De dag dat alles anders werd

In de kerstvakantie, tijdens een rustig avondmaal met mijn ouders, bracht ik het onderwerp ter sprake dat ik al een tijd met me mee droeg, maar waarvan ik geen idee had hoe ik het moest delen. “Mamma, papa… mijn linker teelbal is hard geworden,” zei ik, mijn stem wat haperend. Het was meer dan een half jaar geleden dat ik in mijn “zaakje” getrapt was, en sindsdien had die linkerteelbal zich een vreemde, verharde knobbeltje gevormd, alsof mijn lichaam zijn eigen geheimen begon te bewaren. Mijn schaamte was enorm. Je praat immers niet dagelijks met je ouders over het functioneren van je penis, laat staan als het om iets gaat dat je zo weinig begrijpt en waarvan je niet weet wat het betekent. Toch moest ik het zeggen, want ik voelde dat er iets niet goed zat.

Mijn ouders reageerden meteen. De volgende dag stond ik bij de huisarts. Daar lag ik dan, in een steriel wit kamertje, met mijn lichaam onbedekt op een behandelbank,. De geur van antiseptica hing zwaar in de lucht, en de stilte was bijna beklemmend. De huisarts begon voorzichtig mijn twee teelballen te onderzoeken. Toen hij bij de linker bleef hangen, voelde hij een verdikking – de grootte van een golfballetje. Het was onmiskenbaar. "Ruurd," zei hij kalm, "je moet naar de uroloog voor een echo. Maak je geen zorgen, het kan van alles zijn. Doe je broek maar weer omhoog, dan schrijf ik de verwijzing." Het was gek. Ik voelde de spanning in de kamer, alsof het onvermijdelijke moment van antwoorden al begonnen was.

Voordat ik thuis was, had het ziekenhuis al gebeld. Het moest snel gaan. Ik was zeventien jaar oud en blijkbaar handelen artsen sneller bij een verdikte teelbaal. De avond ervoor was ik nog in de stad geweest, uitgedost en uitgelaten, had ik samen met vrienden gelachen en een satékroket gegeten bij de Febo om vier uur 's nachts, zonder enig idee dat ik de volgende dag een echo van mijn teelbal moest laten maken. Hoe absurd het ook klinkt, dat contrast blijft in mijn geheugen gegrift: van de vrijheid van een avondje uit naar het besef dat er iets mis was met mijn lichaam.

Daar lag ik dan, voor de tweede keer op één dag, in hetzelfde kwetsbare, onzekere scenario, maar nu niet alleen in een kamertje van de huisarts. De koude gel gleed over mijn huid, terwijl ik op het scherm van de echo keek, totaal niet begrijpend wat ik zag. Het was de eerste keer dat ik iets als dit in mijn eigen lichaam zag. De beelden flitsten voorbij, maar het was duidelijk: het weefsel in de scan zag er anders uit. Het voelde als een donker voorgevoel. De dokter sprak kalm, maar ik voelde een golf van bezorgdheid omhoog komen. Ik dacht nog steeds dat het wel goed zou komen, dat het vast niets ernstigs zou zijn. Ik had immers geen pijn, toch?

Maar die naïeve gedachte verdween snel toen ik samen met mijn moeder bij de uroloog zat voor het uitslaggesprek. De dokter keek me aan, zijn gezicht strak maar beheerst. "Ik heb slecht nieuws," zei hij. "Je hebt een tumor in je teelbal." Die woorden sloegen in als een bom. Het was net alsof de vloer onder me wegzakte. "Morgen gaat een collega van mij je teelbal verwijderen en daarna opsturen voor onderzoek. Je hebt twee soorten tumoren: een seminoom en een non-seminoom. Wij moeten onderzoeken wat jij precies hebt." Ik voelde een koude rilling over mijn rug. De shock was zo groot dat ik niet meteen wist hoe ik moest reageren. Toen brak ik. Tranend, boos, machteloos. "Ik ga echt niet met een kale kop door het leven," schreeuwde ik tegen de dokter, het leek wel of ik al die maanden van onzekerheid in één explosie losliet. De gedachte aan chemotherapie was nu ineens concreet, niet meer iets wat je in films zag, maar een onvermijdelijke realiteit.

De volgende ochtend stond ik al vroeg in het ziekenhuis voor de ingreep. De oude, maar uiterst vriendelijke uroloog legde me uit wat er zou gebeuren. Er zouden twee kleine sneetjes in mijn onderbuik worden gemaakt, en via scopie zou de teelbal worden verwijderd. Ik zou er niets van merken, zei hij geruststellend, want ik zou onder algehele narcose worden gebracht. Maar toen de narcose me in een diepe slaap bracht, voelde ik een vreemd soort afstand tussen mijn lichaam en mijn geest – alsof ik niet helemaal in controle was van wat er zou komen.

Een paar uur later werd ik wakker op de uitslaapkamer, zonder een teelbal. Het was alsof er iets van me was weggenomen, en toch voelde ik me tegelijkertijd vreemd verlicht. Het herstel was snel, maar het nieuws was allesbehalve goed. De uroloog kwam langs en vertelde me dat de ingreep goed was verlopen. Hij voelde aan de structuur van het weefsel en vermoedde dat het om een non-seminoom ging – een kwaadaardige tumor. Dat was niet wat ik wilde horen. Een non-seminoom betekent niet alleen dat de tumor kanker is, maar dat er ook de mogelijkheid van uitzaaiingen is. Uitzaaiingen die, zo werd mij verteld, niet te behandelen zouden zijn in het Medisch Centrum Leeuwarden.

Thuis was het stil. Mijn ouders waren zichtbaar gespannen, mijn moeder was in de war, maar haar liefde voor mij was onmiskenbaar. Er is niets erger dan hulpeloos toekijken naar een kind dat ziek is, en dat was precies wat ze voelden. Een paar dagen later moest ik door de CT-scan om te onderzoeken of er uitzaaiingen waren. Het was toen dat het echte drama begon. De scan toonde uitzaaiingen in mijn longen, en er was ook een klein vlekje te zien in mijn lever. De diagnose was nu duidelijk: het was een non-seminoom kiemceltumor. Het was een moment van volledige overgave. Alles voelde plotseling zo fragiel, zo onzeker. Ik zou doorverwezen worden naar het UMCG voor verdere behandeling, maar het gevoel van verlies en angst bleef hangen. Mijn leven zou nooit meer hetzelfde zijn.

Wordt vervolgd...

5 reacties