Hoe het verder ging

In de wachtkamer is het onverwacht druk. Door Corona vinden veel afspraken nu online plaats. Ook dit gesprek zou eigenlijk via het web gaan, maar dat wilde ik niet. Het lijkt me heel onprettig als de verbinding slecht is en je de boodschap ‘de kanker is terug’ net mist. Of het goede nieuws. Blijkbaar ben ik niet de enige met deze gedachte.

Onze stoelen staan vlakbij de spreekkamer van dokter G. Nauwlettend houd ik zijn deur in de gaten. We zijn ruim op tijd, mijn mond voelt droog en ik neem een bekertje water. Terwijl ik naar het apparaat loop, kijk ik om mee heen. De meeste mensen zijn van middelbare leeftijd, wij zijn de jongsten. Eén op de drie krijgt kanker, vroeger of later. Iedereen in wachtruimte K heeft ermee te maken, of in ieder geval een goede reden om hier te zijn. De tijd verstrijkt, het is al 11.10 uur als twee mensen de spreekkamer verlaten. De vrouw heeft tranen in haar ogen, de man fluistert ‘Ik dacht het al.’ Zonder langs de afsprakenbalie te lopen, verdwijnen ze richting de uitgang. De knoop in mijn maag word groter, hierna zijn wij. De deur van de kamer is op een kier blijven staan. We horen dokter G. praten over metastasen en nog een aantal kanker-gerelateerde termen, CT scan, dat woord herken ik. Zal ik de deur dicht doen? Nee, misschien komt hij zo naar buiten. Maar het voelt niet oké om dit gesprek te horen.

Harms hand in de mijne, ik knijp erin, we kijken elkaar aan. Zijn gezicht staat strak, als je hem niet kent zou je denken dat hij ontspannen is, ik weet beter. We willen nog zoveel, we hebben twee kleine jongetjes die op ons rekenen, dit mag gewoon niet slecht aflopen, het mag niet, ik ben nog zo ontzettend nodig hier.

Dokter G. komt naar buiten, ziet ons zitten en zegt ‘Goedemorgen’. Goede morgen, zegt dat iets? Is het een goede morgen? Ik ga als eerste naar binnen en ga zitten op de stoel het dichts bij de muur, Harm schuift naast me. Dokter G. gaat zitten en gaat meteen van start: ‘Goed nieuws’. Ik bestudeer zijn gezicht, meen hij dit nou? ‘Echt?’ breng ik uit. ‘Jaha,’ zegt hij, ‘ik had het ook niet verwacht maar het is echt zo.’ Geen begrafenis binnenkort, geen afscheidstour langs iedereen van wie ik hou, geen kist, geen krans, geen tranen van verdriet, geen eindeloze gesprekken met alle mensen van wie ik hou, geen nalatenschap, geen zorgen over met wie Harm verder zal gaan, wie zal zorgen voor mijn lieve kleine jongetjes. Ik kijk Harm aan, hij stelt nog zeker tien vragen, hij gelooft het niet. Dat vind ik zo te gek aan hem, dat hij doorvraagt, dat hij alles zegt wat hij denkt, dat hij is zoals hij is. Zijn vragen zou ik pas later bedenken, thuis in bed, in de nacht als ik weer eens wakker lig. Hij niet, hij slaapt ‘s nachts en stelt nu de vragen. Deze man, mijn man.

Even later staan we weer buiten, we houden elkaar vast en kijken elkaar aan. Daarna ik bel als eerste mijn zusje. Zij begrijpt mij, helaas, want we kregen samen kanker, bijna tegelijk. We hebben samen gehuild aan de telefoon toen ik haar vorige week vertelde over de PET-scan en de foute klier. Als je eenmaal kanker hebt gehad dan weet je welke hel je staat te wachten, een tweede keer zouden we allebei waarschijnlijk niet overleven. Dat besef kwam pas met deze uitslag. Onze menselijke kwetsbaarheid, dat je eigenlijk maar één telefoontje verwijderd bent van de dood. Daar heb je mee te leven als kankerpatiënt, want ook al ben je niet meer ziek, het wordt nooit meer zoals het was.

 Ze is aan het werk maar neemt direct op. ‘Sis, zet de champagne maar koud want ik heb goed nieuws! Weer huilen we, dit keer van geluk.

Meer lezen? Kijk ook eens op www.marijestenstra.nl