Afkijken
Vroeger, toen ik een stuk bescheidener dan nu en vrij verlegen was, vroeg ik mij vaak af hoe anderen dat deden. Hoe ze contact maakten, op vreemde mensen afstapten of zich manifesteerden in sociaal verkeer, in groepen. Ik had zeker in mijn tienertijd en ook in mijn twintiger jaren vaak het gevoel dat ik de handleiding miste, die iedereen behalve ik bij zijn geboorte mee had gekregen. Het handboek 'hoe maak ik een praatje voor beginners' bijvoorbeeld of het manifest 'hoe voorkom ik dat ik mij eenzaam en alleen in de massa voel', had ik goed kunnen gebruiken.
Bizar
Ik zou nooit een extravert iemand zijn, maar mijn verlegenheid belemmerde mij en dat ging mij steeds meer tegenstaan. Achteraf is het bizar dat ik iets journalistieks ben gaan doen. Eén van de grapjes van het leven: iets doen waarvan je een specifieke vaardigheid nog helemaal moet ontwikkelen. In het begin was ik nog zo terughoudend dat ik eerst twee rondjes over het concoursterrein liep moed te verzamelen, voordat ik één van de meest toegankelijkste tuigpaardrijders durfde aan te spreken voor een interview. Dat deed ik uiteindelijk wel, het was mijn eer te na om het niet te doen, maar dat ik hieraan iets moest doen was wel duidelijk.
Remissie
Gelukkig ontdekte ik de levenstool: de kunst afkijken. Dus gewoon nadoen hoe andere mensen zich handhaafden in sociale situaties. Uiteindelijk ontwikkelde ik mijn eigen stijl en groeide over mijn verlegenheid heen. Toen ik in september 2016, kersvers in remissie, een enorme terugval kreeg en weer moest opkrabbelen, vroeg ik mij wederom af of hier geen handleiding voor was. Ik wist wel dat dit een persoonlijk traject zou worden, maar wat kaders of richtlijnen zou prettig zijn. En die kreeg ik ook, daar zal ik later op terugkomen in een andere post, maar de kunst van het afkijken kwam ook weer van pas. Twee dingen bleven mij het meest bij.
Blij
Ten eerste het denken in mogelijkheden, dus je richten en vooral ook het vieren en echt beleven van wat wel kan. Mensen die aan het herstellen zijn of chronisch ziek zijn, worden hier expert in, merkte ik. Maar het helpt echt om je leven leuk te houden en eventuele progressie echt te zien. Natuurlijk kun je denken waarom moet ik vieren dat ik vandaag een half uurtje wandelde, dat deed ik vroeger elke dag, maar van die gedachte word je niet blij, dus denk dat vooral niet.
Balans
En ten tweede, ken je beperkingen. Het is best lastig om daarin een balans te vinden tussen dingen willen doen en laten. Het willen is niet het probleem, maar mijn lichaam kon niet alles aan wat ik wilde. Toen ik vorig jaar revalideerde werd mij afgeraden dingen te doen waarvan ik dagen daarna echt ziek, zwak en misselijk was. Daar luisterde ik steeds beter naar, omdat ik het zelf zo zat werd dat ik van een uitje zo lang zo beroerd was. Bij anderen zag ik bijvoorbeeld dat ze zich ergens heel erg op hadden verheugd, maar dat hun lichaam die dag niet meewerkte dat ze er zelf gen lol meer van hadden en daardoor de omgeving ook niet meer. Dat had ik ook weleens en dan voelde ik mij steeds beroerder en chagrijniger worden, tot het moment dat ik veel eerder naar huis moest dan gepland. Had ik dat van te voren kunnen weten? Soms wel, soms niet, die balans vinden in wat wel en niet kan is de grootste uitdaging denk ik in mijn leven na kanker.