Risico's en bijwerkingen van een allogene stamceltransplantatie

Deze informatie is gecontroleerd door deskundigen.

Naar colofon
Opslaan

De meeste mensen hebben na een allogene stamceltransplantatie last van een ‘dip’ in de bloedwaarden. Dat komt omdat je tijdelijk minder bloedcellen hebt. Daardoor kun je allerlei klachten krijgen. Ook kun je bijwerkingen hebben door de voorbehandeling. Of je krijgt graft-versus-host.

Deze klachten komen veel voor bij mensen die een allogene stamceltransplantatie krijgen:

Goed om te weten: je hoort van je arts of verpleegkundige bij welke klachten je dírect het ziekenhuis moet bellen. Je kunt hier ook zelf naar vragen.

Dip in je bloedwaarden

Tijdens de dip dalen je bloedwaarden. Dat betekent dat je minder rode en witte bloedcellen en minder bloedplaatjes hebt. Dan kun je bijvoorbeeld last krijgen van bloedarmoede en moeheid. En je hebt meer kans op bloedingen of infecties. Je krijgt antibiotica om de kans kleiner te maken dat je een infectie krijgt.

Vermoeidheid

Veel mensen zijn moe na de behandeling. Dat kan komen door de dip in de bloedwaarden waardoor je bloedarmoede krijgt. Dan word je sneller moe. Maar een moe gevoel kan ook ontstaan omdat je conditie vermindert of door de chemotherapie.

Graft-versus-host

Sommige mensen krijgen na een allogene stamceltransplantatie de graft-versus-host ziekte. Dat kan levensbedreigend zijn. Bij graft-versus-host vallen de afweercellen van de donor jouw gezonde cellen aan. Bijvoorbeeld de cellen van je huid, darmen of van je longen. Hierdoor krijg je problemen met deze organen. Dat heet omgekeerde afstoting.

Graft-versus-host ontstaat soms al snel na de transplantatie. Dan heet het acute graft-versus-host. Soms ontstaat de complicatie pas later en heet het chronische graft-versus-host. Om graft-versus-host te behandelen krijg je medicijnen, zoals prednison.

Bij iedere allogene stamceltransplantatie is er kans op graft-versus-host. Het maakt niet uit of de stamcellen van een familielid komen of van een onbekende, anonieme donor.

Bijwerkingen medicijnen

Je krijgt medicijnen om te voorkomen dat de donorcellen jouw afweercellen aanvallen (omgekeerde afstoting). Je slikt deze medicijnen meestal een paar maanden. Deze medicijnen geven soms bijwerkingen. Je kunt bijvoorbeeld misselijk worden, hoofdpijn krijgen of een hoge bloeddruk hebben. Soms werken je nieren slechter. De meeste bijwerkingen gaan weer over als je met de medicijnen stopt.

Problemen door chemotherapie of bestraling

Door de voorbehandeling kun je ook allerlei klachten krijgen. Zoals problemen met eten en slikken en haaruitval. Welke bijwerkingen je hebt, ligt ook aan welk medicijn je hebt gekregen bij de chemotherapie.

Afstoting van de donorcellen

Soms stoot je lichaam de nieuwe stamcellen van de donor af. Bijvoorbeeld omdat de cellen van de donor niet genoeg op jouw cellen lijken. Of omdat je te weinig stamcellen hebt gekregen. Dan is soms een nieuwe transplantatie nodig.

Lees op hematon.nl verder over de bijwerkingen en risico’s van een allogene stamceltransplantatie.

Colofon

Met medewerking van:

illustratie-arts-vrouw

Dr. Ellen Meijer

Internist-hematoloog, Amsterdam UMC (locatie VUmc)

illustratie-arts-vrouw

Dr. Saskia Klein

Hematoloog, Meander Medisch Centrum

illustratie-arts-man

Dr. Stijn Halkes

Internist-hematoloog, LUMC

Gemaakt door de redactie van kanker.nl

Laatste update: december 2024