Lichtgevoelig vergif en brandende aderen
Ik was er klaar voor, voor de chemo. Ik had een boekje gekregen met daarin uitleg van de bijwerkingen van de verschillende cytostatica, zoals de troep dat in mijn lijf gepompt zou worden ook wel noemden. Zenuwachtig was ik niet echt, maar de zin was vanzelfsprekend ver te zoeken. Vooral het inbrengen van de infuus had ik geen zin in. "Nou, we zijn er bijna.", zei ik tegen Lydia terwijl we in de lift naar de derde verdieping gingen. Ze lachte nerveus naar me en kneep zachtjes in mijn hand. "Het komt allemaal wel goed, lieverd." "Oh, Mark... Dat hoop ik zo!". Het was nog altijd moeilijker voor haar dan voor mij.
Ook mijn familie had er moeilijk mee. We kregen veel steun van mijn ouders en schoonouders en mijn broers leefden ook met ons mee, al had ik het idee dat ze niet zo goed wisten hoe ze er mee om moesten gaan. Van mijn oudste broer hoorde ik weinig, die was zijn bruiloft waarschijnlijk aan het voorbereiden. Lydia en ik vroegen ook niet veel aandacht, juist omdat mijn broer en zijn aanstaande vrouw het verdienden om in de spotlight te staan. Om diezelfde reden hadden wij ook niets verteld over dat wij in verwachting waren. Ik was er niet zo mee bezig, maar het frustreerde Lydia dat onze vrienden, op enkele na, zeer weinig van zich lieten horen. Alsof ik al overleden was, of dat omdat ze niet wisten hoe ze er mee om moesten gaan maar weggelopen waren van het probleem.
"Ah, ik zie je naam al staan. Komt u maar mee Meneer Vogels." De verpleegster bracht ons naar een kamertje. "Omdat dit uw eerste chemokuur is, krijgt u een individuele kamer. Bij de volgende kuur zit u in de gezamenlijke behandelruimte." Die had ik gezien ja. Een zaaltje met een halve kring aan stoelen die te vergelijken waren met de behandelstoel waar je op ligt bij de tandarts, alleen oogden deze nog wel wat comfortabeler. De mensen die er waren leken iets minder comfortabel te zijn. Ik liet dat beeld snel weer varen. Het liefst wilde ik nu niets voelen, maar ondanks de vriendelijke verpleegsters heerste een ongemakkelijke, depressieve sfeer. De verpleegster ging even het infuus halen om die straks in te brengen. Het was een mooi uitzicht vanuit het kamertje. Jammer dat ik die vanaf het bed waarop ik zou liggen niet kon zien.
"Doet u het maar in mijn linkerhand, mijn rechter is nogal veel geprikt de afgelopen maand." De verpleegster was geduldig en vriendelijk, en wellicht daarom leek het inbrengen van het infuus wel mee te vallen. Echt heel pijnlijk was het nooit te noemen, maar je voelde wel hoe een holle naald in je ader geschoven werd, en soms in de ader heen en weer bewogen werd om het goed op zijn plaats te zetten; Allesbehalve prettig. Ik kon er natuurlijk ook steeds meer aan gewend geraakt zijn. In tegenstelling tot de onderzoeken was mijn arm ook eerst samen met een warmte-element in doek gewikkeld om het prikken wat eenvoudiger te maken.
De behandeling zelf leek mee te vallen. Alleen de vloeistof die niet blootgesteld mocht worden aan licht was naar. Het infuuszakje was gewikkeld in aluminiumfolie, net als het draad dat naar mijn infuus leidde. Ik voelde hoe de binnenkant van de aderen in mijn arm brandde. Ik wist dat ik een hoge pijngrens had, maar op een gegeven moment keek ik toch met een grimas naar Lydia. Ik drukte op de grote rode knop om een verpleegster te roepen, maar Lydia was toch zelf even naar gang gelopen om het aan te geven. Ik had nooit echt geprotesteerd tegen de onderzoeken en behandelingen, maar dit viel mij erg tegen. De verpleegster kwam al snel om de snelheid waarmee de chemicaliën mijn ader instroomde te minderen. Dat was beter. Lydia keek bezorgd, ik probeerde niet teveel naar haar te kijken. Waarom wist ik niet precies. Ik wist wel dat ik niet wist hoe ik mij moest voelen, en waarschijnlijk was het te confronterend om te zien hoe Lydia er moeite mee had.
Na twee en een half uur en drie zakken troep in mijn bloed konden wij, nadat ook nog een naald van 15 centimeter met de laatste chemicaliën in mijn bilspier geïnjecteerd was, weer naar beneden om de taxi op te wachten. Terwijl ik in de lift naar beneden ging, begon ik mij zwakker te voelen. Het was een raar gevoel. Alsof ik langzaam mijn energie en gezondheid mijn lichaam uit voelde stromen...
Ook mijn familie had er moeilijk mee. We kregen veel steun van mijn ouders en schoonouders en mijn broers leefden ook met ons mee, al had ik het idee dat ze niet zo goed wisten hoe ze er mee om moesten gaan. Van mijn oudste broer hoorde ik weinig, die was zijn bruiloft waarschijnlijk aan het voorbereiden. Lydia en ik vroegen ook niet veel aandacht, juist omdat mijn broer en zijn aanstaande vrouw het verdienden om in de spotlight te staan. Om diezelfde reden hadden wij ook niets verteld over dat wij in verwachting waren. Ik was er niet zo mee bezig, maar het frustreerde Lydia dat onze vrienden, op enkele na, zeer weinig van zich lieten horen. Alsof ik al overleden was, of dat omdat ze niet wisten hoe ze er mee om moesten gaan maar weggelopen waren van het probleem.
"Ah, ik zie je naam al staan. Komt u maar mee Meneer Vogels." De verpleegster bracht ons naar een kamertje. "Omdat dit uw eerste chemokuur is, krijgt u een individuele kamer. Bij de volgende kuur zit u in de gezamenlijke behandelruimte." Die had ik gezien ja. Een zaaltje met een halve kring aan stoelen die te vergelijken waren met de behandelstoel waar je op ligt bij de tandarts, alleen oogden deze nog wel wat comfortabeler. De mensen die er waren leken iets minder comfortabel te zijn. Ik liet dat beeld snel weer varen. Het liefst wilde ik nu niets voelen, maar ondanks de vriendelijke verpleegsters heerste een ongemakkelijke, depressieve sfeer. De verpleegster ging even het infuus halen om die straks in te brengen. Het was een mooi uitzicht vanuit het kamertje. Jammer dat ik die vanaf het bed waarop ik zou liggen niet kon zien.
"Doet u het maar in mijn linkerhand, mijn rechter is nogal veel geprikt de afgelopen maand." De verpleegster was geduldig en vriendelijk, en wellicht daarom leek het inbrengen van het infuus wel mee te vallen. Echt heel pijnlijk was het nooit te noemen, maar je voelde wel hoe een holle naald in je ader geschoven werd, en soms in de ader heen en weer bewogen werd om het goed op zijn plaats te zetten; Allesbehalve prettig. Ik kon er natuurlijk ook steeds meer aan gewend geraakt zijn. In tegenstelling tot de onderzoeken was mijn arm ook eerst samen met een warmte-element in doek gewikkeld om het prikken wat eenvoudiger te maken.
De behandeling zelf leek mee te vallen. Alleen de vloeistof die niet blootgesteld mocht worden aan licht was naar. Het infuuszakje was gewikkeld in aluminiumfolie, net als het draad dat naar mijn infuus leidde. Ik voelde hoe de binnenkant van de aderen in mijn arm brandde. Ik wist dat ik een hoge pijngrens had, maar op een gegeven moment keek ik toch met een grimas naar Lydia. Ik drukte op de grote rode knop om een verpleegster te roepen, maar Lydia was toch zelf even naar gang gelopen om het aan te geven. Ik had nooit echt geprotesteerd tegen de onderzoeken en behandelingen, maar dit viel mij erg tegen. De verpleegster kwam al snel om de snelheid waarmee de chemicaliën mijn ader instroomde te minderen. Dat was beter. Lydia keek bezorgd, ik probeerde niet teveel naar haar te kijken. Waarom wist ik niet precies. Ik wist wel dat ik niet wist hoe ik mij moest voelen, en waarschijnlijk was het te confronterend om te zien hoe Lydia er moeite mee had.
Na twee en een half uur en drie zakken troep in mijn bloed konden wij, nadat ook nog een naald van 15 centimeter met de laatste chemicaliën in mijn bilspier geïnjecteerd was, weer naar beneden om de taxi op te wachten. Terwijl ik in de lift naar beneden ging, begon ik mij zwakker te voelen. Het was een raar gevoel. Alsof ik langzaam mijn energie en gezondheid mijn lichaam uit voelde stromen...
2 reacties
en ja wat vrienden betreft men is druk heeft geen tijd meestal bang denken wij maar die overblijven zijn dan de echte vrienden
zet hem op en heel veel sterkte gewenst
groeten carolientje
Mijn verhaal speelt zich gelukkig alweer af in het verleden. Heel veel sterkte toegewenst!