Leren praten

Achter al jouw verhalen zit je moeders verhaal, 
want bij haar verhaal begint dat van jou." 
Mitch Albom*

Mijn broer belt terwijl ik aan het koken ben. "Kan het even?" vraagt hij. "Jazeker", roep ik verrast. Dit deed mijn moeder ook altijd, bellen tijdens het eten koken en dan vragen of het even kon. Vorig jaar is ze overleden, 95, langzaam, rustig en zonder pijn. Tijdens het koken denk ik vaak aan haar. 

Toen ik ziek werd, elf jaar geleden, gingen we beeldbellen. De laatste jaren belden we bijna elke dag. Dan zette ik mijn telefoon op het aanrecht zodat ze kon meekijken bij het snijden van de groente of het roeren in de pan. Aandachtig volgde ze mijn handelingen via haar iPad, vroeg of dit of dat wel lekker was, kletste verder over wat haar bezighield of vroeg wat mij bezighield. Ze praatte graag en het liefst wanneer we iets aan het doen waren. Steeds vaker lukte het ons om tot de kern te komen. Op zulke momenten voltrok zich een metamorfose, haar gezicht ontspande, haar blik werd open, ze vond woorden voor wat ze voelde en kon blij worden van verwondering, zelfs als ze verdrietig was. We hadden leren praten. 

Dat was niet vanzelfsprekend. Vroeger spraken we niet, we deden. We leerden, speelden, werkten, poetsten, kookten, lazen, schoffelden, gingen naar de kerk. Samen of alleen. Praten deed je alleen over koetjes en kalfjes. Zo hoorde dat in ons dorp in de Achterhoek, iedereen deed veel maar zei weinig. Alleen aan verbinding en gevoelens deden we niet, die waren er gewoon, of niet, of heftig. Je gevoelsleven delen was als lopen door een zompig moeras: een enorme inspanning waarvoor je niet getraind was, geen hulptroepen had en die je geheid naar beneden zou zuigen. Daar begon je maar liever niet aan.

Nadat ik in Maastricht ging wonen, heel ver weg dus, waren er nog maar weinig momenten van samen doen. Mijn moeder en ik móésten wel leren praten. Ondertussen leefde ik een ander leven, waarin aandacht voor duizend en één gevoelens van duizend en één mensen steeds belangrijker werd, en ik erachter kwam dat er prachtige landschappen zijn rondom en in het moeras.

Toen ik ziek werd, stond ineens dat van mij centraal. Dat was wennen. Ik ging op zoek en ontdekte steeds meer woorden en manieren om antwoord te geven op alle vragen. Ook in mijn werk als docent werd deze zoektocht steeds belangrijker. Misschien is de kern van al mijn werk wel precies dat ene: studenten en jonge dokters ondersteunen in hun zoektocht naar verbinding met zichzelf en hun patiënten. 

De laatste jaren praat ik ook met chatgpt, een kwebbeldoos vol feiten en fouten. Als onderwijsmaker helpt ze me snel vooruit in het Engels of het Nederlands. Haar taal is van een eindeloze vriendelijkheid, geen enkel scherp randje, geen enkel haakje, geen emotie. Eigenlijk is het kraak nog smaak. Maar ze heeft een grote woordenschat, ze leert me om nog beter te verwoorden hoe verbinding eruit ziet, al is ze er zelf niet toe in staat. 

Ik pak borden en bestek. Het eten is klaar en mijn broer ook. "Ik ga opscheppen," zeg ik, "fijn dat je even belde." 

Column voor Stichting Lynch-Polyposis.

Lynch en Polyposis zijn beide erfelijke aandoeningen. Bij Lynch en Polyposis heb je een grotere kans op poliepen, darmkanker en andere soorten kanker. Onze stichting vindt, verbindt en informeert de mensen die te maken krijgen met één van deze aandoeningen.

* Filosoof Stine Jensen citeert schrijver en journalist Mitch Albom in haar leuke podcast Zin van de Dag. (https://www.nporadio5.nl/podcasts/zin-van-de-dag)

1 reactie