Operatie bij galwegkanker
Deze informatie is gecontroleerd door deskundigen.
Naar colofonAls je geen uitzaaiingen hebt, kan de arts je misschien opereren en de tumor weghalen. Met een operatie kun je soms genezen van galwegkanker. Een operatie is een zware behandeling. Je hoort van je arts of je in aanmerking komt voor een operatie.
De operatie gebeurt meestal via een grote snee in je buik, en soms met een kijkoperatie. Je gaat voor de operatie onder narcose. Operaties bij galwegkanker zijn ingewikkeld. Je moet daarvoor naar een gespecialiseerd ziekenhuis.
Kom je in aanmerking voor een operatie bij galwegkanker? Dan krijg je vanuit het ziekenhuis uitgebreide informatie mee over de operatie en de tijd erna.
Lees op deze pagina over:
- Meestal geen operatie bij galwegkanker
- Operatie bij perihilaire en intrahepatische galwegkanker
- Whipple-operatie bij distale galwegkanker
- Complicaties en gevolgen van de operatie bij galwegkanker
Meestal geen operatie bij galwegkanker
Bij galwegkanker krijg je meestal geen operatie. Omdat je uitzaaiingen hebt of omdat de kanker groeit in andere organen of in je grote bloedvaten. Dan kan de arts de tumor meestal niet makkelijk weghalen. Ook komt het voor dat de arts pas tijdens de operatie uitzaaiingen ontdekt, of ziet dat de tumor vastzit in bloedvaten. Als dat het geval is, kan de operatie toch niet doorgaan. Je arts stelt dan een andere behandeling voor.
Operatie bij perihilaire en intrahepatische galwegkanker
Heb je perihilaire of intrahepatische galwegkanker? Dan kun je misschien een operatie krijgen waarbij de arts de tumor weghaalt. Ook haalt de arts de lymfeklieren weg die rond de galwegen liggen. Want de kans bestaat dat er uitzaaiingen in zitten, ook al is dat nog niet te zien.
Verwijderen van een deel van de lever
Bij intrahepatische galwegkanker zit de tumor in de galweg in je lever. Perihilaire galwegkanker zit in de galweg net buiten je lever. Bij deze vormen van galwegkanker haalt de arts ook een deel van je lever weg bij de operatie. Welk deel de arts weghaalt, ligt aan de plek van de tumor. Het weghalen van een helft van de lever heet een hemihepatectomie.
Bij perihilaire galwegkanker maakt de arts ook een nieuwe verbinding tussen de galweg en de dunne darm.
De lever die overblijft heet de ‘restlever’. In een paar weken groeit de lever meestal weer aan. En kan de lever weer goed werken. Soms werkt je lever voor de operatie niet goed genoeg om een deel te kunnen weghalen omdat er dan te weinig overblijft. Dan krijg je voor de operatie een vena porta embolisatie.
Whipple-operatie bij distale galwegkanker
Bij distale galwegkanker zit de tumor in het laatste deel van je galwegen. Dit deel van de galweg loopt door de alvleesklier. Er zijn verschillende operaties mogelijk die erg op elkaar lijken. In de volksmond heet de operatie bij distale galwegkanker een Whipple-operatie. Je arts legt de operatie aan je uit.
Tijdens de operatie haalt de arts een aantal organen weg:
- de kop van de alvleesklier
- de galblaas
- een deel van de galwegen
- een deel van de dunne darm (de twaalfvingerige darm: het duodenum)
- de lymfeklieren in en rondom het operatiegebied
- een deel van de maag, en soms de sluitspier van de maag (de pylorus)
Welke operatie je krijgt, hangt af van waar de tumor precies zit. Alle operaties gebeuren via een snee in je buik.
Complicaties en gevolgen van de operatie bij galwegkanker
Voor de operatie bespreekt de arts de gevolgen en de mogelijke complicaties van de operatie met je. Elke operatie geeft risico op complicaties. Zoals een longontsteking of een bloeding. Dat geldt dus ook voor de operaties bij galwegkanker.
Na de operatie kun je last krijgen van een nabloeding, van een ontsteking van de wond of van een abces in je buik. Krijg je deze problemen (complicaties), dan lig je meestal nog in het ziekenhuis. Je krijgt dan een behandeling om de complicatie op te lossen.
De belangrijkste risico’s van de operatie bij galwegkanker zijn:
- Je lever werkt niet goed: soms haalt de arts een deel van je lever weg bij de operatie. Het deel dat overblijft, de restlever, groeit soms niet goed meer aan. Dan kun je leverfalen krijgen. Je lever werkt dan niet meer.
- Naadlekkage: tijdens de operatie haalt de arts een aantal organen of delen daarvan weg. De arts maakt de achtergebleven delen van de organen weer aan elkaar vast. De naden waar de organen aan elkaar zitten, genezen soms niet goed en kunnen gaan lekken. Dat heet een naadlekkage. Hierdoor kun je een ontsteking krijgen in je buik, waar je erg ziek van kunt worden. Soms is een nieuwe operatie nodig om de lekkage te stoppen.
- Lekkage van lymfevocht. Als een lymfevat beschadigt tijdens de operatie, kan het lymfevocht eruit lekken. Artsen noemen dit ook wel een chyluslekkage.
- Problemen met eten: soms kun je na de operatie zelf niet voldoende eten. Je krijgt dan tijdelijk sondevoeding. Dat gaat via een slangetje door je neus.
- Een misselijk gevoel: direct na de operatie kunnen je maag en je darmen minder goed werken. Je kunt misselijk worden of een opgeblazen gevoel hebben.
- Je krijgt diabetes en je moet insuline gebruiken.