CONTEMPLATIE
Half zes, het is nog donker. Stil in huis. Stil ook op straat.
Een enkele auto tuft voorbij.
Van razen is nog geen sprake.
Ik vouw mijn handen samen, probeer stil te zijn vanbinnen.
Mijn gedachten sputteren echter tegen.
Wederom vouw ik mijn handen samen, met alle kracht die ik nog heb, probeer ik het luchtledige ertussen uit te wringen.
De stilte voelt nijpend aan. Alsof ik levend begraven wordt.
Zoals in het ziekenhuis. De toeters en bellen voerden het hoogste woord.
Het is stil in mij, steeds stiller. Ik heb nergens woorden voor.
‘‘Gaat het lieve schat?’ vroeg zij, die mijn stem naar de buitenwereld was.
Trillend stak ik mijn duim omhoog.
Ik kon toen nog niet praten.