Je hebt kanker en een kind op de basisschool (6-12 jaar)
Deze informatie is gecontroleerd door deskundigen.
Naar colofonKinderen op de basisschool begrijpen vaak dat kanker een ernstige ziekte is. Elk kind reageert daar anders op. Lees wat je kunt doen om je kind zo goed mogelijk te begeleiden als je kanker hebt.
Lees op deze pagina over:
- Kinderen van 6-12 jaar
- Hoe reageert een kind in de basisschoolleeftijd op de ziekte van een ouder?
- Hoe kun je je kind begeleiden?
Kinderen van 6 tot 12 jaar
Er zijn kinderen die het woord kanker kennen. En ook begrijpen dat het een ernstige ziekte is. Maar ze weten nog niet (precies) wat het betekent en wat voor gevolgen het heeft. Met een kind op de basisschool kun je een gesprek hebben over ziek zijn. Je kunt als ouder of verzorger ook vragen wat je kind erover wil weten.
Kinderen zijn in deze leeftijd vaak gefascineerd door het menselijk lichaam. Sommige kinderen kunnen erg gedetailleerde vragen hebben en willen vaak het naadje van de kous weten.
Vanaf een jaar of 8 kunnen kinderen meestal ook wel praten over hun gedachten en gevoelens. Nadenken over hun eigen gevoelens blijft nog lastig.
Sommige vragen durven kinderen niet te stellen, ook al denken ze er wel over na. Bijvoorbeeld of je ook dood kan gaan aan kanker. Ze begrijpen op deze leeftijd dat doodgaan voor altijd is.
Kinderen zien verbanden vaak met een simpele oorzaak en gevolg. Zo kunnen kinderen denken dat hun gedrag tot kanker heeft geleid. Of dat kanker besmettelijk is. Of dat alle mensen die roken, kanker krijgen.
Hoe reageert een kind in de basisschoolleeftijd op de ziekte van een ouder?
Elk kind reageert op zijn eigen manier: emotioneel en/of met ander gedrag. Sommige kinderen raken in zichzelf gekeerd of storten zich op hun schoolwerk. Andere kinderen gaan zich agressief of druk gedragen.
Soms krijgen kinderen lichamelijke klachten zoals buikpijn of vallen terug in hun ontwikkeling. Misschien gaat eten, zindelijkheid of slapen weer even minder goed. Het kan ook zijn dat ze heftiger dan normaal reageren op kleine tegenslagen.
In deze leeftijdsfase kunnen kinderen zich schuldig voelen over dingen die ze tegen hun ouders hebben gezegd of gedaan. Ze kunnen zich daardoor zo braaf mogelijk gedragen.
In deze leeftijdsfase is school vaak erg belangrijk. Het kan afleiding bieden voor de stressvolle situatie thuis. Veel kinderen willen graag dat hun leven zo normaal mogelijk is. Ze vinden het vaak lastig om op school over hun zieke ouder te praten.
Hoe kun je je kind begeleiden?
Je kind begeleiden kan best lastig zijn. Hier vind je tips:
Bieden van structuur en regelmaat
- Houd zoveel mogelijk vast aan de structuur en de regels thuis. Dat biedt veiligheid en duidelijkheid voor je kind.
- De school kan een belangrijke steun zijn. Laat je kind zo veel mogelijk naar school gaan en meedoen met activiteiten.
- Op deze leeftijd worden leeftijdsgenoten steeds belangrijker. Laat ze dingen doen met anderen waar ze plezier uit halen.
- Beperk de hoeveelheid bezoek. Kinderen kunnen hier ontregeld door raken. Daarnaast vraagt bezoek ook veel van jou als zieke. Heb je daarna een dip, dan heb je geen energie voor je kind. Die merkt dat ook op: dat er minder aandacht en tijd voor hem of haar is.
Je kind betrekken bij je ziekte en behandeling
- Zeg eerlijk dat je kanker hebt. Praat openlijk over je ziekte. Het is beter dat je kind van jou hoort dat je ziek bent, dan van iemand anders. Leg uit dat je naar het ziekenhuis gaat voor de behandeling van kanker.
- Met boeken kun je uitleg geven over kanker en de behandeling. Bekijk op de website Kankerspoken de boekenlijst voor kinderen van 6-9 jaar en de boekenlijst voor kinderen van 9-13 jaar.
- Vraag regelmatig aan je kind hoe het met hem of haar gaat. Vraag ook of hij of zij genoeg informatie krijgt over je ziekteproces. Je kunt ook vragen hoe je hem of haar kan helpen.
- Vertel je kind dat er altijd iemand is die voor hem of haar zal zorgen. Vertel ook wie dat dan is. Voor je kind is dat belangrijk om te weten.
- Geef je kind een ‘praatknuffel’. Tegen een knuffel praten geeft een veilig gevoel.
- Heeft je kind vragen? Je kind kan ook vragen aan een arts of verpleegkundige stellen. Bijvoorbeeld in een brief of tijdens het spreekuur. Op die manier voelt je kind zich serieus genomen.
- Wees duidelijk over wat je kind van jou kan verwachten: wanneer ben je thuis en wat kun je dan wel (of niet) met je kind doen.
- Neem je kind mee naar het ziekenhuis zodat hij of zij kan zien waar je naartoe gaat. Wil je kind liever niet mee? Dwing je kind dan niet.
- Geef je kind een kleine taak thuis of in de verzorging, bijvoorbeeld een glaasje water halen. Als je kind kan helpen, voelt het zich serieus genomen en voelt je kind dat het erbij hoort. Dat is goed voor zijn of haar zelfvertrouwen. Wil je kind meer doen, laat dit dan toe.
- Vertel je kind dat je ziekte niet besmettelijk is. En dat het geen schuld heeft aan jouw ziekte.
- Vertel de school van je kind over je situatie.
Omgaan met emoties
- Leg aan je kind uit dat gevoelens als verdriet, boosheid of angst normaal zijn. Andere kinderen hebben dat soort gevoelens ook.
- Vind je dat je kind emotioneel reageert op een tegenslag? Op een manier die je niet kent? Leg dan uit dat het normaal is dat het zo reageert. Hiermee geef je je kind erkenning en leert je kind zijn of haar gevoelens te begrijpen.
- Help je kind gedrag bij heftige emoties te begrenzen. Zeg dat alle emoties er mogen zijn, maar dat je kan kiezen hoe je de emoties naar buiten laat komen. Tekenen, spel of knutselen kan helpen. Net als praten of sporten en heel diep ademhalen tot onder in je buik.
- Een hele dag met de deuren slaan of huilen helpt niet en maakt het vaak nog verdrietiger.
- Vaak begrijpen ouders eerder dan een kind wat de emoties zijn. Wees ervan bewust dat nadenken over de eigen gevoelens voor een kind nog moeilijk kan zijn. Help hen om woorden aan hun emoties te geven. Vraag of het klopt dat ze die emoties hebben. Onderzoek met hen wat ze dan fijn zouden vinden als ze die emotie hebben. Zo leer je kinderen bewust te zijn van hun emoties en ook hoe ze met hun emoties om kunnen gaan.
- Ook al past je kind zich makkelijk aan, blijf wel letten op de behoeften van je kind.
- Laat je kind weten dat het niet egoïstisch is als het dingen doet die goed voor hem of haar zijn.
- Deel je gevoelens met je kind. Laat zien dat jij ook bang of boos en verdrietig bent en wat jou dan helpt. Je kind is niet verantwoordelijk voor jouw welzijn, maar mag je natuurlijk wel een knuffel geven, een tekening maken of een glaasje water brengen. Of zeggen dat hij het naar voor jou vindt. Vertel je kind ook dat ieder zijn eigen gevoelens en emoties heeft. En dat voor iedereen andere dingen helpen.
- Door spel kan je kind gevoelens uiten en verwerken. Tekenen of situaties naspelen helpt om situaties te verwerken.
- Op deze leeftijd maken kinderen vaak een spreekbeurt of werkstuk over kanker. Door het te delen met de klas kan een kind meer steun krijgen van leeftijdsgenoten. Zeker als je kind ook iets schrijft of vertelt over omgaan met iemand die dit meemaakt. Andere kinderen weten dat vaak niet. Een spreekbeurt maken kan ook bijdragen aan de verwerking.