‘Gelukkig heb je je wenkbrauwen nog.’ Wat je wel en niet moet zeggen tegen kankerpatiënten

Openbaar gesprek
6 december 2020 om 09.53,
gewijzigd 11 december 2020 om 06.52
1255 x gelezen

Het onderstaande artikel is, ingekort, overgenomen uit de Volkskrant van 5 december 2020                     

Wie ernstig ziek wordt, krijgt veel misschien goedbedoelde maar toch lompe of onhandige opmerkingen te verduren. Waarom vinden we het zo moeilijk om met kankerpatiënten te praten? Ruim 25 jaar lang bestond zijn werk uit praten met kankerpatiënten en gaandeweg begon internist-oncoloog Erik Muller in veel van hun verhalen iets op te vallen. Jarenlang noteerde hij een heleboel van die uitspraken snel op een receptenbriefje. 

‘Ik ken iemand die ook was opgegeven maar die heeft het toch gered.’

‘Ik ga cannabisolie voor je regelen.’

‘Ik zou maar uitkijken met die Taxol, want mijn buurvrouw ging kruipend door het huis.’

‘Je wordt vast beter, ze zijn zo knap tegenwoordig.’

‘Je kunt wel zien dat je ziek bent want je ziet er niet uit, maar gelukkig heb je je wenkbrauwen nog.’ (Tegen een patiënt die kaal was door de chemo)

Natuurlijk zijn de bedoelingen achter dat soort uitspraken meestal goed, erkent hij, dus wat zou het? Maar na ruim twee decennia patiëntenzorg, met vele honderden, vaak intense gesprekken, weet Muller hoeveel last patiënten kunnen hebben van één domme opmerking, sterker: vriendschappen kunnen erdoor verwateren, families raken soms gebrouilleerd. Zijn observaties zijn van toepassing op iedereen die in zijn leven met ziekte en dood te maken krijgt, op ons allemaal in feite. ‘Als we succes willen delen, dan is geen tafel te groot, maar als het moeilijk wordt, zijn we stumperds.’

Daarom heeft hij het plan opgevat om er een boek over te schrijven, stof tot nadenken over communicatie in tijden van leed. De titel zwerft al lang door zijn hoofd: ‘Wat zie je er goed uit!’ Omdat zijn patiënten dat zó vaak te horen kregen en omdat die ene uitroep lijkt samen te vatten wat er zo vaak misgaat. ‘Het is goedbedoeld, maar het valt verkeerd. Het wordt door patiënten opgevat als een miskenning, je kunt daarna eigenlijk niet meer zeggen dat je je beroerd voelt. Ik had een patiënt die me zei: zo gek, voordat ik ziek werd zei nooit iemand dat ik er goed uitzag, maar nu opeens de één na de ander.’

‘Verkeerde opmerkingen komen meestal voort uit onhandigheid, ongemak en gebrek aan ervaring.’ Het idee voor zijn boek komt daarom óók voort uit mededogen met al die stumperds, tot wie hij zichzelf net zo goed rekent. ‘Bij problemen of verdriet reageren sommige mensen van nature goed, anderen moeten het leren en ik behoor tot die laatste groep. Daardoor was ik waarschijnlijk alert op het onderwerp.’

Inmiddels weet hij dat je gewoon kunt leren wat je beter niet kunt zeggen en wat juist wel.

WAT ZEG JE NIET? EEN ERGERNIS-TOP 10 BEZORGD DOOR ONCOLOOG MULLER

Eigen ervaringen delen: ‘Mijn tante heeft ook kanker.’

Ongevraagd advies geven over leefstijl: ‘Weet je wat jij moet doen? Kurkuma/ cannabisolie/ biologische groenten/ het noni-drankje nemen.’

En daar vervolgens op terugkomen: ‘Heb je dat niet gedaan? Wil je niet beter worden of zo?’

Je bemoeien met de behandeling: ‘Je moet naar het Antoni van Leeuwenhoek. Het gaat toch om je leven.’

Catastroferen: ‘Je weet hoe het afloopt.’

Hameren op positief denken: ‘Je moet ervoor vechten.’

Theorieën ophangen over de oorzaak: ‘Geen wonder dat jij kanker hebt gekregen, na die scheiding.’

Bagatelliseren: ‘Ik kan morgen ook onder de bus komen.’

Met clichés komen aanzetten: ‘Je moet nu sterk zijn.’ Of, bij een uitbehandelde patiënt: ‘Je moet nu gaan genieten.’ (Muller: Waarvan? Van de naderende dood? Laat patiënten dat laatste deel zelf invullen)

Brutaal zijn: ‘Hoelang heb je nog?’

‘Je gaat een verschrikkelijke tijd tegemoet’

Ik vraag het aan vrienden en bekenden die kanker hebben of hadden: herkennen zij het verhaal van oncoloog Muller?

Jari (23): ‘Ik kreeg chemo, ik woog nog maar 40 kilo en toen kwam ik iemand tegen die riep: jezus, krijg je thuis niks te vreten of zo?’

Ine (61): ‘Er waren altijd wel mensen die iemand kenden die het had overleefd. Ik liet daar dan de wet van de grote getallen op los, met als conclusie dat daarmee de kans dat ik het zou overleven alleen maar afnam.’

Alie (54): ‘Je ziet er helemaal niet ziek uit! Dat heb ik best vaak te horen gekregen. En toen ik klaar was met de behandeling, zei een collega: je zult natuurlijk altijd een kankerpatiënt blijven. Nee, daar zat ik op te wachten.’

Barbara (59): ‘Mensen zeggen rare dingen hoor, soms gewoon als je de hond uitlaat. De buurman die zijn vrouw verloor aan kanker zei doodleuk: nou, je gaat een verschrikkelijke tijd tegemoet. Ik kreeg een appje van een vage kennis met de tekst: wat vreselijk, hou je ons op de hoogte van de uitslag, groetjes. Ik ken die mensen nauwelijks, denken ze nou echt dat ik ze verslag ga uitbrengen?’

Een van zijn patiënten schreef hem ooit dat er één opmerking was die ze niet meer kon verdragen: ‘Staat je hele leven op zijn kop en dan zeggen mensen: ja, dat kan ik me voorstellen.’ Muller: ‘Wie assertief is, zegt meteen: Nee, dat kun jij je helemaal niet voorstellen, je hebt geen idee. Maar het probleem is dat veel patiënten te netjes, te bescheiden of gewoon te vermoeid zijn om de ander van repliek te dienen.’

Sprakeloos

Het is geen hogere wiskunde, zegt hoogleraar medische communicatie Ellen Smets (Amsterdam UMC), om te constateren dat mensen veel slechter met verdriet kunnen omgaan dan met geluk. ‘De confrontatie met andermans leed is stressvol, je denkt: o jee, ik moet iets zeggen maar wat? En dat leidt niet tot bewust en cognitief verstandig handelen. Als we er langer over kunnen nadenken, zouden we onze reactie misschien anders formuleren, maar onder de druk van emoties wordt dat lastiger en dat verklaart een deel van de horkerigheid. Hoewel er ook mensen zijn die gewoon geen sociale antennes hebben’.

Het deel van het brein waar gevoelens zetelen, zit ver af van het spraakcentrum, en dat maakt praten over gevoelens sowieso moeilijk, zegt psycholoog Huub Buijssen. ‘Verdriet kan een mens letterlijk sprakeloos maken. Een patiënt die een ernstige diagnose krijgt, heeft aanvankelijk vaak geen woorden voor zijn emoties.’ Gevoelens zijn als het ware besmettelijk, zegt Buijssen: spiegelneuronen, speciale zenuwcellen in onze hersenen, zorgen ervoor dat emoties worden gesimuleerd in ons brein, en we even in de huid van de ander kruipen. ‘Dat maakt ons bij de confrontatie met verdriet vaak net zo sprakeloos en daarom onbeholpen.’ 

Van Buijssen verscheen juist deze week een boekje over de omgang met zieke collega’s, Als je collega ernstig ziek is, met praktische tips die net zo goed op anderen van toepassing zijn. Hij citeert daarin columnist Marcel van Roosmalen die ooit in NRC Next beschreef met welk palet aan rouwbeklag hij te maken kreeg na het overlijden van zijn vader, van vage kennissen die tamelijk overdreven reageerden (‘Ver-schrik-ke-luk! Ik heb de hele dag aan je gedacht’) tot mensen die meenden het droevige nieuws te moeten bagatelliseren ( ‘Hij had de leeftijd, er zijn er jonger gestorven’).

Het is een natuurlijke reactie dat we andermans lijden willen verzachten, zegt Buijssen: ‘Maar dat ligt helemaal niet in ons vermogen en daardoor slaan we met alles wat we in die richting proberen meestal de plank mis. Bovendien is de mens vóór alles een probleemoplosser. En oplossen willen we ook als er geen oplossingen zijn, bij verdriet.’

‘Meestal geen onwil’

Laten we nou niet te snel veroordelen’, reageert psycholoog Joost Baas. ‘We mogen al zo weinig meer zeggen. Ja, veel mensen zijn lomp, onhandig in de communicatie. Maar dat is meestal geen onwil, ze realiseren zich vaak niet eens dat ze iets fout doen. Intelligentie, eerdere nare ervaringen, opvoeding, er zijn veel factoren die bepalen hoe we reageren.’

Joost Baas verloor twee jaar geleden zijn vrouw Herma met wie hij een psychologenpraktijk deelde. Hij herinnert zich dat ze vlak na de diagnose (darmkanker) een tijdlang bewust weinig mensen zagen.

‘We voelden ons kwetsbaar en wisten dat we snel geraakt zouden worden door opmerkingen van buitenstaanders. Herma ging om die reden niet vaak meer naar de supermarkt. Na haar overlijden ben ik ook een tijd heel selectief geweest, omdat ik merkte dat ik van veel goedbedoelde vragen en reacties van slag raakte. Ik wilde dat mezelf niet aandoen.’

Als psycholoog besefte hij wat er aan de hand was: ‘De basis van de cognitieve gedragstherapie is dat we niet worden gehinderd door de dingen die gebeuren, maar door de betekenis die we eraan geven. Het leven is een rare bokswedstrijd, niet degene die de klap uitdeelt bepaalt hoe hard die is, maar degene die de klap ontvangt. Als ik lekker in mijn vel zit, kan ik denken: ach, de ander bedoelt het goed, maar hoe kwetsbaarder ik ben, hoe eerder ik aan een opmerking een negatieve betekenis geef.’

Hij herinnert zich de oncoloog die tegen zijn vrouw iets zei in de trant van: ‘We gaan u netjes naar het einde helpen.’ Een ander had dat misschien heel bot gevonden, zegt hij, maar zij vonden het allebei prima. ‘Herma had uitzaaiingen, ze wilde de laatste periode van haar leven zo mooi mogelijk maken, dus die opmerking was voor ons precies goed.’

Baas draait het probleem liever om: je kunt tips en handvatten aanreiken voor communicatie in verdrietige tijden, maar is het niet handiger als patiënten leren om weerbaar te worden? ‘Je hebt ook zelf een verantwoordelijkheid. Wees assertief, en zoek iemand die voor je opkomt. 

Wat helpt, zegt Baas, is het besef dat iedereen die met leed en verdriet wordt geconfronteerd aan een vorm van onheilsbezwering doet. ‘De vragen, de adviezen over wat wel en niet te doen, gaan vaak niet zozeer over de ander maar zijn bedoeld voor onszelf. O gelukkig, ik rook niet, ik beweeg genoeg, ik ken iemand die toch is genezen, alsof we de kanker en het noodlot daarmee zelf buiten de deur kunnen houden.’

Oncoloog Muller wist na verloop van tijd hoe hij zijn patiënten kon voorbereiden op de buitenwereld. ‘Wees egoïstisch, daar kwam het steeds op neer. Ik waarschuwde altijd dat ze heel veel advies zouden krijgen, dat ze daar misschien nóg onzekerder van zouden worden en dat het helemaal niet erg was om die adviezen te negeren. Ik vertelde ook altijd dat wij alles bespreken met het academisch kankercentrum in Nijmegen. Zodat patiënten het meest voorkomende advies, namelijk om het vooral hogerop te zoeken, konden pareren met: dat is al gebeurd.’

Ringtheorie

De Amerikaanse psycholoog Susan Silk bedacht ooit de ‘ringtheorie’, om duidelijk te maken hoe bij ernstige ziekte en ander leed de communicatie zou moeten verlopen. Zet de betrokkene en diens naasten in het midden van een cirkel, teken daaromheen een tweede ring voor de familie, dan een ring met vrienden, dan een voor de bekenden, dan een laatste voor vage kennissen. Dit zijn de regels: van binnen naar buiten mag je praten, klagen, boos en verdrietig zijn, van buiten naar binnen moet je luisteren en mag je alleen ondersteunend zijn. ‘Wat vaak misgaat’, zegt Muller, ‘is dat mensen uit de buitenste ringen zich niet aan het script houden en gaan lopen jammeren tegen iemand die dichter in de cirkel staat.’

Zo moeilijk is het niet, zegt hij: ‘Mijn boodschap is vooral: Luister. Vraag. En hou verder je mond.’

Het was fijn als vrienden de stilte niet opvulden met wijze woorden, schreef de Amerikaanse longkankerpatiënt Lori Hope in haar boek. Muller zegt: ‘Soms zijn de beste woorden de woorden die niet worden uitgesproken.’

Laat altijd iets horen, wacht niet te lang.

Vraag: hoe gaat het vandaag, dat is minder beladen.

Stuur een kaart, dat is altijd goed. De tekst: ‘Ik denk aan je’ is al voldoende.

Vraag wat de ander wil. Dat is de platinaregel, zegt psycholoog Buijssen: informeer of je mag praten over de diagnose / een uitslag / de toekomst, of het op prijs wordt gesteld als je meedenkt over de behandeling en alternatieven.

Doe iets: kook eten, haal de kinderen van school, ga mee naar het ziekenhuis. Want, zoals een patiënt ooit tegen oncoloog Muller zei: ‘Al die mensen die zeggen: ‘Als ik iets kan doen, dan bel je wel hè?’ Daar heb je niks aan, hoor je nooit meer wat van.’

Neem de buitenwereld mee, vertel ook over jezelf. Een zieke wil ook weleens wat anders horen.

Als dat kan, ga samen wandelen, dat praat makkelijker.

En als je niet weet wat te zeggen, zeg dat dan.

 

5 reacties

Bekend gebeuren, ik ben lid van diverse Platformen op FB  omdat ik al diverse "aandoeningen" heb gehad, zoals NAH-Niet Aangeboren Hersenletsel (Schedelbasisfractuur en 7 Tia's), Cardiologie (Hartritmestoornissen en Boezemfibrilleren), en uiteraard Kanker (dikkedarmkanker) nu is mijn vraag is  het toegestaan dat ik een kopie van dit verslag op de Platformen van Kanker mag delen,  u  bij voorbaat dankend voor de door u te nemen moeite in deze.en met vriendelijke groet,

Ger

 

Laatst bewerkt: 06/12/2020 - 12:09

Hoi Ger,

Jarengeleden heb ik het één keertje nagevraagd en kreeg toen te horen dat mét bronvermelding en ten behoeve van een specifieke doelgroep er geen bezwaar is tegen het overnemen van een tekst.

Heb je hier voldoende aan?

Groet

Rob  

 

Laatst bewerkt: 06/12/2020 - 14:22

Zo herkenbaar, diverse vergelijkbare opmerkingen ook gekregen. Maar ik kon ook wel invoelen in hun onzekerheid en onbeholpenheid, hoe te reageren op iemand met kanker. Maar een situatie is me het meest bijgebleven. Toen ik midden in snikhete zomer klaar was met mijn pruik en me realiseerde dat ik die alleen droeg om anderen niet te confronteren met mijn ziekte en iemand in het voorbij lopen tegen me zei "mooi kapsel"... Ik heb me omgedraaid en hem allervriendelijkst en hartelijk bedankt "Dank je wel, ik hoefde er alleen maar kanker voor te krijgen"... hahaha... Zijn reactie was er een van shock en hij bood meteen excuses aan, ik denk dat hij nu nog bij aan het komen is van de shock en een volgende keer zich wel bedenkt om dit soort opmerkingen te maken. Ik liep met een lach op mijn gezicht, trots op mezelf en met geheven (kaal) hoofd verder. 

Laatst bewerkt: 17/12/2020 - 12:23

Goed herkenbaar verhaal!
Zelf heb ik niet zoveel moeite met opmerkingen, vragen, of goedbedoelde adviezen. Ik ben handig geworden in een verhaal zo te maken dat alle vragen, opmerkingen en adviezen al beantwoord zijn en ga dan over de op de vraag: en hoe is het met jou? 
Irritanter vind ik dat als mensen op die vraag reageren met: oh mijn probleem is niet zo erg als jouw problemen. Dan zeg ik: jouw probleem is voor jou een probleem dus gewoon een probleem dat ook aandacht en meeleven vraagt. Dus kom maar op. En ook, en dat staat ook in het artikel, het is heel fijn te kunnen praten over andere dingen dan die verdomde kanker!
Sterkte verder allemaal.

Laatst bewerkt: 18/12/2020 - 12:13

Hoi Rob ,Wat een herkenbaar en goed geschreven verhaal.

Het is ook allemaal verdomd moeilijk en ik begrijp dat mensen soms verkeerde dingen zeggen. Dit zal niet slecht bedoeld zijn. Ik denk dat als je er zelf niet middenin staat het ook bijna niet mogelijk is om de juiste woorden te vinden. 

Ik betrap mezelf als partner er ook soms op dat ik puur uit frustratie, verdriet en angst soms de verkeerde dingen tegen mijn man zeg. Ik heb daar achteraf als ik thuis ben altijd spijt van en denk dan was het wel ok dat ik dat gezegd heb. Je loopt tegen zoveel onmacht aan en wil eigenlijk dat je partner alles doet wat goed voor hem is.

Dingen die ik vaak zeg zijn:

Schat je moet wel proberen wat meer te eten anders verzwak je zo.

Heb je wel genoeg gedronken vandaag want je urine is zo donker?

Hebben ze je tanden wel gepoetst en heb je gespoeld met zout water want anders kun je een schimmelinfectie in je mond krijgen.

Je moet proberen wat vaker op je zij te gaan liggen dan geneest de doorligplek beter.

Ben je vandaag al even in de rolstoel geweest. Probeer wat vaker uit bed te komen en even onder de mensen te zijn.

Waarom doe je nou zo lelijk tegen mij?

Doe niet altijd zo eigenwijs schat de verpleging heeft het beste met je voor. 

En dit zijn zomaar een paar zinnen die ik als partner al uitkraam waarvan ik dan achteraf vaak denk. Ga maar eens in zijn schoenen staan hij heeft het al zwaar genoeg zonder mijn bemoeienissen maar je staat als partner vaak zo machteloos. Het is een hoop frustratie. Ik wou dat ik daar beter mee om kon gaan. Ik zeg ook heel vaak tegen hem. 

Sorry van mijn gezeur dat is allemaal frustratie die moet ik niet op jou afreageren. Gelukkig zegt hij dan altijd dat begrijp ik lief.  Ik probeer het de laatste weken wat meer los te laten en dit minder te doen maar heel soms sluipt het er toch nog even in.

Wanneer doe je het goed? 

Gr. Corientje71

Laatst bewerkt: 21/05/2021 - 12:13