Naar huis
Om half zeven komt de verpleegkundige langs voor de controles en mijn antibiotica. Ze vertelt dat ze vannacht een paar keer langs is geweest en dat ik telkens heel vredig lag te slapen. ‘Ja’, zeg ik tevreden: ‘ik heb heerlijk geslapen vannacht’.
Na de gebruikelijke ziekenhuisrituelen als bloedafname, medicijnverstrekking en het ontbijt, komt er een coassistent om te vertellen dat ik meer moet bewegen, omdat ik anders een tromboseprikje zal krijgen. Ze vertelt ook dat ik zo dadelijk word overgeplaatst naar een andere afdeling. Ik vraag of ik dan ook een eigen kamer krijg, maar dat kan ze niet garanderen. Ik zeg dat ik bang ben voor een infectie als ik op een zaal kom te liggen, omdat mijn bloedwaarden zo laag zijn en dat ik dan misschien beter naar huis kan. Ze vraagt hoe ik me voel en of ik graag naar huis wil. Ik voel me prima en ik wil graag naar huis is mijn antwoord.
Tien minuutjes later komt ze met het verlossende antwoord, ze heeft overlegd met de internist en ik mag naar huis. Ik stap direct, met een grote grijns op mijn gezicht, uit bed om mijn spulletjes in te pakken, terwijl ik op de tablet het nummer Home van Dotan laat afspelen. ‘Going home now’, neurie ik zachtjes in mezelf mee met de muziek, terwijl een gevoel van euforie door mijn aderen stroomt. De verpleegkundige die net binnenkomt om mijn infuus af te koppelen en de port-a-cath door te spoelen moet er erg om lachen.
En zo loop ik even later door de gang van het ziekenhuis richting de uitgang. Ik sta in de hal op Frans te wachten, die even de auto halen is, als ik me helemaal naar voel worden. Ik ben blij dat ik in de auto kan stappen en even kan zitten. Eenmaal thuis ga ik linea recta naar bed. Ik ben doodop en vraag me af of het wel zo’n goed idee was om naar huis te gaan.
De euforie heeft plaatsgemaakt voor prikkelbaarheid en een slecht humeur. Ik irriteer me aan alles en niets is goed. Ik heb last van geluiden in huis, ik vind de slaapkamer niet schoon genoeg, ik wil fris beddengoed, ik wil kunnen kiezen wat ik eet en zo heb ik nog veel meer noten op mijn zang. In de loop van de dag begin ik steeds meer te vloeken en te tieren en als ik dan ’s avonds ook nog mijn teen stoot aan een stoel die daar normaal nooit staat, knalt alle spanning eruit. Arme Frans is doodmoe van het rennen en vliegen voor mij en valt uitgeput naast me in slaap, terwijl ik treurig denk dat ik veel beter in het ziekenhuis had kunnen blijven.
1 reactie