KLEIN DRAAIVERMAAK

 

De deur van de ambulance slaat met een  klap dicht.
‘Het kan even prikken.’
Een  mannelijke verpleegkundige brengt  een Infuus in.
Hij heeft nog in Afghanistan gediend. 
Zijn warme stem stelt mij gerust. Hetzelfde stemgeluid als mijn vader vroeger.
‘Jouw papa gaat nooit dood,’ beloofde hij mij ooit.
Van het ene op het andere moment voel ik niets meer. Begint de wereld  om mij heen te draaien als in een carrousel. Ik herinner mij hoe bang ik destijds was.
Vanuit mijn schemerachtige bewustzijn moet ik keihard lachen.
Ik schater het uit. 
Met loeiende sirenes rijden wij naar het ziekenhuis.