Een tasje met kankercellen

Na de longoperatie werden de tumorcellen wéér door de patholoog van het ziekenhuis gecontroleerd en wéér wilden de artsen een second opion. Ik moest ze komen ophalen - een reis van bijna een hele dag voor een tasje met kankercellen – en kreeg de instructies mee op een briefje: met de post aangetekend naar Treviso sturen (Rete Nazionale Tumori Rari = Nationaal Netwerk voor Zeldzame Kankers). Bij Venetie was een gespecialiseerd laboratorium. Ik vond het maar vreemd. Gaat dat in Nederland ook zo?

De volgende dag ging ik in de rij staan bij de post. Wachten, met mijn kankertasje. Bij de italiaanse post moet je altijd wachten. Formulieren invullen. Ik moest met de hand een 2-kantjes-tellend-document invullen. ‘Wat is de inhoud’?  Tsja, normaal gesproken schrijf ik ‘geschenk’, maar nu? 

Kankercelletjes? Hoe blijft dat overigens goed? Als ik een stuk ham verstuur naar Noord-Italië dan is dat na een paar dagen ook niet meer goed. Hoe zit dat met kankercellen tussen glaasjes? In die hitte. Met al dat schudden en getuimel. Is zo’n informatie überhaupt nog wel betrouwbaar, vroeg ik me af.

Enfin. Het was oneindig lang wachten op de uitslag. Dagen ging langzaam voorbij.

Aan de hand van het resultaat zou de chemotherapie samengesteld worden. Alles was dan wel weggehaald,maar voor een  eventuele verdwaalde cel werd er chemo geadviseerd: betere het zekere voor het onzekere nemen vonden de oncologen.

Chemo. Aanvankelijk wilde ik er niets van weten. Ik chemo? Mijn God, waar ben ik beland, dacht ik. Ik die nog nooit in mijn leven een medicijn in huis heb gehad, zelfs geen termometer. De farmacie - de apotheek waar het in Italië drukker is dan in een supermarkt  -had niet veel aan mij. 

 Mijn zoon wilde van niets alternatiefs weten en vond dat ik chemo moest doen. Mijn dochter daarentegen had zo haar twijfels. 

Tegen de tijd dat de uitslag kwam (adeno carcinoma scarsamente differenziato = enigszins gedifferentieerd adenocarcinoom), was ik psychologisch helemaal voorbereid: had nachten niet kunnen slapen, sjaals ingekocht, haren kort laten knippen, dromen over haaruitval ook.

Donderdags had ik de eerste chemo. Daar ging ik dan met lood in mijn schoenen. Ik had eerst een gesprek met de oncologen.Toen het mijn beurt was en ik daar voor het team zat, kwamen ze er achter dat ik die dag helemaal niet kón beginnen. Want het was donderdag en 1 cyclus stond gelijk aan 3 dagen achtereen. De 3° dag zou zaterdag zijn. Weekend. 

Ik keek ze ongeloofwaardig aan. Ik kon naar huis en maandag terugkomen. Geen sprake van dacht ik en bleef gedecideerd op mijn stoel zitten. Ik heb deze lange reis gemaakt, heb me al weken psychologisch voorbereid. Ik WIL chemo. Ik zou niet naar huis gaan voordat ze me aan het infuus hadden gelegd.

“Ik wil NU chemo.” Ze keken elkaar vragend aan. De oudste zei dat hij in zijn hele loopbaan nog nooit zo’n vreemde eend in de bijt had gehad en kwam op een idee: 2 in plaats van 1 sessie zouden ze vandaag kunnen doen en 1 morgen was een totaal van 3. Precies 1 cyclus. Zoiets als 3 voor de prijs van 2. 

Het duurde lang, 2 sessies in 1. Je luierde in een soort tandartsstoel. In elk vertrek een tv. Een babbel met een lotgenoot. Een paar bladzijden uit mijn boek. Het duurde lang - 2 in 1 - de ganse middag, tot het donker vaak. Ik was meestal de laatste. De hele afdeling leeg. Niemand te bekennen. Eens bekroop me de angst dat ze me hadden vergeten. En dacht oh God, wie haalt nu die naald eruit.

Op de dagafdeling was ook de achterdeur van het ziekenhuis: je stond meteen buiten. Meestal was het dan al avond. Links ging je naar het mortuarium en rechts naar de bus. Soms wist ik niet welke kant ik op moest, zo belabberd was ik er aan toe.

Maar ik kwam telkens thuis. Het ging. Ik had geen neveneffecten: geen haaruitval, geen misselijkheid, geen sjaals, geen ademnood, geen .....niets. Ik zag er nog steeds niet uit als iemand die kanker had. Ik had veel geluk. 4 Cyclussen had het geduurd. De herfst van 2018 en het was okay. Ik ging naar Nederland. Kerst met mijn kleinkinderen.