Een banale fietsval

Het kapelletje in het klinisch instituut C.O.T. in Messina

12 Mei 2018. De eerste mooie lentedag van het jaar en ik zou een boodschapje gaan doen op mijn fiets in het nabij gelegen dorpje Oliveri.

Fris gedoucht, na een winter voor het eerst weer met blote voeten in mijn turquoise mocassins, een nieuw jasje van de markt met een vrolijke print én een big smile. Daar ging die fietsende Hollandse.

De zon was warm. ‘K had geen haast, het was tenslotte zaterdag. Toen ik aankwam, hoefde ik alleen nog maar de straat over te steken, groette nog vrolijk een man die voorrang had, draaide mijn stuur naar links en......  

Oh my God!  ...

Een smak! Ik lig plat op de met zwart basalt betegelde straat, ingelegd met crèmekleurig marmer. SPEKGLAD dat marmer. Mijn voorwiel was onderuit gegaan.

Ik schaamde me dood. Eerst met een lach van oor tot oor en nu als een zielig hoopje mens, bedolven onder mijn fiets. Ik wilde opstaan, me bevrijden van dat vehikel toen ik mijn linker elleboog zag.

Oh my God! ...Voor de 2° keer

Hij stak er compleet uit en was zo ontzettend opgezet dat het lichaamsdeel meer weg had van een knie dan van een stuk arm. En...en ik had een onbeschrijfelijke pijn.

Mannen die bij de bar op de hoek van de straat stonden, kwamen direkt op me af om te helpen. Een flesje water, allemaal in rep en roer om een ambulance aan de lijn te krijgen en sussende woorden van dat het  véél erger had gekund. In die tussen tijd maakte ik me druk om mijn nieuwe jasje dat ik niet kapot geknipt wilde hebben.

Met de ziekenauto richting Patti naar het dichtsbijzijnde ziekenhuis. Er werden foto’s gemaakt. Een uit zijn stand gebroken elleboog was het resultaat. Er werd bloed afgenomen en met gips geknoeid.

“Rook je?”, vroeg de radioloog. Ik verklapte niks en zei plagend: ” Laten we eens kijken of dat te zien is.”

Hij kwam terug en antwoordde: ”Volgens mij rook je al sinds je kleuterjaren.”

Er was geen plaats in Patti en ik werd met de ziekenauto naar Messina gereden, naar een privekliniek aldus de verpleegster. Ik schrok en zei dat ik daar geen geld voor had. “Het was ook conventioneel”, zo stelde ze me gerust.

 

Messina.

Naast mijn bed was een raam afgeplakt met ondoorzichtig plastic voor eventuele inkijkers. Een paar milimeter langs het kozijn was nog vrij en kijkend met 1 oog, probeerde ik me te oriënteren waar in de stad ik me zou kunnen bevinden, maar ik kon er niet veel of niks van maken.

Het hospitaal glom van de luxe. Nog nooit was ik in Italië in zo’n schoon ziekenhuis geweest. Ik genoot en keek mijn ogen uit. Sanitair betegeld met keramiek uit Santo Stefano di Camastra én wc-papier. Op de bovenste verdieping een idyllisch kapelletje óók weer opgetrokken uit het dure keramiek. Een heuse keuken met echt serviesgoed, een sportzaal en een entree opgesierd met een meters hoge, diepzwarte én blinkende Obsidiaan uit Lipari.

Na allerlei routine rompslomp afgewerkt te hebben, ging ik naar beneden waar ik een koffiezetmachine had gezien en buiten in de binnenplaats zag ik dat er gerookt werd door een enkeling. Okay dacht ik, en als een ervaren roller kreeg ik – ondanks het stijve improviserende gips - mijn sigaretje rondgeplakt.

Ik maakte een gezellige babbel met een lotgenoot en groette de dokter die me zou opereren.

Hij nam een trekje van zijn sigaret en maakte een gebaar met zijn wijsvinger van ‘kom eens hier, ik moet je iets vertellen’.

“Dit is je laatste sigaret”, en terwijl hij zijn mouwen opstroopte waardoor er twee – met Maori zwaarden getatoeëerde - onderarmen zichtbaar werden zei hij: “We hebben een vlek op je longen gezien”.

Met mijn bekertje koffie ging ik weer naar binnen en liet me zakken op een stoel. Hij kwam er bij.....”Nou breng me dan maar meteen naar huis”, zei ik verslagen.

Ik vond me dus echt zielig. Gips vanaf oksel tot pols en nu ook nog dít.

“Je bent nog jong, je hebt mijn leeftijd”, zei hij en hij pakte in een hand omdraai zijn mobieltje om één van zijn collega’s te bellen. Er werd een CT-scan gepland.

Terug op mijn kamer – gedeeld met twee vrouwen - kroop ik onder de dekens. Een paar tranen vloeiden...onwerkelijk....is dit het dan......

Ik had altijd gedacht dat het verschrikkelijk moest zijn als je te horen zou krijgen dat je kanker hebt.

Maar in werkelijkheid was het anders.

Het ergste was niet de kanker, maar HOE VERTEL IK DIT MIJN KINDEREN?

Nadat ik me een beetje bij elkaar had geraapt, kwam ik vanonder de wol vandaan. Ik vertelde het mijn kamergenoten. Ze dachten al zoiets. De oudere zeer verzorgde signora met een sjieke peignoir (dat doe ik de volgende keer ook, zo bedacht ik) – nog maar kort geleden haar man verloren aan een hartinfarct - had ervaring met borstkanker en probeerde me moed in te spreken, dat ik moest denken aan mijn kleinkinderen, mijn kinderen en kijken naar al het moois om me heen.

Ik zag alleen maar een groot zwart ei in mijn rechter borstkast. Verschrompeld. Zwart. Dood. Af. Finito. Net zoals de liefde.

 

1 reactie

Ach toch... Tot zover heb je het in elk geval overleefd. Nou. Wat een schok. Je vertelt mooi en beeldend. Graag snel het vervolg. Liefs. 💞

Laatst bewerkt: 19/08/2021 - 20:52