6. dokter Bienvenu Mondondo & Tante Pollewop
Het is de tweede dag in het ziekenhuis, de eerste dag op de verpleegafdeling neurologie. De MRI is achter de rug en ik ben weer terug op de brain care unit. Ik ben druk met mijn vriendin aan het appen, die weer contact heeft gehad met de Amerikaanse hartchirurg. Deze houdt ook rekening met een soort goedaardige botvergroeiing op een hele lastige plek. Mijn vriendin is er sowieso van overtuigd dat het geen kanker is. Mijn vader blijkt in zijn rug bovendien een soort vetbult te hebben, volstrekt goedaardig. Tegelijkertijd realiseer ik mij plots dat de fysio en manueel therapeut de situatie misschien wel erger hadden kunnen gemaakt met al hun geduw en gekraak. Ik vind het sowieso verbijsterend dat het kennelijk mogelijk is dat een fysio of manueel therapeut een rugpijn behandelt terwijl de patiënt op dat moment een gebroken wervel heeft . Mijn vader die in Spanje woont vertelt me dat een fysio daar niet aan de slag gaat zonder voorafgaande diagnostiek zoals een scan. Ik weet niet of ik dat moet geloven - want dat moet dan een kostbare bedoening zijn. Dat het in Nederland anders geregeld is - geen scan voorafgaand aan een behandeling bij de fysio - betekent volgens mijn logica dat de kans op een onopgemerkte gebroken wervel niet zo groot wordt geacht en dus dat mijn aandoening vrij uitzonderlijk is.
Terwijl de artsenronde al lang voorbij is en ik verder niemand verwacht, verschijnen er plots twee witte jassen bij de ingang van mijn zaal. Een lange tengere Afrikaanse arts van in de 40 vergezeld door een in lengte wat kleinere blanke jonge dame met een weelderige bos donkerbruine krullen. Beiden hebben hun mondkapje op. In hun manier van bewegen ontwaar ik een wederzijds gemak in elkaars aanwezigheid; ze lijken op elkaar ingespeeld. Ze lopen als detectives behoedzaam de zaal in, alsof ze pas een stap richting een bed willen zetten als ze zeker weten dat dat ook het juiste bed is. Hun ogen scannen langdurig de ruimte af; langs ieder van de vier bedden - ieder oogcontact met patiënten vermijdend. Ik zie ze steeds kijken naar het naambordje op het voeteneind van ieder van de vier bedden. De tijd lijkt te vertragen. Ik vind het spannend. Voor wie komen ze? En als ze voor mij komen: met welk nieuws?
Ik begrijp later dat op de gang naast de deur van iedere zaal de namen van patiënten hangen die in die zaal liggen. Bij een zaal met vier bedden staat dan vaak - maar dus niet altijd - voor ieder van die vier namen een bednummer. Dat bednummer is eigenlijk het nummer van de positie in de kamer waar een zaal staat. Wordt een patiënt verplaatst naar een andere positie in de zaal dan moet dus op het overzicht bij de deur de patiëntennaam voor een ander nummer gezet worden. Dat het vinden van de juiste patient niet altijd goed gaat zal ik gaan merken wanneer ik van de voedingsassistenten soms het eten van mijn buurman krijg. Met het verstrekken van medicijnen gaat dit overigens nooit fout; daar scant men immers steevast mijn polsbandje. Of dat ook gebeurt terwijl ik slaap omdat ik ‘s-ochtends bij het wakker worden mijn pillen aantref, weet ik niet.
Terug naar de Brain Care Unit. Het lot heeft kennelijk bepaald dat de mannelijke Afrikaanse arts en zijn gekrulde vrouwelijke collega vandaag op mijn bed afstappen. Ze komen langs de zijkant van mijn bed staan. De man heeft een diepdonkere huidskleur en priemende ogen die mij streng lijken aan te kijken. Met een zachte stem met een enorm Afrikaans-Frans accent stelt hij zich voor, dokter met een grappige klinkende Afrikaanse achternaam, zo uit een stripboek van Kuifje. Zijn volume is zacht, zijn articulatie helder en zijn intonatie melodieus. Hij neemt even zijn masker af om zijn gezicht te laten zien. Er verschijnt een veel jonger en minder gerimpeld gezicht dan verwacht en ik krijg een enorme hartelijke hagelwitte glimlach te zien. Hij stelt ook zijn collega voor, een al even vrolijke co-assistente. Ze lijken samen op stap in een zonnige dierentuin, bij de nijlpaarden aangekomen rustig en vrolijk deze patiënt in zich opnemend. Hun rustige opgewektheid werkt troostend en is aanstekelijk; ik wil ze graag beter leren kennen. Ze zijn van de afdeling interne geneeskunde. Ik heb daar wel eens eerder van gehoord maar echt weten wat het is doe ik niet. Het schijnt over alles te gaan wat zich binnenin het lichaam afspeelt en dan voornamelijk de organen. Hij vertelt erbij dat ze eigenlijk een beetje van alles weten en er daarom geregeld worden bij gevraagd om mee te helpen puzzelen naar de oorzaak van een klacht. Zijn uitspraak van het woord "poezzelen" werkt op de lachspieren, ik hoop dat mijn grijns van oor tot oor dat niet al teveel verraadt. Ze vuren samen in alle rust eindeloos veel vragen op mij af, ik voel mij volledig op mijn gemak met hun oprecht empathische aanpak, het vrolijkt mij op. Ergens halverwege in het gesprek laat de arts vallen dat zijn specialisme oncologie is en dat hij daarop wat meer toegespitste vragen heeft. Hij denkt gezien mijn leeftijd namelijk in ieder geval niet aan osteoporose (poreus geworden bot) dus zoekt elders naar een primaire bron van het zachte weefsel dat gek genoeg volgens de CT (de MRI uitslag is er nog niet) maar op één plek in mijn rug zit. Op de rechternier is op de CT van gisteren is een klein vlekje van enkele millimeters te zien, dit lijkt echter te klein om een tumor van de omvang van het zachte weefsel in mijn wervel te veroorzaken. Hij denkt eraan om een biopt te laten nemen van het weefsel in de wervel, zodat dit onder de microscoop kan worden bekeken. Het feit dat ze een oncoloog op mij hebben afgestuurd vind ik surrealistisch en eng, tegelijkertijd heb ik voldoende signalen gekregen die mij opgeteld doen concluderen dat het geen kanker kan zijn. We ronden het gesprek in alle vrolijkheid af; ik hoop ze snel weer te zien.
Kanker is voor mij een ziekte waar iedereen op een vreselijke wijze aan overlijdt en oncologen zijn dus artsen die non-stop met de dood bezig zijn. Ik hou er richting mijn vriendin maar niet over op te vertellen hoe ontzettend knap ik het vindt hoe empatisch deze artsen zijn onder zulke gitzwarte omstandigheden.
Later in de middag verschijnt een ander, bekend, gezicht aan mijn bed. Een oudere verpleegster van rond de 55 met donkerbruin haar, een rond zwart ziekenfondsbrilletje op de neus. Stevig van postuur, met een vriendelijk rond gezicht met een hele lieve, vrolijke uitstraling. Zij doet mij denken aan tante Pollewop. Tante Pollewop is anders dan de andere verpleegkundigen. Al snel blijkt mij denk ik waarom. Zij was vroeger verpleegkundige op de verpleegafdeling maar werkt tegenwoordig op de polikliniek neurologie. Zij houdt zich daar normaal gesproken vooral bezig met de begeleiding van Alzheimer patiënten. Voorafgaand aan hun afspraak met de specialist doet zij onder andere een aantal testjes of prikt bloed. Nu het in verband met Corona op de polikliniek een stuk rustiger is, is zij met haar verpleegkundige achtergrond zeer welkom op de drukke verpleegafdeling. Toch denk ik eigenlijk dat vooral haar levenservaring haar anders maakt. Ik merk namelijk dat de meeste jonge verpleegkundigen hun professionele afstand strak bewaken. Alsof zij bang zijn dat het verhaal te dichtbij komt, het ze teveel raakt en zij hun werk niet mee naar huis willen nemen. Of misschien is het ze wel zo op het ROC geleerd; net als het steevast met 'U' aanspreken van iedere patiënt - tutoyeren lukt ze niet. Over het algemeen lijkt de oudere garde zoals tante Pollewop de patiënt en zijn verhaal dichter bij te laten komen. Alsof zij al meer gezien hebben en hebben geleerd er mee om te gaan. Tante Pollewop blijkt deze eerste dagen mijn enige emotionele rots in de branding op de momenten dat mijn vriendin er niet is. Bij haar durf ik te huilen als ik bang ben en blijft ze bij me tot ik uitgehuild ben. Als ik angstig ben omdat men mij komt halen voor de MRI wrijft ze mij - tegen alle coronaprotocollen in - liefdevol over mijn schouder. Ik zal haar in de Brain Care Unit maar een week meemaken, maar spreek met haar af dat ik haar sowieso op de polikliniek kom opzoeken als dit alles voorbij is.
Nog even aankomend weekend afwachten, dan volgende week het biopt en opereren en dan zit het erop. Met een beetje mazzel ben ik binnen anderhalve week weer thuis!