Vloed

Na de vakantie wachtte mij een sollicitatie. Die verliep goed; ik kreeg de baan, waarna ik in september kon beginnen. Mijn recente ziektegeschiedenis verzweeg ik; ik had geleerd van de verloren baan hier vlak voor. Dat contract was ingegaan in juni, maar ik was niet door mijn proeftijd heen gekomen, omdat ik onvoldoende beschikbaar was geweest, samenhangend met het bestralingstraject. En dat had ik ook eerlijk verteld. Te eerlijk. Dat ging ik dus niet meer doen.

Er had zich een ritme ingezet. Pal na de amputatie de tsunami aan energie. Ik werd zo’n twee maanden lang overspoeld door onverklaarbare krachten, tot aan het begin van de bestralingen. Ik werd moe. Loodzwaar, uitgeput, leeggeschraapt moe. Dat was als het land na de tsunami, een verzengende, zuigende, terugtrekkende beweging, het water dat weer terug in zee vloeit en de kust verwoest achterlaat. Uitgeput ging ik op reis, uitgeput kwam ik terug. Het was begin september en eind september moest ik beginnen met werken. Ik maakte me zorgen. Sleepte me de maand door. Hoe moest dat nou: nieuw werk met piepjonge kinderen terwijl ik mij zo oud en versleten voelde.

Maar het ritme was me trouw. Of ik was trouw aan het ritme. Het ritme bleek een wet die was geïmplementeerd in mij. Dat wist ik toen nog niet, maar terugkijkend zie ik dat patroon. Twee maanden vloedgolf, twee maanden verwoesting, in ijzeren afwisseling, dat was de wet. Dus vanaf eind september spoelde de golf weer over me heen. Vanaf de eerste dag was het duidelijk dat dit me heel goed deed. Ik vond het werk fysiek niet zwaar, omgaan met kinderen vond ik leuk, ik ervoer een grote mate van zinvolheid en als kers op de taart: ik deed weer mee en ik kreeg er goed voor betaald. Dat gaf me de grootste boost. Mijn vermoeidheid draaide zich weer om.

Ik vond niet élk werk met álle kinderen leuk. In mei had ik, gevleid omdat ik gevraagd werd - ach ja dat ego dat ego - me verplicht tot een reeks door mijzelf ontwikkelde artistieke activiteiten op een basisschool. Vanaf september tot aan de kerstvakantie gaf ik elke week een uurtje…euh…les. De bedoeling was om kinderen mee te krijgen in een project, met als resultaat een futuristische mini stad. Een stad van maquettes, gebouwd met fantasie, inlevingsvermogen, durf en zwierigheid. En oh ja, met karton. De voorwaarde was dat kinderen gedisciplineerd, gehoorzaam, ijverig, toegewijd en aandachtig mee zouden doen. Anders werd het niks.

Het werd minder dan niks. Het werd diep onder nul. Het werd een fiasco. Van de 15 kinderen in mijn groepje waren er minimaal 6 die wekelijks de vloer met me aanveegden. Ik begon vol goede moed, maar dat schip zonk snel. Elke week bouwde zich gestaag mijn wanhoop op vanaf de mateloze opluchting pal na de les, tot aan nog net niet hyperventileren zowel vlak voor als gedurende de eindeloze 60 minuten die de “les” duurde. De naweeën van de chemo lieten zich uitstekend voelen. Voor uitvoerende arbeid had ik weliswaar een speciaal potje met energie, maar voor werkzaamheden die meer van mijn creativiteit, flexibiliteit, inventiviteit, en nog zo wat teiten vergde, had ik…..niks meer in huis. Doorzettingsvermogen, incasseringsvermogen, uithoudingsvermogen: het was allemaal op.

Toch was dit belangrijk, deze ervaring. Om te weten wat ik niet meer wilde. Jaren lang had ik gedacht dat dit was wat ik aan de wereld verplicht was: overdracht van mijn artistieke talenten. Gegoten in workshops die ik telkens weer opnieuw probeerde te stroomlijnen, en toch ging het altijd mis. Bleef ik eindeloos hangen in finetunen, verbeteren, nog een keer verbeteren, herzien, schrappen, toevoegen. Uitproberen, mislukken. Nooit was het goed genoeg. Ik kon dit gewoon niet. Ik kreeg geen grip op precies dat: de overdracht. Mijn behoefte aan complexiteit was te sterk om de vereenvoudiging, middels het uiteen rafelen in stappen, zo enorm nodig voor overdracht, tot stand te brengen. Het bleef altijd te ingewikkeld voor kinderen. Om dat nu eindelijk, na zoveel jaar ploeteren, toe te geven, was een enorme opluchting. En toen mijn laatste les voorbij was, vlak voor kerst, liet ik eindelijk, eindelijk, los.

Eind januari spoelde de tsunami weer over me heen.