DNA-onderzoek bij AML
Deze informatie is gecontroleerd door deskundigen.
Naar colofonBij het beenmergonderzoek heeft de arts leukemiecellen afgenomen. Zo kunnen de chromosomen en het DNA van de leukemiecellen worden onderzocht.
Het DNA bevat verschillende stukjes erfelijke informatie. Deze stukjes informatie heten genen. Het DNA zit opgeborgen in pakketjes: de chromosomen.
Bepaalde veranderingen in de chromosomen of het DNA wijzen op bepaalde vormen van leukemie. Met de gegevens uit het chromosomenonderzoek kan de arts:
- beter bepalen hoe de ziekte waarschijnlijk zal verlopen
- een specifieke behandeling adviseren
Niet erfelijk
Veranderingen in het DNA of de chromosomen die tot leukemie leiden, zijn in de loop van het leven van de patiënt ontstaan. De afwijkingen zitten alleen in de leukemiecellen en niet in andere cellen in het lichaam, zoals de eicellen of zaadcellen. De afwijkingen zijn dan niet erfelijk: ze kunnen niet worden doorgegeven aan kinderen.
Risicogroepen bij AML
Op basis van de uitslagen van het chromosoomonderzoek en DNA-onderzoek wordt u ingedeeld in een risicogroep. Zo’n risicogroep zegt iets over de kans op succes van de behandeling. Afhankelijk van de risicogroep wordt het behandelplan opgesteld.
Er zijn 3 risicogroepen:
- AML met ongunstig risicoprofiel
- AML met intermediair risicoprofiel
- AML met gunstig risicoprofiel
Vergeleken met de overige risicogroepen is bij AML met een ongunstig risicoprofiel:
- de kans op een complete remissie kleiner
- de kans op terugkeer van de ziekte groter
- de kans op overleving kleiner