Alsof er een engeltje uit de hemel valt…….

'Je zorgt wel dat je kamer is opgeruimd vanmiddag!’, snauw ik tegen mijn dochter. Vanmiddag komt er een vriendinnetje logeren, en ik vind dat er nog teveel rommel rondslingert. ‘Jahaaa!!’ roept ze zwaar geïrriteerd terug en moppert er nog het een en ander achteraan.

Even later zeg ik dat het me spijt dat ik zo ongeduldig en ongezellig doe. ‘Sorry, het komt doordat ik zelf van alles aan mijn hoofd heb en mijn eigen rommel nog ligt te wachten.’ ‘Veel plezier op school’, zeg ik. ‘Jij bij yoga!’, roept ze, terwijl ik mijn tas achterop mijn e-bike bind. Sinds een half jaar ga ik een paar keer per week naar yoga. Elke keer met de auto voelde niet goed, dus ik heb van mijn spaargeld een splinternieuwe e-bike gekocht. Geweldig! In 20 minuten race ik naar yogales in Ridderkerk!

Help, het is al half negen!, denk ik. Ik zet ‘m op standje voluit, vlieg de straat uit en via binnendoorweggetjes het dorp uit. Ik fiets een dijkje af, kom met een flinke vaart op een bocht af, en voor ik het besef maakt mijn fiets een schuiver over kleine gruissteentjes. Mijn fiets ligt en ik vlieg op het asfalt af. In een reflex houd ik mijn armen gestrekt naar voren. Mijn nieuwe roze yogabroek schuurt over de grond. Er vloeit meteen bloed doorheen. Stukken los vel en bloed aan mijn handen. Daar lig ik dan! Ik begin meteen te huilen. Niet door de pijn, maar van schrik.

Er rijdt een wijkbusje voorbij, ik zie de chauffeur naar me kijken. Die zal wel even stoppen, denk ik. Nee dus. Blijkbaar heeft hij haast. Huilend bekijk ik mijn bloederige handen. Opeens, alsof er een engeltje uit de hemel valt, hoor ik de liefste stem: ‘Ben je nou gevallen?’ Het is een mevrouw met een heel lief gezicht. Ze zet gauw haar fiets neer en helpt me overeind. Ze bekijkt mijn handen en knie en zegt wat bemoedigende woorden. ‘Nou, ga maar even bijkomen’, zegt ze. ‘Ik ben onderweg naar yoga-les’, zeg ik. ‘Oh, fijn, dan kun je daar even tot rust komen.’ Ik bedank haar en we fietsen allebei een andere kant op. Er is verder geen fietser te zien. Waar komt zo iemand dan zomaar opeens vandaan?, denk ik.

Met één pijp opgestroopt fiets ik door, nog steeds een beetje bibberig. Ik arriveer bij de school. Daar loopt de docente richting de ingang. ‘Zo, jij krijgt lekkere bruine benen zo!’, wijzend op mijn opgestroopte broek. ‘Nou, ik ben net gevallen, zeg ik met een trillende stem, en ja hoor, ik begin weer te huilen. ‘Ach ja, dat is altijd’, zegt ze, ‘dat is meer de schrik.’ ‘Heb jij misschien jodium en een pleister?’, vraag ik. ‘Nou, ik zou eerst flink spoelen onder de kraan, eerst moet het vuil eruit. Maar zo kun jij niet op je handen en knieën steunen hoor!’ Oh, daar had ik nog even niet aan gedacht. Ik was zo gefixeerd op ‘ik móet naar yoga!’, dat ik even vergat dat dat nu niet gaat. ‘Je kunt wel om tien uur meedoen met de meditatie’, zegt ze. ‘Ik kijk wel, ik bel nu eerst mijn vader, even vragen of hij jodium in huis heeft.’ ‘Fijne les!’, roep ik.

‘Ik heb wel jodium in huis, maar die is van 2003’, zegt hij (waarschijnlijk een tikkeltje overdreven, maar hij houdt van ‘sterke verhalen’ J). Aangekomen bij mijn vader, heeft hij al een nieuw flesje gehaald bij de apotheek, op de fiets. Wat een man, joh! Hij knipt rustig de losse stukjes huid af. ‘Ik ben blij dat je jarenlang dokter bent geweest, pap!’, zeg ik met een knipoog.

Ik ga in het zonnetje in de tuin zitten. Pfff! Even bijkomen. ‘Zit je te yoga-uh?’, lacht mijn vader als hij met de lekkerste cappuccino komt aanlopen. Ik vertel het hele verhaal. Dat er opeens een heel lieve vrouw aan kwam fietsen die mij zo lief geholpen heeft. ‘Ik weet niet eens wie het is! Ik kan haar niet eens nogmaals bedanken!’ We praten nog wat na, waarna ik rustig op mijn fiets naar huis ga. Deze keer op standje 3, poko poko (rustig aan dus).

‘Ik ga even naar de bakker een lekkere desembol halen’, zeg ik tegen mijn zoon die staat te hobbyen in de garage, ‘ik heb zo’n trek in een gebakken ei op een verse boterham!’ Ik ga meteen maar even naar de groenteboer. Terwijl ik langs de IJssalon loop, zie ik achter het raam in de gezellige zithoek, een vrouw aan een ijsje likken. Wát!!?? Dat lijkt die mevrouw van vanmorgen wel!! Nee, dit bestaat niet!! Ik loop naar binnen en zeg, al stotterend: ‘Bent u nou die mevrouw die mij vanmorgen geholpen heeft, nadat ik was gevallen met mijn fiets?’ ‘Nou ja!’, zegt ze stomverbaasd. ‘Toeval bestaat niet!’, zegt de eigenaresse van de ijssalon. Nee, dat is wel weer heel duidelijk nu. Niet normaal dit!

Tsjonge jonge, vandaag weer meerdere lessen geleerd. De val was een duidelijke boodschap dat ik me veel te druk maak om allerlei dingen. Dat ik me op één ding tegelijk moet focussen.

De ‘toevalligheid’ dat die lieve mevrouw opeens naast me stond en dat ik haar een paar uur later tegenkom bij de ijssalon in het dorp waar ik woon (zij woont hier niet eens!) heeft me nu wel duidelijk gemaakt: We hoeven ons nergens zorgen om te maken, het leven loopt zoals het loopt, daar hebben wij geen ‘controle’ over, ook al denken wij soms van wel.

Wat een bevrijding!

Liefs, Loes