Diep, 1 januari 2016

Ik kom in een ritme. Wat verschrikkelijk dat lichaam en geest zich hoe dan ook aan ontberingen en beproevingen aanpassen. Verschrikkelijk handig eigenlijk. De week na de tweede kuur verliep eigenlijk goed. Beter dan die na de eerste kuur. Waren er na de eerste kuur zeker vier verschrikkelijke dagen, dit keer waren dat er minder dan drie en de rest viel mee! Hoezee! Wat er dan wel gebeurt, tijdens die dagen, is dat de ervaring zo diep gaat dat het lijkt of die dagen vijf keer zo lang duren. Dat dan weer wel.

Lamlendigheid kent gradaties. Dat wist ik eerder niet. Ik dacht altijd dat de kelderverdieping van het energie-loos zijn gewoon een universele kelderverdieping is. Geen gedoe met minder of meer vermoeid, gewoon moe. Na het ziekbed van mijn vader wist ik wel al dat dat niet klopt. Pappa raakte vermoeid na zijn bestralingen, die eindigden ergens in april van dit jaar. Dat was normaal. Het zou gek zijn geweest als hij vrolijk, zonder bij- of nawerkingen hoppekee weer de oude was geweest, de jonge eigenlijk. Hij was moe. Maar hij bleef moe. Sterker nog: hij werd steeds vermoeider. Eind mei was hij vermoeider dan half april. Dat klopte niet. Het zou langzaam beter moeten gaan. Mijn moeder begon zich zorgen te maken. Mijn vader misschien ook, maar waarschijnlijker is dat hij zijn kop diep in het zand stak. Als hij nou gewoon nog wat kon slapen, dan kwam het allemaal goed.

In juni begon mamma aan de bel te trekken bij ons, broer en zus. Ik suste vooral. Nam haar nog niet serieus. Zelf was ik al een poos niet in het zuiden geweest bij mijn ouders, dus ik had mijn vader nog niet gezien in deze nieuwe toestand. Voor mij was hij nog steeds gewoon mijn oude vader. Bovendien had ik het druk, het kwam me niet goed uit. Broer was de eerste die echt eens goed ging luisteren naar wat moeder ons probeerde duidelijk te maken. Ergens in juli ging ik naar het zuiden om mijn ouders te bezoeken en om polshoogte te nemen. Ik trof een vader die ik nauwelijks meer kende.

Pappa lag alleen nog maar in bed. Met de grootste moeite kreeg mijn moeder hem zover dat hij toch opstond en iets kwam eten. Hij had geen honger. Met lange tanden at hij muizenporties en schuifelde zo snel mogelijk weer terug naar de slaapkamer. Zijn stem was veranderd, schor, gebroken. Zijn tred was die van een pinguïn. Hij kibbelde met mamma over het vele liggen en het nauwelijks eten, zij wilde hem, vanuit het besef dat het op deze manier heel snel bergafwaarts zou gaan, het liefst via activiteit de gezondheid in sleuren waar hij allang niet meer thuis was, hij wilde met rust worden gelaten en begrip ontvangen voor zijn vermoeidheid. Ze kwamen nog maar moeizaam tot elkaar.

De vermoeidheid van mijn vader verdiepte zich zelfs nog erger, naarmate hij steeds minder deed om iets van zijn conditie te behouden. Hij liet het gaan. Maar dat hij echt niet meer kon, dat werd ons langzaamaan duidelijk. De ziekte was sneller dan wij, wij hobbelden achter de feiten aan. Het was te schokkend om ons te realiseren dat hij niet beter werd na zijn laatste kanker, dat dit iets nieuws was, dat de bestraling niet het eind van het ziek zijn was, maar het begin inluidde van grotere ellende.

Na deze tweede kuur besef ik dat vermoeidheid inderdaad meer kelderverdiepingen heeft. In de dagen dat de lamlendigheid het ergst is, zit ik in de kelderverdieping, maar dan niet op min 1, nee, ik zit op min 10. Diep in de grond. Het is daar donker. Koud. Ik ben tot mijn bodem leeg gelepeld. Ik kijk naar boven en zie het licht niet meer. Ik kijk naar onder en besef dat de lift nog verder naar beneden kan, maar hoeveel verder weet ik niet. Voor mijn vader zakte de lift van de vermoeidheid tot het uiterste de grond in, om uit te komen bij was de eindverdieping.


-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Mijn blogs verschijnen ook op mijn site. Bij alle menu-onderdelen (behalve home) rechts te vinden als berichten op: www.lichterik.nl


3 reacties