In de zuurstoftank
Ik heb mijn boek meegenomen naar de zuurstoftank en laten zien aan de acht vrouwen die allemaal borstkanker hebben gehad. Voor de meeste is het al jaren geleden dat ze met de ziekte te maken kregen, maar de gevolgen zijn nooit uit hun leven verdwenen. Alle verhalen zijn anders; de één heeft te maken met een open wond in het borstgebied, de ander met heftige pijnen in de arm waartegen ze al jaren zware pijnstillers slikt, een oudere dame krimpt ineen als ik vertel dat ik weer onder de scan moet voor controle, weer een ander heeft uitzaaiingen en weet dat ze de komende tien jaar waarschijnlijk niet gaat halen. Allemaal staan ze er anders in, toch herkennen ze veel in mijn boek zo vertellen ze even later als ik terugkom van mijn consult bij de arts.
Na dertig zuurstofbehandelingen in de tank is er een evaluatiegesprek met de arts. Ik merk nog weinig verandering in mijn borst en arm en ik ben sceptisch over het resultaat. Ik vraag me af waarom ze bij de intake foto’s maken van de borst en het bestraalde gebied en er vervolgens nooit meer naar kijken. Je zou de beginsituatie toch op zijn minst willen vergelijken met het eindresultaat lijkt mij. De arts vertelt dat de eerste dertig behandelingen het belangrijkst zijn. In deze fase wordt het lichaam geprikkeld om nieuwe bloedvaatjes aan te leggen in het bestraalde gebied. De laatste tien behandelingen zijn eigenlijk een bonus. Het is niet noodzakelijk, maar geeft net een iets beter eindresultaat. Ik mag zelf kiezen hoe lang ik door wil gaan.
Familie en vrienden zijn verbaasd dat ik de zuurstoftherapie
zo zwaar vind. Ze vragen aan mij: ‘Hoe kan dat nou? Na alles wat je hebt doorstaan,
is dit toch peanuts?’ of ze zeggen:
‘Jeetje wat zit jij in een dip, zo ken ik je niet, nog maar een paar weekjes
joh dan is alles achter de rug.’ Ik weet
zelf ook niet precies wat het zo zwaar maakt. Ik gooi het op een combinatie van
weinig vertrouwen in de behandeling, extreme vermoeidheid en algehele
ontregeling van mijn lichaam en afgenomen veerkracht na anderhalf jaar
behandeling. Mijn emmertje zit vol en de zuurstoftherapie is net de druppel die
mijn emmertje met incasseringsvermogen doet overlopen.
De behandeling is ook gewoon fysiek zwaar. Eén van mijn medetankgenoten
vertrouwde me toe dat ze spontaan in huilen was uitgebarsten bij de arts, omdat
ze het niet langer zag zitten om door te gaan. Ze kon ’s nachts niet slapen van
het idee dat ze de volgende dag weer in de tank moest. Ze zei: ‘ik heb al heel
wat meegemaakt, waaronder twee keer een infectie na de operatie, maar dit vindt
ik veruit de naarste en zwaarste behandeling tot nu toe.’ Niet iedereen denkt
er zo over. Sommige vrouwen ervaren juist meer energie en hebben het idee beter
te slapen door de zuurstoftherapie. Ik denk dat de psychische component en
vertrouwen in de behandeling hierbij een belangrijke rol spelen.
Na vijfendertig behandelingen in de tank ben ik gestopt en
dat voelt ongelooflijk goed. Die laatste vijf keer heb ik mezelf cadeau
gegeven. Het was een overwinning om mezelf toe te staan voortijdig te stoppen
in plaats van braaf door te gaan tot het einde. Gewoon gestopt omdat dat het
beste voelde. De laatste week was de samenstelling in de tank weer veranderd.
Ik zat nu tegenover een logge man met open voetwond, die als een luie kikvors
zwetend in zijn stoel hing, terwijl zijn geurende voet op een krukje rustte dat
net voor mijn neus stond. Dit maakte de tanksessies nog onaangenamer voor mij.
In de tank is enige spanning ontstaan tussen de koukleumen en de zweters. De
ene helft van de mensen ervaart een hitte explosie zodra de druk in de tank
wordt opgevoerd en zit zich continue koelte toe te waaieren, terwijl het zweet
hoofd en haren nat maakt. Zij willen de airco op standje maximaal. De
koukleumen zitten met een handdoek om te rillen en vertellen dat ze uren daarna
nog koud zijn en in bad moeten om weer op temperatuur te komen. Ik behoor tot
de uitzondering die het afwisselend matig koud en matig warm heeft. Omdat de
artsen denken dat het psychisch is hebben ze de temperatuurmeter in de tank
afgeplakt, tot grote hilariteit van de tankgebruikers.
Naast mij zit een man met een hood; dat is een plastic kap om het hoofd waar de
zuurstof instroomt. De man heeft een plastic opening bij zijn luchtpijp waar
hij door ademt. Hij kan niet praten en niet slikken. Het is een grappige man. Hij
heeft een schriftje met potlood bij zich. De eerste keer toen hij iets
opschreef, was ik in de veronderstelling dat er iets met hem aan de hand was,
maar hij had geschreven: ‘Waar zijn de vissen?’
De gezichten van de mensen tegenover me zien er lijkbleek uit na twintig
minuten pure zuurstof inademen en ik vraag me af of ik er ook zo naargeestig
uitzie. Dat kan toch niet gezond zijn?
Aan alles komt een einde. Zo ook aan de eindeloos lijkende zuurstoftherapie. De laatste keer in de tank is een verademing die ik vier door mijn medetankgenoten te trakteren op een chocolaatje. Een andere vrouw die tegelijk met mij stopt, zegt ‘oh ik heb vanochtend gedanst door de kamer, zo blij ben ik dat het erop zit.’ En dat heb ik ook: ik kan wel dansen en springen van plezier. Zo opgelucht ben ik dat het voorbij is.
4 reacties