Kruisen, 25 december 2015
Ik was goed opgestaan. Beter dan verwacht. Het was dag 3. Vorige keer was er op die dag pijn in spieren of botten of beide, dit keer helemaal geen pijn, alleen een mogelijke voorbode van lamlendigheid. Maar het was te vroeg om die al geheel te voelen. Ik kon nog denken dat ik de hele dag min of meer in orde zou blijven. Dat dit de status quo was.
Ik moest zoon ophalen van een slaapfeestje bij zijn vriend van school. Om 11 uur kon ik aan de deur staan om hem mee te nemen, dat was de afspraak. De avond ervoor had ik hem gebracht, toen deed de dexa nog een duit in het zakje. Maar vandaag was het exit dexa, dus geen valse fitheid meer. En toch geen pijn. Hoezee! Ik kleedde me aan, zette pruik op, haarband in, zag mijn witte blote billen-wangen in de spiegel, en voelde me wankel, maar positief. Het weer was goed. Ik had de dag van te voren al uitgevist dat de route heen, dwars door de stad, met veel verkeer en gedoe, niet voor herhaling vatbaar was. Dit keer ging ik door het Vondelpark en stukjes zuid naar de Amstelkade, beter.
Mijn fiets deed het. Ook weer een meevaller. Ik reed via de Frederik Hendrikstraat richting de Bilderdijkstraat en daar zag ik haar. Ze voegde in. Een vrouw op een omafiets, net als ik, blauwe bak voorop op het rekje, maar vooral: dat haar. Ik had haar al bij de Dirk gezien een keer. Ze droeg een pruik. Een goede pruik, maar niettemin een pruik. Misschien dat ik het niet zozeer aan het haar zag, als wel aan de uitdrukking op haar gezicht; stuurs, verbeten. Ik kon haar kale hoofd eronder zo uittekenen. Ik herkende mezelf. In de Dirk had ik al gedacht dat ik haar wilde aanspreken, maar dat niet gedaan. Bovendien: wat als ik het mis had? Zo geoefend in het herkennen van pruiken ben ik niet met mijn inimini pruik-ervaring, ik ben een groentje. Plus: de bedoeling van nep-haar is juist dat het onbesproken blijft, dat ook diegenen die het herkennen, meedoen aan de illusie. Wat zit je haar goed! Wat een dikke mooie bos. Complimenten.
Ik stelde me voor hoe het zou zijn als iemand mij aan zou spreken. Zij bijvoorbeeld. Of een andere lotgenoot, op straat. In de winkel. In de bieb. Op de fiets. Waar dan ook op het publieke terrein. “Pardon dat ik u aanspreek mevrouw, maar ik zie dat u een pruik draagt. Ik ook, ziet u wel? Welke kanker heeft u?” Nee. Nee, dat zou toch niet zo fijn zijn. Inderdaad, de manier waarop deed er toe, maar ik had geen idee welke manier dat moest zijn.
“Pardon mevrouw. Het is niet dat ik u wil beledigen of kwetsen, integendeel. Ik wil u graag een hart onder de riem steken. Ik zie dat u lijdt. Ik wil u vertellen dat er aan het lijden een eind gaat komen. Gelooft u me.” Ai, ook niet goed. Alsof ik een zieltje was dat moest worden gewonnen.
Waar ik vooral niet uit kwam in deze situatie, was dat ik mijn eigen motivatie niet duidelijk kreeg. Terwijl dat online geen enkele rol speelt. Waarom zou ik iemand aan spreken? Om die ander een hart onder de riem te steken, maar waarom op straat? Want het publieke terrein botst met de plek waar harten daadwerkelijk onder riemen kunnen worden gestoken, dat kan alleen binnen de veiligheid van een privé-plek of -situatie of een digitale omgeving met lotgenoten, waarbinnen dus de veiligheid van gekozen anonimiteit kan gelden, middels een pseudoniem of anders, of er anderszins afspraken zijn over wederzijds respect en uitwisseling van informatie. Niet op straat. Daar is dat hart bij voorbaat verwond. Want de onveiligheid is de standaard, omdat vrij rondlopende passanten, buitenstaanders met ogen en oren, een verhaal binnen getrokken zouden kunnen worden waar ze niks mee te maken hebben.
De vrouw nam een andere route. Ik zag nog net hoe hoog haar hakken waren, scherpe zwarte silhouetten boven de pedalen. En weg was ze. Ik fietste verder. Slakkengang. Vondelpark, toch weer drukte, vierde uitgang links eruit, doorrijden tot aan Apollolaan, linksaf, recht doorsteken, Churchilllaan in zonder nadenken, en me tijdig realiseren dat ik de juiste straat niet had genomen. Linksaf dus bij Scheldestraat, mooi over de stoep, stout maar ja, ik heb kanker, ik mag dat, en dan wachten tot ik kon oversteken de Amstelkade in. En ineens was ze daar weer, de vrouw met de blauwe bak, of de pruik, of de blauwe bak en de pruik. Ze kwam juist vanuit de Scheldestraat aangefietst, ik kon haar route makkelijk raden. En hier kruisten we elkaar dus weer. Ik keek haar na toen ze de Churchilllaan overstak.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Mijn blogs verschijnen ook op mijn site. Bij alle menu-onderdelen (behalve home) rechts te vinden als berichten op: www.lichterik.nl