Dans, november 2017
Om kwart voor 11 had ik me opgedoft. Opdoffen. Dat wil zeggen douchen, haren wassen, eerste de beste broek uit de kast grissen, afgedragen truitje erbij, prothese goed schuiven, lage, vale laarsjes aan, en klaar. Dit was een serieuze missie, voor frivoliteiten geen plek, die polonaise aan mijn lijf bewaarde ik liever voor carnaval. Ik zou in deze setting meer dan me lief was opvallen, dus was het het beste om me zodanig te kleden dat ik zo maximaal mogelijk tegen mijn omgeving weg zou vallen. Ik twijfelde over koffie. Maar als het nou tegen zou vallen dan zou ik al vroeg huiswaarts keren en dan met de gebakken peren zitten. Met stuiterend hart in bed liggen en heel de nacht niet meer kunnen slapen. Niet handig. En omdat ik eigenlijk dacht dat het zou tegenvallen liet ik de koffie achterwege. Ik moest het op eigen kracht gaan doen. De motor zou ik met andere brandstof voeden.
Net op het moment dat ik echt wilde gaan begon het te regenen, stortbakken uit de lucht. Nog maar even zitten dan. Op de bank. Jas al aan. Lichten al uit. Muts al op. Een raar moment waarin ik opnieuw voor het blok stond. Kwamen deze tranen van Boven? Om me er van te weerhouden toch te gaan? Nee. Nee. Ik moest en ik zou. Zo vaak kwam het niet voor dat ik om 10 uur ’s ochtends was opgestaan, de hele dag kalm aan had gedaan en nu de overtollige energie de nacht in kon dragen. Nog minder vaak was ik zeker van een goed deel van die nacht de juiste omstandigheden voor mijn maximale plezier, dus ja. Ik moest gaan.
De regen stopte. Ik liep de trap af waar het gekletter tegen de dakkoepel boven in het trappenhuis nu niet meer te horen was. Stapte op de fiets en baalde van het donker, vooral van mijn eigen donker. Nog steeds geen licht op mijn fiets. Het regende nog steeds, maar zachtjes. Meer een nat soort aaien over mijn wangen, prettig.
Toen ik bij het pand aankwam viel me de stilte op. Rondom de geblindeerde ramen, vooraan in het Westerpark, was bijna niets te horen. Het geluid werd met de blinderingen mee afgekneld. Ik wilde al bijna omkeren. Het zoveelste teken, zou je net zien. Dat ik me in de datum had vergist, dat er nou net vanavond echt helemaal niks te doen zou zijn. Een lege nacht temidden van een reeks dagen met overvolle programmering: gisteren en eergisteren rete-druk, morgen en overmorgen afgeladen, maar vanavond: niks.
Al die tegenwerpingen samen vormden een extra drempel. De drempel op de rand tussen binnen en buiten, de échte drempel, die was ik nog niet eens over. Gek genoeg: zodra ik de deur door was, links van me uitnodigend de garderobe die eerder boven was vond, inclusief vriendelijke jongen die mijn jas aannam, me verzekerde dat het, anders dan eerder, niks kostte, en me veel plezier wenste; na dit warme welkom was het meteen goed. Ik liep de volgende deur door na het eerste halletje, sloeg rechtsaf de zaal in, en was binnen.
De kroeg-bar-dansvloer. Die ik zo goed had leren kennen. De houten vloeren, de versleten tafels en stoelen, de open haard, de banken, de slechte koffie, de buitenissige, enorme vissen- en drakenlampen aan het plafond en de muren, de nonchalante bediening die toch vriendelijk was, het schemerige licht; het deed denken aan een aftandse après-ski-hut waar geen skiër te vinden was. Wel veel oudere en jongere halve-slag-hippies die niet hielden van stempels en hokjes en zó nadrukkelijk niet hip en hot waren dat ze vanzelf weer een beetje hip werden. Een beetje, niet te veel, en ook niet zo weinig dat het weer sneu zou worden. Regelmatig ging ik er heen. Alleen. Mijn vrijheid vieren. Op de avonden dat mijn favoriete plaatjesdraaier achter de draaitafel stond. Heerlijke mixen van funk, soul, disco, Latijns-Amerikaans, af en toe Afrikaans, jazz; alles in dezelfde hoek. In die hoek danste ik. Dat zou ik vanavond weer gaan doen.
Het eerste half uur was bikkelen. Acclimatiseren. Ik begon rustig. Met een sober spaatje en ingehouden moves. Het was nog niet druk. Er stonden wel mensen, maar ze dansten niet, of nauwelijks. Oh dat vreselijke contrast met al die mensen die zoveel jonger en hier allemaal niet alleen waren. Hoe harder ik probeerde te verdwijnen, hoe meer ik opviel. Mijn hoekje was donker, maar ik voelde de spotlights van bevreemde blikken fel op me branden. Enerzijds wilde ik niet nog meer opvallen dan ik sowieso al deed, maar mijn ingehouden danspasjes onthulden juist het ongemak dat ik probeerde te verhullen. Anderzijds wist ik dat ik alleen door te dansen, met terugwerkende kracht mijn plek kon innemen. Alleen zo kon ik mijn status van vreemde, alleengaande, zich ongemakkelijk voelende, misplaatste oudere jongere veranderen in die van autonome, leeftijdsloze excentriekeling voor wie dansen zichtbaar een innerlijke noodzaak dient. Want in dat dansen welt mijn creativiteit, muzikaliteit, ritmegevoel, sensualiteit, en, vooruit, ook mijn schoonheid, als uit een bron omhoog, het toont mijn kern, mijn vitaliteit. Het is, net als zingen, mijn meest directe en voldoening schenkende vorm van expressie. En expressie is een levensbehoefte, even belangrijk als ademen, eten en drinken.
Het werd beter. Gaandeweg stroomde de vloer vol. Ik viel niet meer op, ik kon loskomen. Uiteindelijk pakte ik net als vroeger, en alle tijd voor de diagnose is tegenwoordig “vroeger”, mijn vrijheid weer terug. Ik was nog geen enkele keer gaan dansen, dit was een mijlpaal. Ik was als een stoomboot: uiteindelijk op volle kracht vooruit, een flink vuur in mijn vooronder dat de stoom uit mijn oren deed komen, mij wild deed bewegen en genieten van de muziek zoals altijd al, geen verschil met eerder. De muziek die in mij feest vierde. Altijd een traktatie: de inspiratie van klanken en ritmes, en de directe omzetting in bewegende delen, míjn delen. De kortste weg van beweging naar bezieling.
Na anderhalf uur non-stop bewegen op afwisselend slome soul en snelle funk, en ik houd van snel maar slome soul is in elk geval beter dan snelle rock, dus mij hoor je niet klagen, was er een wisseling van de wacht. Met een high five begroetten de dj’s elkaar bij het open hokje in het midden van de zaal. De begroeting was een welkom en een afscheid ineen. De muziek veranderde. In een stroom die me niet aanstond, die het vuur deed doven. Het was mooi geweest ook. Innig tevreden haalde ik mijn jas. En keerde huiswaarts.
8 reacties
Mooi geschreven!! En wat een heerlijk gevoel, hè, je leven terugpakken, als het moet stapje voor stapje. Kan me voorstellen dat dit je een enorme boost heeft gegeven. Succes!
Hartelijke groet,
Carolina