Spoken, 1 mei 2016
Vier weken na mijn laatste chemo verwachtte ik ze. Ik wist dat haren ook al met twee weken na de laatste kuur door de schedel naar buiten konden breken, alsof ze gewoon al die tijd massaal hadden staan te popelen onder de huid. Trappelen op de plek, als renners aan het begin van een marathon. Maar ik ging uit van een minder gunstig scenario bij mezelf. Een minder ongeduldige dos. Ik wilde de goden niet verzoeken.
Want ik had heus wel gehoord dat haren soms niet terugkomen na chemo-kuren. Ergens had zich dat brokje informatie genesteld. Als een ingekapseld brokje ver-van-mijn-bed-show. Cijfers had ik immers nooit gehoord. En zonder cijfers maakte ik mijn eigen kansjes. Een op de miljoen keer komt haar niet terug dacht ik. Ik was ongetwijfeld een van die negenhonderdnegenennegentigduizendnegenhonderdnegenennegentig andere vrouwen.
Na een maand gebeurde er niks. Althans, niet op mijn hoofd. Ongerustheid begon in mij binnen te stromen. Een reservoir dat langzaam steeds voller raakte met angst. Na vijf weken begon ik gerichter online te zoeken naar hoe het nou precies zat met die cijfers. Ik stuitte op een uiterst verontrustende website. Taxotears. Ik kwam er achter dat de cijfers dramatisch verschilden van mijn eigen kansberekening. Niet een op de miljoen vrouwen was de kale klos na Taxotere, nee, een op de twintig, dertig. En de kans dat je haar niet terugkomt na Taxotere als je dat hebt gehad in de cocktail met adriamycine en cyclofosfamide, is zelfs zes procent.
Dat is een op de zestien. En een half.
Nondedjuu. Godskotskolere.
Ik wist het zeker. Ik was die ene pechvogel naast vijftien en een halve geluk-hebberds. Rigoreus, met de moed der wanhoop, schoor ik mijn hoofd, waar al drie maanden stoppeltjes op stonden. Die waren niet gegroeid, die had ik gewoon niet goed geschoren nadat mijn kop kaal ging, twee weken na het begin van de eerste kuur, een leven geleden inmiddels. Pas als ik ook echt helemaal blootshoofds zou zijn, kon ik goed monitoren of er wel of niet iets terug zou komen.
De eerste week gebeurde er niks. Ondertussen naderde de datum van mijn operatie. In plaats van me mentaal voor te bereiden op het verlies van mijn borst zat ik in een onweerswolk van angst voor permanent haarverlies. Op iets anders kon ik me onmogelijk concentreren.
De dag voor D-day kwam. Koningsdag. Ik had nog steeds spook-haar, terwijl het spook van een haarloze toekomst ononderbroken om en door me heen zweefde. Die dag viel het kwartje loodzwaar naar beneden om uit te komen bij mijn diepste angst: dat ik niet één, maar twee verminkingen tegemoet ging. Terwijl ik me maar met één verminking had verzoend. Ok, had ik steeds gedacht, ik verlies een borst. Maar mijn haren komen terug.
Ik had mijn hele leven een dikke, lange bos kastanje-bruine weelde.
Een levensgroot NEE doemde op. Als het aan mij lag ging ik morgen nog niet onder het mes. Eerst nog de absurde aarzeling, lag het wel aan mij? Ik gooide immers de hele planning door elkaar met mijn grilligheid. Maar al snel nam zekerheid het over. Het lag wel degelijk aan mij. Als ik er nog niet aan toe was om mijn borst te verliezen doordat ik nog niet voldoende tijd had gehad om te wennen aan mogelijk dubbel verdriet, dan was dat het belangrijkste. Ik belde met het ziekenhuis.
De volgende ochtend zat ik met de chirurg en de mamma care verpleegkundige, en mijn broer, en mijn moeder, aan tafel, in het ziekenhuis. Met zijn allen rondom mijn beslissing die tussen ons in lag en naar ons terug keek. Zeer precies kon ik mijn uitstel rechtvaardigen, en ik kreeg begrip. Ook was er de erkenning dat het ziekenhuis hierin een rol had gespeeld: als ik voorafgaand aan de kuren duidelijk had geweten hoe groot de kans op permanent haarverlies is dan had ik me tijdens de kuren daarop kunnen voorbereiden. Misschien had ik dan zelfs wel tijdig aangedrongen op andere chemo, of andere verdeling in de toediening van dezelfde of vergelijkbare middelen. Die kansen waren mij bij voorbaat ontnomen, doordat mij die enorm essentiële kennis was onthouden. Mij is alleen gezegd dat mijn haarverlies tijdelijk zou zijn.
We kwamen tot een compromis. Een maand uitstel was verantwoord volgens de chirurg, gezien mijn laatste, geheel schone MRI. Driedubbel opgelucht verlieten wij het ziekenhuis.
De volgende dag zag ik voor de eerste keer de grote hoeveelheid doorzichtige haartjes op mijn hoofd. Met een vergrootglas, in het juiste licht. Mijn haren zijn geen spoken meer.
8 reacties
Scherpe observaties gemaakt, helder beredeneerd, intuïtie gevolgd, goed bij jezelf gebleven... helemaal niet slecht voor een beginner. Eigen tempo, eigen koers, tussen de kale kankerklippen, zo zie ik mijn medepatiënten graag.
Troost (van schraal type): meeste kale koppies zien er intens en krachtig uit. Misschien is een ijdel ego er minder blij mee, als je er net een bruin glanzend kastanjewoud voor hebt ingeleverd. Idee: kun je je nieuwe lentedonsjes alvast donker verven? Dan zie je ze meteen beter! En neem een loep mee onderweg, dan kan iedereen er nog even een betere blik op werpen.
Kijk of je vast een afspraak met de kapper kunt inplannen, voordat je het weet is het weer een wilde bos.
Ga zo door,
Chromo
Petra
PetraD en Jerrel, ik hoop het ook! En dank!
Het is nu eenmaal zo dat een stevige snoeibeurt in het voorjaar aanzet tot groei. Kun je bij elke hovenier navragen. Soort van protocol in de natuur.