Je hebt kanker en een tiener (12-18 jaar)
Deze informatie is gecontroleerd door deskundigen.
Naar colofonVoor tieners zijn leeftijdsgenoten en sociale contacten (buitenshuis) belangrijk. Vaak vinden ze daar afleiding en steun. Hoe een tiener thuis reageert, verschilt per kind. Lees de tips en adviezen voor het begeleiden van je tiener.
Lees op deze pagina over:
Tieners en gevoelens
Hoe tieners hun gevoelens uiten, lijkt op hoe volwassenen dat doen. Als hun ouder kanker krijgt, kan een tiener zich verdrietig, angstig, onzeker en/of boos voelen.
Sommige jongeren kunnen deze gevoelens goed uiten of met je bespreken. Maar er zijn ook tieners die nauwelijks zichtbaar reageren. Die vinden het vaak moeilijk om hun gevoelens te laten zien en trekken zich terug. Het kan ook zijn dat ze zeggen niet bang te zijn. Of ze willen er niet over praten. Het kan ook zijn dat ze uit zorg voor jou en ook je partner hun gevoelens niet delen.
In deze leeftijdsfase zijn leeftijdsgenoten en sociale contacten (buitenshuis) belangrijk. Daarom zoeken jongeren soms steun bij hun vrienden of vriendinnen in plaats van bij de eigen ouder(s).
Loskomen van ouders
Kenmerkend voor de puberteit is: loskomen van ouders en leren om op eigen benen te staan. Dat kan een moeilijke taak zijn als een ouder ziek is. Tieners kunnen zich verantwoordelijk voelen om te helpen of om meer thuis te doen. Dat kan botsen met de behoefte om meer onafhankelijk te worden. Soms gaat zo’n tiener zich steeds meer van zijn omgeving isoleren.
Tieners kunnen zich kritisch uiten over hoe hun ouders met de ziekte omgaan. Dat is niet altijd een teken van onverschilligheid, maar eerder een manier om grip te krijgen.
Ook kunnen tieners zich schuldig voelen over dat ze gewoon doorgaan met hun leven en lol hebben. Of omdat ze soms heel heftig reageren en zelf ook niet zo snappen waar dat vandaan komt. Ze zijn enorm aan het veranderen.
Verschuiving van rollen en verantwoordelijkheden
Vaak verschuiven rollen en verantwoordelijkheden. Misschien neemt je tiener meer zorgtaken op zich. Bijvoorbeeld: op jongere broertjes/zusjes passen, huishoudelijke klussen doen of emotionele steun bieden. Hierdoor kan je kind zich sneller ‘volwassen’ voelen. Soms is dat positief (gevoel van betekenis). Maar het kan ook belastend zijn (verlies van onbezorgdheid).
Sommige tieners zijn trots dat ze bijdragen aan het gezin. Anderen voelen zich tekortschieten als ze niet genoeg kunnen helpen. Dit heeft invloed op hun zelfbeeld.
Levensvragen
Tieners hebben vaak door de situatie existentiële vragen. Confrontatie met kanker leidt bij hen tot diepere reflectie over de zin van het leven, geloof of waarden. Soms ontwikkelen tieners een sterkere empathie en veerkracht. Soms juist angst en onzekerheid.
Anders voelen
Tieners voelen zich “anders” dan leeftijdsgenoten die niet met ziekte thuis te maken hebben. Dit kan leiden tot isolatie (minder aansluiting bij leeftijdsgenoten). Of juist tot het zoeken van steun in lotgenotengroepen.
Ook wordt vaak hun toekomstbeeld beïnvloed door de situatie thuis. Ze willen bijvoorbeeld een andere studierichting zoals iets in de zorg of hulpverlening.
Algemene tips
- Zoek verbinding, blijf met je tiener in gesprek ook als je het niet eens bent met elkaar. Laat zien dat je om je tiener geeft en benieuwd bent naar zijn of haar mening.
- Blijf communiceren en vertel altijd de laatste updates ten aanzien van jouw ziekte.
- Erken de gevoelens van je tiener. Alle gevoelens zijn normaal.
- Geef ook ruimte aan deze gevoelens. “Ik snap dat je dit eng vindt klinken, vind ik ook”.
- Stimuleer je tiener om het leven met school, vrienden, sport en hobby’s in stand te houden. Zoek zo nodig hulp bij familie, vrienden en buren zodat jouw tiener dat kan blijven doen.
- Zorg ervoor dat jouw tiener taken en verantwoordelijkheden heeft die bij zijn of haar leeftijd passen.
Dit alles ondersteunt de zoektocht naar wie jouw tiener is en wil worden en stimuleert de ontwikkeling van de identiteit.

Hoe kun je je kind begeleiden?
Je tiener begeleiden kan best lastig zijn. Hier vind je tips:
Structuur en regelmaat bieden
- Probeer zoveel mogelijk vaste dingen in het dagelijks leven van je tiener te houden. Denk aan naar school gaan, sporten, muziek maken of afspreken met vrienden.
- Tieners hebben behoefte aan grenzen. Juist nu is het belangrijk dat je die grenzen blijft aangeven.
- Op deze leeftijd zijn school en buitenschoolse activiteiten meestal belangrijk voor je kind. Laat dit zo veel mogelijk doorgaan.
- Stimuleer je kind om te blijven doen waar hij of zij plezier uit haalt en vrolijk van wordt.
- Blijf (als dat mogelijk is) als gezin dingen met elkaar doen. Ook kleine vaste rituelen (zoals samen een film kijken op vrijdag) versterken het gevoel van stabiliteit.
- Probeer ook af en toe iets met een kind apart te doen, bijvoorbeeld samen lunchen of naar de bioscoop gaan.
- Als je kind taken in het huis had, laat dit dan doorgaan. Let er wel op dat het kind de taken aankan.
Je kind betrekken bij je ziekte en behandeling
- Wees eerlijk en open over de ziekte en wat je artsen erover vertellen. Vraag aan je kind: wat wil je weten? Wil je er nog iets over vragen? Eventueel kan je kind zelf vragen stellen aan de dokter.
- Nodig je kind uit om mee te gaan naar het ziekenhuis. Wil je kind niet mee, dwing ‘m dan niet.
- Wees duidelijk wat je kind van jou kan verwachten. Zeg bijvoorbeeld: “Ik ben heel moe. Daarom moet ik regelmatig even gaan liggen. Misschien ben ik ook sneller geïrriteerd. Maar ik zorg ervoor dat we een paar keer per week samen aan tafel kunnen zitten. Dan doe ik daarvoor gewoon een extra dutje”. Leg ook uit wat jij van je kind verwacht in de ziekteperiode. Bijvoorbeeld dat je kind de gewone dingen blijft doen. Maar dat je kind het wel vertelt als dat niet lukt. En met vragen komt als het niet snapt wat er gebeurt.
- Vraag regelmatig aan je kind hoe het met hem of haar gaat. En hoe je je kind kunt helpen of steunen. Vraag ook of je kind misschien meer of minder wil weten over je ziekte en de behandeling.
- Sommige tieners willen niet praten over het ziekteproces. Blijf ze wel informatie geven, maar dwing ze niet om erover te praten. Tip: vraag aan je kind: “Vind je het goed dat ik iedere week aan je vraag hoe het met je gaat?” Zo laat je zien dat je betrokken bent.
- Let op dat je kind niet te veel (emotioneel) voor jou gaat zorgen. Of te veel taken op zich gaat nemen. Kinderen mogen zich zorgen maken om de ouder, maar ze hoeven niet te zorgen voor de ouder. Het kan helpen om te vertellen dat er voor jullie wordt gezorgd door familie en/of vrienden.
- Gaat je kind zelf informatie zoeken op internet? Leg dan uit dat deze informatie niet altijd klopt.
- Tieners houden van experimenteren. Misschien doen ze het in deze situatie meer dan ooit. Grenzen aangeven en hierover met hen in gesprek gaan is juist nu belangrijk.
- Praat met je kind over de ziekte en wat dat met je doet. Wees eerlijk. Vertel wat de bijwerkingen van een behandeling kunnen zijn en of er nog genezing mogelijk is.
- Als je door de behandeling kaal bent geworden vinden sommige kinderen dat heel naar en andere totaal niet. Sommige kinderen willen niet dat je dan op school komt of nemen om die reden geen vrienden mee naar huis. Bespreek hoe je hiermee om kan gaan. Welke pruik, pet, doek of hoed staat toch best leuk – al is het anders dan vroeger? Bij welke vrienden is het misschien helemaal geen probleem? Kan je kind het misschien van tevoren aangeven bij vrienden?
Omgaan met emoties
- Laat je kind weten dat je er voor hem of haar bent en dat het zijn gevoelens mag uiten. Vertel ook dat het normaal is om bang, verdrietig, kwaad of geïrriteerd te zijn.
- Als je in het bijzijn van je kind huilt, geef dan woorden aan je emoties. Vaak herkent je kind deze emoties ook. Hiermee laat je zien dat emoties er mogen zijn.
- Geef je kind de ruimte om steun te zoeken bij leeftijdsgenoten of bij andere volwassenen.
- Stimuleer je kind zijn gevoelens te uiten bij iemand die dicht bij hem staat en vertrouwd is. Dat kan een sportcoach zijn, een mentor op school, of de ouders van een vriend of vriendin. Het kunnen ook je eigen vrienden of familieleden zijn.
- Moedig je kind aan om activiteiten te ondernemen die hem of haar op een gezonde manier afhelpen van woede en frustratie. Bijvoorbeeld sporten of uitgaan\.