Mijn lichaam en ik

Mijn lichaam en ik, we kunnen het best met elkaar vinden. Ik zou ons zelfs echte DDV willen noemen, Dikke Dearntjes Veuraltied (Achterhoeks voor BFF). We trekken al 60 jaar samen op zonder noemenswaardige onenigheid. Oké, soms vind ik het wel lastig dat er uitsteeksels aan zitten, bijvoorbeeld als ik met het ene uitsteeksel, mijn hand, hard stoot tegen een ander, mijn neus. Ook vind ik dat mijn voeten erg ver weg zijn. Zeker sinds de chemo ongevraagd als een tsunami door mijn kleine hersenen raasde. Dat maakt het besturen ervan nogal 'tuntelig'. Op zulke momenten zoem ik graag even uit om vanuit de blobvis te kijken, dat zachtronde wezen van de diepzee, en me te verwonderen over de menselijke evolutie. Wat een raar verschijnsel is zo’n lichaam toch. Maar buiten dat doet mijn lichaam vooral haar uiterste best om mij goed te laten voelen, met spieren en endorfines en zo. En dat waardeer ik. Als tegenprestatie probeer ik goed voor haar te zorgen, met yoga en havermout en zo. In voor- en tegenspoed.
Zo’n zorgzame relatie schijnt niet voor iedereen vanzelfsprekend te zijn. Toen ik net ziek was, wilde een buurvrouw me eens opbeuren. Ze had kort daarvoor haar man verloren door dikkedarmkanker, en vroeg: ‘Heb je dat ook, dat het voelt alsof je lichaam je in de steek laat?’ Maar nee, dat herkende ik niet. Voor mij was het eerder andersom. Mijn lichaam had veel pijn en ander getormenteer, wat had ík nagelaten? Ook hoor ik regelmatig klaagzangen uit de categorie ‘Waarom ik?’ van mensen die met nieuwe tegenspoed kampen. Dan kan ik alleen maar denken: arm lichaam, je zult maar zo’n metgezel hebben.
Maar zo vertrouwd als mijn lichaam is met mij, zoveel ongemak ervaart ze met zorgverleners. Dat vind ik niet gek. Dokters bijvoorbeeld, zijn niet zomaar vreemdelingen die grensoverschrijdende handelingen verrichten. Ze komen meer en verder aan mijn lichaam dan Prometheus zelf, de god die ons hoogstpersoonlijk gekleid heeft. Ooit dacht ik, hoopte ik, dat mijn lichaam acties als prikken, spuiten, kloppen, duwen, trekken, snijden, branden, stralen en scopiëren, met de jaren makkelijker zou gaan vinden. Helaas, de wereld kent geen genade: het ongemak en de weerstand nemen eerder toe.
Er bestaan gelukkig wel krachten die mijn lichaam helpen te kalmeren. Kleine gebaren zijn dat meestal. Bijvoorbeeld wanneer zo’n zorgverlener aandacht heeft voor mijn lichaam. Of voor mij, want dat vindt mijn lichaam ook fijn. Als zo iemand ons groet, vertelt hoe die heet en wat er gaat gebeuren, vriendelijk naar ons lacht, ons niet te veel alleen laat, iets aardigs zegt, of even een zachte hand op onze schouder legt.
Er zijn ook krachten die het erger maken. Dat is bijvoorbeeld wanneer zorgverleners vooral met zichzelf of elkaar bezig zijn en wij behandeld worden als zomaar een lichaam, een zak organen. Dan zwelt het ongemak en de pijn. Op zulke momenten vouw ik mijn lange uitsteeksels zachtjes om mijn geplaagde lichaam. Samen tuntelen we verder.
Column voor Olijf https://olijf.nl
Illustratie: Blobvis, door Marc van den Eertwegh.