Kanker, 30 oktober 2015
Ik heb kanker. Borstkanker. Ik hoor nu in dat andere kamp thuis, dat kamp van de ongezonden. In dat zelfde kamp hoorde ook mijn vader. Dat is dan wel weer knus, ergens.
Op vrijdag 23 oktober 2015 moest ik het toe geven, nadat ik intimi had laten voelen dat daar wat zat, in mijn linker tiet. Iets knobbeligs. Eerder had ik mijn kop in het zand gestoken, als ik deed alsof er niks zat, zat het er ook niet. Punt. Maar op de een of andere manier lukte dat niet meer. Er zat wat. En ik voelde dat niet alleen. Ik had getuigen. Ik kon er niet omheen.
Dus: maandag daarop naar de dokter, en meteen woensdag naar de radiologie-afdeling van het ziekenhuis. Mammogram. Ik maakte me niet echt zorgen. Dacht dat het knobbeltje toch wel wat los zat, dus dat ik zo zou worden weggestuurd. “Ach mevrouw, dit is een cyste, niks aan de hand, wegwezen!”
Maar zo ging het dus niet. Na het mammogram werd ik naar de kamer daarnaast gedirigeerd. Of ik maar wilde gaan liggen. De radioloog zou zo komen voor het maken van een echoscopie. Oh. Een echo werd alleen gedaan als daarvoor aanleiding was. Er was aanleiding. Slik.
De radioloog kwam, stelde zich voor, en begon. Een blonde vrouw, opgestoken haren, blauwe ogen, net niet bekakte dictie, glitterige hangers in haar oren. Ik kon er goed naar kijken want het duurde lang. Maar vooral haar ernst zag ik goed. Beter dan ik gewenst had. Dus toen ze aankondigde dat ze ook nog biopten wilde nemen had ik het helemaal niet meer. Dat doet zo iemand niet als ze niet een hele sterke verdenking heeft. Mijn knobbels waren zeer verdacht.
Maar ik hield me goed, ik moest wel. Door een lange holle naald die in mijn tiet werd gestoken werd een andere naald naar binnen geschoven met een wit doosje aan het eind, dat op het moment dat er een hapje van mij werd genomen een gemeen geluid maakte. Alsof je met een nietapparaat door te hard materiaal heen moet. De fragiele, inimini licht roze slingertjes die er dan vervolgens uitkwamen, in reageerbuisjes met vloeistof werden vrijgelaten, naar beneden dwarrelden naar de bodem, kon ik niet rijmen met de barbaarsheid van kanker. Maar de ernst van de radioloog des te meer, evenals de warme hand van de verpleegkundige op mijn been. Ik kreeg nu al medeleven, op voorhand.
Op vrijdag 30 oktober moest ik de uitslag halen. De rest van de woensdag was een hel, evenals de donderdag voor de vrijdag. Maar ergens gedurende die donderdag werd het zaad geplant in mij, voor een toekomstige omgang met wat er ging komen. Ik moet er doorheen dacht ik. En meteen daarna: Ik vreet het op. Wat er ook komt, ik vreet het op. Ik draag het, ik ontvang het, ik ga het te lijf, met open vizier. Ik accepteer.
Op vrijdagochtend fietsten we naar het ziekenhuis. De angst gierde door me heen. Verstarde me. Was een dikke knoop bij mijn…..borst. Maar toen ik daar eenmaal zat werd ik ongeduldig. En toen we werden binnengeroepen, de arts zich had voorgesteld, herhaalde wat tot nog toe de geschiedenis was vanaf de doorverwijzing door de huisarts tot nu, hier, aan tafel, dit moment van de waarheid, en ze me het slechte nieuws vertelde, was er ook opluchting, gek genoeg. Ik voelde me al maanden niet lekker, dit was dus waarom. Eindelijk duidelijkheid.