Val, 30 mei 2016
Het gat tussen gang en operatiekamer is als een rechthoekige poort. Een poort die de overgang naar de rest van mijn leven markeert. Zodra ik binnen ben heb ik de sensatie dat die nieuwe wereld al voor me is opengegaan. Alsof ik al klaar ben, borst eraf is, ik als een echte amazone door het leven moet. En dat terwijl het hele circus nog moet beginnen.
Ik moet me overgeven. Ik kan niet meer terug.
De wanden zijn betegeld, wit zijn de tegels. Het licht is ook wit. Schel. Overal apparatuur, overal mensen in verticale posities. Iedereen torent boven mij uit, kijkt op mij neer, ik ben de enige horizon. Het is een slachthuis, het is koud, het is kil, het is efficiƫnt. Gelukkig wordt aan alle kanten gepoogd de kilte met menselijke warmte weg te poetsen. Mensen met witte mutsjes en groene jassen leggen warme handen op mijn benen, pakken mijn handen vast, spreken mij toe, kijken me aan, vragen mijn naam en geboortedatum, bevestigen mijn bestaan, checken nogmaals om welke borst het gaat, helpen me met de overgave. Maar pas als ik de chirurg zie, die naar me toe komt en mij zijn empathie en zijn oprechte warmte betuigt, kom ik echt tot rust.
Ik ben bang voor de narcose. Ik weet nog van de laatste keer, toen was ik zeven, acht, en moesten mijn amandelen eruit. Ik herinner me niet meer hoe het ging, alleen herinner ik me een kapje, en dan heel snel het wegzakken. Maar ik weet niet meer of het kapje rechtstreeks in verband staat met het onder zeil gaan, alsof er gas uitkomt dat me knock out slaat. De anesthesist komt aan mijn bed. In mijn rechterhand is het infuus al aangebracht, en voila, daar is het kapje. Een plastic gevalletje dat op mijn snuit wordt geplaatst. Dan pas begrijp ik het, en word ik minder bang. De hamer sluipt mijn lichaam in via het infuus, het kapje is voor extra zuurstof. Nu gaat het snel gebeuren.
Een draaikolk in mijn hoofd. Ik voel mezelf verdwijnen.
Misschien voelt doodgaan ook zo. Dat zou mooi zijn.
3 reacties
Sterkte Anne!