Camp 3 W8
Acht weken na de diagnose. Het klinkt als een concreet getal, maar voelt als een tijdspanne die niet meer in menselijke maatstaven is te vatten. Toen ik klein was, leek een schooljaar eindeloos, een zich traag voortslepende eeuwigheid waarin de dagen zich uitstrekten als glooiende landschappen zonder horizon. Nu, als volwassene, knipper ik met mijn ogen en zijn de maanden, soms zelfs jaren, vervlogen als opgejaagde vogels die in één zwiep uit de boom opvliegen. Zo ook deze acht weken: oneindig in hun beleving, maar verwaaid als een zachte zucht in het ijle van de eeuwigheid.
Mijn herstel gaat wonderlijk voorspoedig. Ik voel energie door mijn lichaam kolken zoals ik het lang niet heb gevoeld. Het is alsof mijn cellen koortsachtig samenzweren om me zo snel mogelijk weer op de been te helpen. Maar terwijl ik staande probeer te blijven in deze stroom van vitaliteit, staart de controleafspraak met de chirurg me intussen aan als een versteende wachter bij een poort. De uitslag van het weefselonderzoek zal duidelijk moeten maken wat de volgende stappen zijn. En mijn geduld, of eerder het gebrek eraan, drijft me tot een stiekeme blik op de online resultaten. Daar, achter het scherm, sluimert de waarheid in rauwe cijfers en wetenschappelijke termen. En die waarheid is niet eenduidig.
Lymfeklieren. Betrokkenheid. Ik lees het woord opnieuw en opnieuw. Lymfeklieren. Het voelt als een echo die door mijn hoofd galmt. Nog voordat een arts het me kan uitleggen, dwarrelen mijn gedachten als roekeloze vlinders naar online bronnen, op zoek naar bevestiging of geruststelling. Ik vind fragmenten van informatie, halfbakken statistieken en meningen van vreemden in forumdiscussies. Ik denk te weten wat me te wachten staat: vervolgbehandelingen, mogelijke chemotherapie. Het is merkwaardig hoe één simpel woord, één medische term, me zo plotseling kan terugwerpen in die claustrofobische ruimte van ziekte, angst en onzekerheid. Een ruimte die ik juist zo goed dacht te hebben verlaten, nu mijn lichaam weer sterker aanvoelt en mijn geest zich leek te richten op herstel.
Het bezoek aan de chirurg maakt wat in mijn hoofd al is gaan gisten nu officieel. Samen met mijn lief stap ik de spreekkamer binnen, alsof we een arena inlopen waar feiten de wapens zijn. De chirurg is helder en zakelijk, maar niet zonder menselijke warmte. Hij toont zich tevreden over de operatie en mijn herstel, maar bevestigt dat er wel degelijk kankercellen in de lymfeklieren zijn gevonden. Er wordt aanvullende chemotherapie aanbevolen om de kans op terugkeer te verkleinen. Het goede nieuws? Het valt niet als een meteoriet op mijn dak, want ik had mezelf al voorbereid. Het slechte nieuws? Met die voorbereiding kwam ook onrust. Het voelt als het accepteren van een extra etappe in een marathon die ik al achter de rug dacht te hebben. We praten erover met onze casemanager, bespreken de planning, de mogelijkheden, het mogelijke uitstel van een vervolgoperatie. Het is een surrealistische mix van hartelijkheid en zakelijkheid, alsof we een instrument stemmen terwijl het orkest al midden in het concert zit.
Aan de ene kant voel ik nu een vreemde, relatieve rust. Het lijkt erop dat we dit jaar niet meer starten met de nieuwe therapie. Dat geeft me ruimte. Ruimte om de feestdagen in te gaan zonder elke hap eten als een brute oorlogsverklaring te zien, ruimte om nog een paar weken in de geborgenheid van een kleine kring van dierbaren te ontspannen. Tegelijkertijd voelt het nieuwe jaar als het startschot voor een inspanning waarvoor ik niet ben getraind. Alsof ik ineens een berg moet beklimmen zonder enige acclimatisatie, zonder te weten hoe ijl de lucht op grote hoogte zal zijn.
Het is die onwetendheid die me doet wankelen. Ergens, onzichtbaar voor het blote oog, kunnen microscopisch kleine cellen nog ronddolen in mijn lichaam. Zijn ze er, of zijn ze verdwenen als schimmen in de nacht? En als ik straks chemotherapie krijg, wat doet dat dan? Er is geen heldere meting, geen directe tastbare uitkomst. Het blijft een strijd in het halfduister, een oproep tot een soort blinde gehoorzaamheid aan de wetenschap en de logica. Natuurlijk, rationeel gezien lijkt het simpel: als er een kans is dat er nog kwaadaardige cellen zijn, dan bestrijd je die. Je laat geen halve maatregelen toe als je leven ervan afhangt. Toch voelt het niet zo eenvoudig. Mijn lichaam, dat momenteel zo onmiskenbaar vol leven zit, zal ik weer in de vuurlinie plaatsen. Ik zal een onbekende soldaat zijn in een oorlog die zich grotendeels in het verborgene afspeelt. De resultaten zijn onmeetbaar, behalve dat ik kan hopen dat die piepkleine vijandige troepen worden uitgeschakeld. Maar ik zal ook bijwerkingen kunnen krijgen, schade oplopen die niet zichtbaar is totdat ze als knagende muizen aan mijn gezondheid knabbelen, misschien wel voor altijd.
Is het dan verkeerd om te hopen dat de strijd al gestreden is? Is het koppigheid, is het ontkenning? Of is het een valide, bijna filosofische vraag: moeten we alles doen om elke microscopische mogelijkheid op kwaad te elimineren, ook als de prijs nooit helemaal duidelijk is? Is zekerheid over onzichtbare dreigingen überhaupt mogelijk? Dit is geen wiskundesom met een enkel, eenduidig antwoord. Het is leven, met al zijn ongrijpbare nuances en onzekerheden. En ik besef opnieuw dat gezondheid niet alleen een kwestie van cijfers en ratio is, maar ook van acceptatie, van het durven aangaan van risico’s en het leren leven met de wetenschap dat we nooit volledige controle hebben.
De tijd tikt onverstoorbaar door. Ik sta op een splitsing: aan de ene kant ligt acceptatie en voortgaan met de behandeling, aan de andere kant de illusie dat niets meer nodig is. De artsen weten het beter dan ik, natuurlijk. Toch hoop ik dat in al deze logica, de menselijkheid niet verloren gaat. Dat we de rauwe emoties, de angsten, de dromen en verlangens niet inruilen voor puur statistiek en strategie.
Nog even ademhalen in deze rust van december, nog even lachen, nog even liefhebben zonder medische schema’s in mijn achterhoofd. En dan kom ik in 2025 aan de startstreep, hopelijk iets sterker in mijn onwetendheid, een tikje wijzer in mijn onzekerheid, klaar om opnieuw een innerlijke berg te beklimmen, niet wetend wat zich op microscopisch niveau in mijn lichaam afspeelt, maar vastbesloten om desnoods blind op mijn intuïtie en het oordeel van de specialisten te vertrouwen en om te blijven leven met een hart dat, ook al is het bang, nog altijd durft te kloppen.
6 reacties
Wat een prachtige omschrijving!
Een zorgeloze kerst gewenst en veel sterkte in 2025!
Hoe mooi geschreven!
U bent schrijver en zo niet, dan heeft u uw roeping en talent gemist.
Succes en sterkte tijdens dit ingrijpende proces
en moge de toekomst rustige en traag voortschrijdende dagen brengen.
‘Is het dan verkeerd om te hopen dat de strijd al gestreden is?’ Nee, zeker niet. De kans (sorry, toch een wiskundesommetje!) daarop is zelfs behoorlijk groot. En er zijn ook echt wel mensen die om die reden aan die hele chemo niet beginnen. Mijn oncoloog gaf aan dat de vuistregel is, dat van de vier patiënten die adjudante chemo krijgen bij stadium 3 dikke darmkanker, er maar eentje overleeft dankzij de chemo. Bij twee van de vier was na de operatie ‘de strijd al gestreden’ en de chemo dus eigenlijk onnodig, en de vierde geneest ook met chemo niet. Toen ik er middenin zat, wilde ik vooral álles doen wat de kans zou vergroten dat ik mijn kinderen zou zien opgroeien. Nu zou ik nog steeds hetzelfde zou doen, maar er is wel meer ruimte in mijn hoofd om mensen die dat niet doen, te snappen.
Ik vond trouwens het vooruitzicht van chemo erger dan de chemo zelf. Mijn stokpaardje; ik vond sporten met een oncologische fysiotherapeut tijdens de chemo prettig. Het hielp tegen de dufheid in mijn hoofd. Wandelen, zwemmen en op beperkte schaal hardlopen was ook lekker maar met oxaliplatin in de winter waarschijnlijk minder aan te raden.
Dankbaar voor het delen van je perspectief. Je opmerking dat de angst voor de chemo vaak zwaarder weegt dan de behandeling zelf, herinnert me aan de verrassende kracht die we soms ontdekken in het onbekende. Het stelt me in staat om de onzekerheid met iets meer kalmte te omarmen.
Dank voor je blogs!
Het onderwerp is natuurlijk jammer (to say the least), maar je schrijft geweldig en er is veel herkenning, al heb ik stadium IV (of zeg ik na de operatie in september had?!? … dat wisselt nog wel eens wat … Zeggen dat ik darmkanker had, voelt best goed, maar ook eng, omdat je weet dat er weinig over te zeggen is als de diagnose nog geen jaar geleden is).
De tranen lopen over mijn wangen als je schrijft:
‘En ik besef opnieuw dat gezondheid niet alleen een kwestie van cijfers en ratio is, maar ook van acceptatie, van het durven aangaan van risico’s en het leren leven met de wetenschap dat we nooit volledige controle hebben’ .
Hier zit ik ook middenin en daarom raakt het mij. Dat is niet erg, op een bepaalde manier zelfs fijn. Dus dank hiervoor!
Fijne dagen en succes met de chemo!
PS
Ik heb 8 kuren folfoxiri + bevacizumab gehad. Tuurlijk wel bijwerkingen, maar het is mij erg meegevallen!
Lieve Mochas,
Fantastische schrijver! Benoemend wat je ervaart, herkenbaar, dank!!
Goede jaarwisseling!
Liefs,
Ellen