje van de tumor weg voor onderzoek. Als de rest van de tumor op dit stukje lijkt, is het stukje representatief.
Resectie
De arts verwijdert weefsel met een operatie.
Resectiemarge
De afstand tussen de tumor en de rand van het verwijderde weefsel. Resectiemarge zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. De arts wil altijd een grote resectiemarge.
Resectievlak
De buitenrand van het weefsel dat de arts verwijdert.
Residu
Er blijft iets achter. Bijvoorbeeld een deel van de tumor.
Respons
Het effect van een behandeling op de ziekte. Het geeft aan of de behandeling werkt.
Responsbeoordeling
De arts bekijkt of de behandeling werkt.
Responsevaluatie
De arts bekijkt of de behandeling werkt.
Restlaesie
Een deel van de tumor is achtergebleven in het lichaam.
Revisie
Opnieuw kijken naar de resultaten van een onderzoek.
Risico-organen
Bij bestraling krijgen organen die in de buurt van de tumor liggen ook straling. Door de bestraling kan schade ontstaan. Daarom heten het de risico-organen.
Rode plek
De huid of het weefsel wordt rood. Dit duurt meestal maar kort.
Roesje
Een slaapmiddel of pijnstilling om te ontspannen. Zo heeft de patiënt minder last van een onderzoek of behandeling.
RT
De behandeling van kanker met straling. Het doel is om de kankercellen doden. Bestraling is plaatselijk. Alleen de plek waar de tumor zit, wordt bestraald.
RTx
De behandeling van kanker met straling. Het doel is om de kankercellen doden. Bestraling is plaatselijk. Alleen de plek waar de tumor zit, wordt bestraald.
Ruggenprik
Pijnstilling via een prik of infuus in de rug. Zo verdooft de arts een deel van het lichaam.
Samen beslissen
De patiënt beslist samen met de zorgverlener welke behandeling het beste past.
Schildklieroperatie
Operatie waarbij de arts de schildklier of een deel van de schildklier weghaalt.
Schildwachtklier
Als kanker uitzaait naar de lymfeklieren is de schildwachtklier de eerste klier waar de uitzaaiingen zitten.
Schildwachtklierprocedure
Operatie waarbij de arts de schildwachtklier verwijdert, om te onderzoeken of er uitzaaiingen zijn. Zo ontdekt de arts uitzaaiingen zo vroeg mogelijk.
SDM
De patiënt beslist samen met de zorgverlener welke behandeling het beste past.
Second opinion
Een tweede mening over de diagnose of behandeling. Het is de mening of het advies van een andere arts, in een ander ziekenhuis.
Secundaire plaatsing stemprothese
De arts plaatst de stemprothese ná de operatie. Een stemprothese is een spraakknoopje in de luchtpijp waarmee je kunt praten.
Sedatie
Een slaapmiddel of pijnstilling om te ontspannen. Zo heeft de patiënt minder last van een onderzoek of behandeling.
Sentinel node
Als kanker uitzaait naar de lymfeklieren is de schildwachtklier de eerste klier waar de uitzaaiingen zitten.
Sentinel node biopsy
Operatie waarbij de arts de schildwachtklier verwijdert, om te onderzoeken of er uitzaaiingen zijn. Zo ontdekt de arts uitzaaiingen zo vroeg mogelijk.
Septum nasi
Kraakbeen tussen de linkerkant en de rechterkant van de neus.
Sequentiële chemoradiatie
Een behandeling van kanker waarbij iemand eerst chemotherapie krijgt en dan bestraling. Of andersom: eerst bestraling en dan chemotherapie. Sequentieel betekent eerst het ene, dan het andere.
Sequester verwijdering
Operatie waarbij de arts dood botweefsel weghaalt.
Sequestrotomie mandibula
Operatie waarbij de arts een afgestorven deel van de kaak weghaalt.
Seroom
Zwelling met veel vocht na een operatie. Soms is het nodig om het vocht weg te halen met een punctie.
Shared Decision Making
De patiënt beslist samen met de zorgverlener welke behandeling het beste past.
Sinus
Holte met 1 uitgang. Meestal bedoelt de arts de neusbijholten: holle ruimtes in het gezicht, boven en naast de neus.
Slijm
Slijm aan de binnenkant van sommige organen en holtes. Als een beschermende laag. Mucus wordt gemaakt in de slijmvliezen.
Slijmvliezen
Een dunne laag cellen die slijm aanmaken.
Slikproblemen
Het eten en/of drinken kan niet goed worden doorgeslikt.
Slikstoornis
Het eten en/of drinken kan niet goed worden doorgeslikt.
Slokdarm
Het kanaal waardoor het eten van je keel naar je maag gaat.
SNB
Operatie waarbij de arts de schildwachtklier verwijdert, om te onderzoeken of er uitzaaiingen zijn. Zo ontdekt de arts uitzaaiingen zo vroeg mogelijk.
Snijrand
De buitenrand van het weefsel dat de arts verwijdert.
Snijvlak
De buitenrand van het weefsel dat de arts verwijdert.
Snijvlak niet vrij
R2 zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. Bij R2 ziet de arts met het blote oog kankercellen in de randen van het verwijderde weefsel. Dan is de tumor niet helemaal verwijderd.
Snijvlak vrij
R0 zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. Bij R0 zitten er geen kankercellen in de randen van het verwijderde weefsel.
Solitaire metastase
Eén enkele uitzaaiing.
Sondevoeding
Kunstvoeding die via een slangetje in de maag komt. Zo krijgt iemand die onvoldoende of niet gevarieerd genoeg eet toch genoeg voedingsstoffen binnen.
Spierpijn
Pijn aan de spieren.
Spraakversterker
Een apparaat waarmee je kunt praten als bij een operatie het strottenhoofd is weggehaald.
Status na
Beschrijving van wat er in het verleden is gebeurd met de gezondheid. Bijvoorbeeld ‘status na longontsteking’ betekent dat iemand in het verleden een longontsteking heeft gehad.
Stemprothese
Een spraakknoopje in de luchtpijp waarmee je kunt praten.
Stemspleet
De combinatie van de stembanden en de ruimte daartussen.
Stemversterker
Een apparaat waarmee je kunt praten als bij een operatie het strottenhoofd is weggehaald.
Stent
Een hol buisje dat kan helpen bij een verstopping. Het buisje zorgt ervoor dat er een opening blijft.
Stoelgang
Poepen.
Stomatitis
Ontsteking van het slijmvlies in de mond.
Stroma
Bindweefsel dat zorgt voor stevigheid van een orgaan.
Strottenhoofd
Een orgaan in de hals, tussen de keel en de luchtpijp. Het is belangrijk om te kunnen praten en te kunnen ademhalen. En beschermt de luchtpijp.
Strottenhoofdverwijdering
Operatie waarbij de arts het strottenhoofd weghaalt. De arts sluit hierbij de luchtweg aan op de huid van de hals.
Subglottis
Het gebied net onder de stembanden, in de luchtpijp.
Supportive care
Zorg voor mensen die niet meer beter kunnen worden. Het gaat om een behandeling die de klachten vermindert. En de gevolgen van de ziekte verzacht. De ziekte zelf wordt hierdoor niet geremd.
Suspect
Iets ziet er anders uit dan normaal. De arts kan denken dat het kanker is, maar het kan ook iets anders zijn.
Synchrone metastasen
Uitzaaiingen van kanker die er al zijn als de patiënt de diagnose krijgt.
Synechiae
Verklevingen.
Systeemtherapie
Een behandeling die door het hele lichaam gaat. Zoals chemotherapie, doelgerichte therapie of immunotherapie bij kanker.
Systemische therapie
Een behandeling die door het hele lichaam gaat. Zoals chemotherapie, doelgerichte therapie of immunotherapie bij kanker.
Systolische bloeddruk
De bovendruk van de bloeddruk. Dit is het hoogste van de getallen bij een bloeddrukmeting.
Targeted therapy
Een behandeling tegen kanker. De medicijnen remmen de signalen die de cellen nodig hebben om te kunnen groeien. Dan stopt de groei van de tumor.
Thoraxfoto
Een röntgenfoto van de longen.
Thoraxscan
CT-scan van de borstkas. Met dit onderzoek zijn organen en weefsels in de borstkas heel precies te zien.
Thyreoïdectomie
Operatie waarbij de arts de schildklier of een deel van de schildklier weghaalt.
TLE
Operatie waarbij de arts het strottenhoofd weghaalt. De arts sluit hierbij de luchtweg aan op de huid van de hals.
Tongbasis
Het achterste deel van de tong, waar de keel begint.
Tonsillen
Kleine organen die helemaal achter in de keel liggen. Ze zijn belangrijk voor de afweer, vooral bij kinderen.
Tonsillitis
Ontsteking van de keelamandelen.
Totale larynxextirpatie
Operatie waarbij de arts het strottenhoofd weghaalt. De arts sluit hierbij de luchtweg aan op de huid van de hals.
Toxiciteit
Schadelijke of giftige bijwerking van een medicijn of behandeling.
Tracer
Radioactieve vloeistof die kankercellen zichtbaar maakt. Bijvoorbeeld bij een PET-CT-scan.
Trachea
Bovenste deel van de luchtwegen, tussen het strottenhoofd en de longen. De luchtpijp is een buis waar lucht doorheen stroomt, van de keel naar de longen.
Tracheotomie
Behandeling waarbij de arts via de hals een opening maakt in de luchtpijp. Door deze ingreep komt er toch lucht in de luchtpijp als je niet kunt ademhalen. Je krijgt deze operatie bijvoorbeeld omdat iets de luchtpijp blokkeert, zoals een tumor.
TRG
Bij regressie wordt de ziekte minder. Als veel van de kankercellen doodgaan door de behandeling, is de regressiegraad hoog.
Trismus
De mond kan niet meer goed open. Eten, drinken en praten lukt daardoor niet goed. Dit kan komen door (de behandeling van) hoofd-halskanker, maar ook door een ontsteking.
Trombo-embolische complicaties
Een bloedprop blokkeert een bloedvat. Daardoor ontstaan problemen.
Trombocytopenie
Te weinig bloedplaatjes. Dan ontstaan er soms spontane bloedingen of blauwe plekken.
Trombopenie
Te weinig bloedplaatjes. Dan ontstaan er soms spontane bloedingen of blauwe plekken.
Trombose
Er zit een bloedprop in een bloedvat. Dan kan het bloed niet meer doorstromen.
Tromboseprofylaxe
Medicijn om te voorkomen dat er bloedstolsels ontstaan. Een bloedstolsel kan een bloedvat verstoppen. Dan heeft iemand trombose.
Tumorgraad
Kankercellen en gezonde cellen kunnen op elkaar lijken, of juist niet. Als de kankercellen helemaal niet meer op gezonde cellen lijken, is de differentiatiegraad hoog. Dan groeit de tumor sneller en is er meer kans op uitzaaiingen.
Tumor regression grade
Bij regressie wordt de ziekte minder. Als veel van de kankercellen doodgaan door de behandeling, is de regressiegraad hoog.
Tumorvrije marge
De afstand tussen de tumor en de rand van het verwijderde weefsel. Resectiemarge zegt iets over hoe goed de arts de tumor heeft kunnen verwijderen. De arts wil altijd een grote resectiemarge.
Tweede mening
Een tweede mening over de diagnose of behandeling. Het is de mening of het advies van een andere arts, in een ander ziekenhuis.
Uitdroging
Te weinig vocht in het lichaam.
Uitzaaiingen op afstand
Een uitzaaiing van de tumor. De uitzaaiing zit niet in de buurt van de tumor maar op een andere plek in het lichaam.
Unifocaal
Iets zit op 1 plek. Bijvoorbeeld: de kanker zit op 1 plek.
Uvula
Deel van het zachte gehemelte. Bij een open mond zie je dit achteraan hangen, net boven de tong.
Vaatafsluiting
Er zit een bloedprop in een bloedvat. Dan kan het bloed niet meer doorstromen.
Vallecula epiglottica
Ruimte achter in de mond. Tussen het strotklepje en de tong.
Vascularisatie
Als er bloedvaten ontstaan op een plek in het lichaam. Zo krijgt die plek bloed. Bijvoorbeeld een tumor.
Verdacht
Iets ziet er anders uit dan normaal. De arts kan denken dat het kanker is, maar het kan ook iets anders zijn.
Vergrote lymfeklier
De lymfeklieren zijn opgezet en groter dan normaal.
Verhoogde bloedingsneiging
Spontane bloedingen omdat er te weinig bloedplaatjes zijn.
Verhoogde spierspanning
De spanning in de spieren is (te) hoog.
Verruceus carcinoom
Kanker die ontstaat in de huidcellen. De tumor lijkt op een wratje. Een verruceus carcinoom komt onder andere voor in de mondholte of het strottenhoofd.
Verstopping
Verstopping van de darmen die lang duurt. De ontlasting is vaak hard en poepen is moeilijk.
Vervroegde overgang
Als een vrouw voor haar 40e in de overgang komt.
Verwijdering van het strottenhoofd
Operatie waarbij de arts het strottenhoofd weghaalt. De arts sluit hierbij de luchtweg aan op de huid van de hals.
Vestibulum nasi
Het voorste deel van de binnenkant van de neus, direct achter de neusgaten.
Vocht achter de longen
Vocht in de ruimte tussen de beide longvliezen. Normaal zit hier geen vocht. Het kan ontstaan door kanker op het longvlies, maar ook door bijvoorbeeld een ontsteking.
Vochtretentie
Het lichaam houdt te veel vocht vast.
Voorgeschiedenis
De geschiedenis van de patiënt. Vooral welke ziektes iemand heeft gehad.
Vrije lap
Bij een operatie haalt de arts weefsel weg. Soms is daarna een reconstructie nodig. Bij een reconstructie vervangt de arts weefsel dat is weggehaald tijdens een operatie door weefsel van een andere plek van het lichaam. Dat weefsel van een andere plek van het lichaam heet de vrije lap. ‘Vrij’ betekent dat het weefsel helemaal los is van de plek waar het eerst zat.
Weefselonderzoek
Onderzoek van weefsel onder de microscoop.
Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst
Een wet waarin alle rechten en plichten van de patiënt staan.
WGBO
Een wet waarin alle rechten en plichten van de patiënt staan.
WHO performance status
Getal dat iets zegt over de conditie en hoe goed iemand voor zichzelf kan zorgen. De score loopt van 0 tot 4. Bij 0 is de conditie goed, bij 4 slecht.
WHO PS
Getal dat iets zegt over de conditie en hoe goed iemand voor zichzelf kan zorgen. De score loopt van 0 tot 4. Bij 0 is de conditie goed, bij 4 slecht.
Wondvochtophoping
Zwelling met veel vocht na een operatie. Soms is het nodig om het vocht weg te halen met een punctie.
Xerostomie
Een droge mond.
YcTNM
Een score die iets zegt over het stadium van de kanker ná een voorbehandeling (vaak chemotherapie), maar vóór de operatie.
Zenuwschade
Schade aan de zenuwen in de handen of voeten. Het gevoel aan de uiteinden van de zenuwen verandert. Zo ontstaan pijn, doofheid en/of tintelingen.
Ziektegeschiedenis
De patiënt vertelt de arts over de geschiedenis van de ziekte. De arts stelt vragen om meer te weten te komen over de klachten.
Ziektevrije overleving
Schatting van het aantal jaren dat een patiënt zal leven zonder dat de ziekte terugkomt.
Zorgpad
De beschrijving van welke zorg iemand krijgt, en van wie. Voor elke ziekte is het zorgpad anders.
Zwakte
Een zwak gevoel in het hele lichaam. Meestal komt dit door een ernstige ziekte.
Feedback op het woordenboek
Heb je suggesties voor aanvullingen op het woordenboek? Laat het ons weten! Dan kan via het blok 'Heb je gevonden wat je zocht?' onderaan deze pagina.
Voor zorgprofessionals
Kanker.nl ontwikkelt de woordenboeken volgens een zorgvuldig proces en deelt ze graag met andere organisaties. Lees meer over onze werkwijze, samenwerkingen en mogelijke integratie op de pagina voor zorgprofessionals.