Herfstwandeling

Een paar maanden na volledige terugkeer op mijn werk zou je kunnen zeggen dat ik meedraai als tevoren, als 2,5 jaar geleden. Ik sta voor de klas, begeleid en coach studenten en werk in hetzelfde team. En toch is alles anders. Same same but different zoals ze in Thailand zeggen. 

In de les registreer ik een teleurgesteld gezicht, ik doe er niets mee. ‘s Avonds realiseer ik me dat ik een student met de verkeerde naam hebt aangesproken en duidelijk verward heb met iemand anders. Ik kende altijd alle studenten bij naam. De volgende les bied ik mijn excuses aan. Blij dat zij daar blij mee is. Blij dat ik dit werk doe en geen hersenchirurg ben. 

In een 1 op 1 gesprek bied ik meer ruimte voor de hartverscheurende privé problemen van een student dan ik voorheen gedaan zou hebben. Hij huilt, ik luister. Die cijferlijst komt later wel. Soms is het leven gewoon kut kerel. 

Na een volle lesdag met lesgeven, gesprekken en een diploma uitreiking sta ik tollend op mijn benen. Mijn hoofd ontploft, ik skip de borrel. Voorheen ondenkbaar. Blij met die beslissing rijd ik mijn auto richting slagboom. Kaart kwijt. Net gescand om de parkeergarage binnen te komen, paar minuten later spoorloos verdwenen. Gelaten rij ik achteruit en zet ik mijn auto aan de kant. Na vijf minuten zoek ik opnieuw en vind ik de kaart in mijn brillenkoker. Blij dat ik niet meer in paniek schiet. Dingen kwijt zijn of vergeten, in een klap zo moe zijn dat je niet meer op je benen kan staan, het went.

Collega’s lopen over met nakijkwerk, een taak die ik sinds mijn terugkeer zorgvuldig uit mijn takenpakket heb weten te houden. In plaats van daar blij mee te zijn, voel ik me schuldig om niet aan te kunnen bieden iemand iets uit handen te nemen. Hoe lang blijft het hartverwarmende begrip van tijdens mijn ziekte eigenlijk overeind ?

Sinds mijn terugkeer doe ik wat er gedaan moet worden en neem ik niets meer uit iemands handen. Blij dat ik weer werk. Blij dat deze organisatie me die mogelijkheid heeft gegeven, omdat ze me graag wilde houden. Terwijl ik teer op wie ik was, probeer ik vrede te krijgen met wie ik nu ben.

Volgens werkende vriendinnen is het de overgang. Volgens niet werkende lotgenoten is het het chemobrein. Volgens mij is het er en moet ik ermee zien te dealen, net als zij. Het maakt ons allen niet arbeidsongeschikt. 

Hoe je vindt dat je functioneert in het grotere geheel hangt af van je perspectief. Ik ben veranderd, de plaats die werk inneemt in m’n leven is veranderd. Ik moet opnieuw leren vertrouwen in mijn eigen bijdrage aan het grote geheel. Dat kan alleen door met enige afstand naar mezelf te blijven kijken.

Op een vrije middag zie ik tijdens mijn wandeling door het bos in de verte een jong stel op een kleedje zitten. Haar glanzende kastanjebruine haar heeft dezelfde rood oranje gloed als het schitterende herfstbos dat als een krans om hun heen valt, zijn jas exact dezelfde teint als het nog groene gras. Alsof ze er zijn neergezet om het perfecte grote plaatje te completeren. Ze hebben zelf geen flauw benul, druk met elkaar. Ze maken mijn dag.

Soms zit je ergens te dicht op om te zien hoe je past in de omgeving. Dan moet je zelf uit de lijst stappen om het hele schilderij te zien. Een herfstwandeling in het bos doet wonderen. Ook als je vergeet dat jij op de terugweg brood mee zou nemen.