7. dr Bijtgraag en zijn grijpertje
Uitgeput kom ik op de Brain Care Unit terug van de MRI. Mijn vrouw en ik zouden vandaag een huis gaan bezichtigen. Ronald, een hele goede vriend van mij gaat nu in mijn plaats; ik vind dat een fijn gevoel. Sommige mensen vertrouw je blind en zou je je hele hebben en houden aan toevertrouwen; Ronald is er zo een. Opgegroeid in een warm gezin dat ook tegenslagen heeft gekend maar - zoals ik mij dat voorstel - in gesprekken met elkaar de waarheid nooit uit de weg ging. Het heeft hem gevormd tot een uitgesproken en integer mens.
Na afloop van de bezichtiging komen mijn vriendin en dochter nog eens langs met foto's, een tas met kleding - we houden er rekening mee dat het nog wel een weekje kan duren. Ze ontmoet ook even de zaalarts - ze is er niet van onder de indruk.
Dan begint het weekend. Er heerst dan echt een andere dynamiek op de afdeling. Geen artsenronde, alleen maar controles door de verpleging. Dat voelt niet goed - alsof een herstelproces wordt onderbroken door iets arbitrairs als de dag van de week. De meeste peperdure PET-scanners en OK's staan behalve 's-nachts ook nog eens 2 van de 7 dagen stof te verzamelen. Terwijl we willen dat andere delen van de samenleving 24/7 doordraaien. Maar ook hier moet ik mij maar aan overgeven. Dat gevoel van verlies aan controle zal me nog vaak opbreken.
Mijn broer en petekind komen langs; zij is 11 en stond erop haar peetoom te zien. Zij is behoorlijk onder de indruk van de Brain Care Unit en het feit dat haar grote grappige oom opeens plat in een ziekenhuisbed ligt. Later hoor ik dat het haar veel verdriet doet en ze heel bezorgd is. Het zet me aan het denken over het al dan niet moeten afschermen van kinderen voor een deel van de werkelijkheid die ook bij het leven hoort. In mijn op de katholieke leest geschoeide opvoeding is dat zeker gebeurd; veel werd met de spreekwoordelijke mantel der liefde bedekt. Emoties waren toegestaan - mits positief.
Dinsdag is dan eindelijk het biopt. Dan wordt er vanuit mijn rug een gaatje in de wervel van mijn rug geboord om botweefsel af te nemen zodat gekeken kan worden wat het is. Men denkt aan een hemangioom, botkanker, een uitzaaiing van elders (dat lijkt me sterk want er is elders niks te zien) of de ziekte van Kahler. De arts die het biopt uitvoert heeft een bij zijn specialisme passende achternaam die regelrecht uit de Donald Duck komt; als een tandarts die dr. Bijtgraag heet. Het is een opgewekte jonge kerel die ik in het proces vaker nog zal tegenkomen. Hij ziet mijn achternaam en vraagt mij of ik familie ben van een achternaamgenote die een directe collega van hem is. Ik beaam dat zij inderdaad getrouwd is met een achterneef die ik af en toe spreek en ben dan benieuwd hoe snel mijn achterneef nu op de hoogte zal raken van mijn toestand. En wat ik daar eigenlijk van vindt. Achteraf blijkt dat dr. Bijtgraag zich netjes aan zijn beroepsgeheim heeft gehouden.
Ik ben ondanks zijn vriendelijke houding nogal paniekerig. Ik vraag hem hoeveel patiƫnten hij vandaag gepland heeft en druk hem op het hart om in godsnaam voorzichtig te zijn bij het boren van een gat zo dicht bij mijn ruggenmerg. Dr Bijtgraag neemt de tijd voor mij en voor zijn assistente in opleiding. Ik vertel hem dat ik graag bijgepraat wordt over iedere handeling die hij uitvoert. Hij vertelt me dat hij na een verdovende prik die het meeste pijn zal doen, met een handboortje letterlijk een gaatje gaat boren in een van de pedikels (uitsteeksels die je voelt als je langs je ruggengraat gaat) totdat ie de binnenkant van de wervel zelf bereikt. Daarna gaat ie met een soort grijpertje via het geboorde gat een stukje weefsel weghappen uit de binnenkant van de wervel. De hele ingreep duurt een uur en ik ben bij bewustzijn en hoor hem van alles uitleggen aan zijn leerling. Op een zeker moment hoor ik dat het weghappen van het weefsel maar moeilijk gaat. Hij staat op en gaat in een naastgelegen voorraadruimte een ander grijpertje halen. Na een aantal pogingen heeft hij eindelijk voldoende weefsel en zit het erop. Hij zegt dat het veel vloeibaarder is dan hij op basis van de scans verwachtte. Ik vraag hem mij het weefsel te laten zien; waarschijnlijk is dit de enige keer dat ik letterlijk oog in oog zal komen te staan met de heiangioom, de kanker of wat het ook is.
Hij laat mij een plastic potje zien met wat lijkt een rode limonade met een aantal hele kleine rode zachte vlokjes erin. Als ik dat zo zie, is mijn verwachting dat de afdeling pathologie snel zal concluderen dat het gaat om een een "wildgroei van kluwen bloedvaten": een op zichzelf onschuldige maar op een lastige plek zittende hemangioom.
Daar teken ik graag voor.