Klein is groot, 12 maart 2016
Het zijn de kleine dingen die het doen. Maar wat is klein? Daar heb ik zo mijn bedenkingen over. En wat is groot dan, mocht ik tot een definitie van “klein” komen waar ik tevreden over ben. En zijn het echt de kleine dingen die het hem doen, of zijn de kleine dingen de bonusjes, de surplusjes? De dingen die precies in de gaatjes passen die tussen de grote dingen vallen?
Tien maart was mijn laatste kuur. Wat een gigantische opluchting, ik had er bijna naar uitgekeken. De dag was prachtig, de zon zwaaide me uitbundig mee uit rond 12 toen ik de draaideur gelukkig zonder ongelukken door kwam. Na de kuur traditie-getrouw naar de Lidl in de buurt van het ziekenhuis, verkeerde schuifdeur door dus alsnóg bijna doormidden gesneden, toch goede ingang gevonden. Stonk niet eens in de winkel, viel ook weer mee. Ravitaillering ingeslagen, hop naar huus.
Daarna wandelen. Tijdens de wandeling veel leuke kleine dingen. Ik kon genieten. Zo was er een poes. Vast verlangen voor mij is om buiten poezen te ontmoeten, bij gebrek aan eigen binnen-kat. Meeste kans heb ik op het Poessepaadje, mijn persoonlijke verbastering van de eigenlijke naam: van Bossepad. Ik zag meerdere katten kuieren, maar geen enkele kat gaf gehoor aan mijn oproep: kom maar een kopje halen bij mij. Brengen mag ook. Er was wel een twijfelaar. Dat kunnen katten goed: twijfelen. Een zwarte met witte achterpoten en dito snorharen. De leukste katten die er zijn vind ik, en ook de liefste denk ik altijd stiekem. Met rooie katers heb ik vaak ruzie, met rooie vrouwtjes dan weer niet, maar die zijn er niet veel, en lapjeskatten zijn altijd krengen. Wit met zwarte vlekken zijn ook vaak lief. Maar dat is waarschijnlijk familie van de zwart met witten, vandaar.
In het perkje langs het pad stond poes te dralen en naar mij te kijken. Hij kwam niet. Wat hij wel deed, als om mij extra te verleiden mijn lokroep nog eens te herhalen: met zijn rechter-bekhoek langs een uitstekend takje schrapen. Een enorme tandenstoker. Er zat misschien een restje muis. Of zijn geur paste precies op het takkepuntje. Dat kreeg het kopje. Dit tafereel, die niet-toeschietelijke kat, die zijn aanhaligheid niet aan mij, maar aan een takje betuigde, en ondertussen wel gewoon met mij sjanste, was intens prettig. Klein ding nummer één. Als ik de zon niet mee reken, maar die kan ik met goed fatsoen geen klein ding noemen.
Ik liep verder naar de cavia’s in de kinderboerderij in het Westerpark. Die zitten in een lage bak, met een grofmazig metalen gaas als deksel. Met moeite steek je daar een of twee volwassen, dikke vingers doorheen. Doe ik altijd. Maar ik heb niet altijd het geluk om besnuffeld, belikt en zachtjes, bijt-gewijs, beproefd te worden. Dit keer dus wel. Klein ding nummer twee.
Na de kinderboerderij liep ik weer verder. Ik time mijn wandelingen. Ik houd me strikt aan een uur, méér mag, minder mag niet. Na ruim een half uur draaide ik om. Ik stuitte op uitgegraven boomstronken, op de smalle strook langs het fietspad. Opgesteld als een show van naast elkaar geplaatste, op hun kant gelegde knotsen. De show liep door onder het viaduct waar ook het fietspad onderdoor duikt. Veel wortels, goed zicht dus op wat zich voorheen majestueus als takkenstelsels onder de grond bevond en zich daar uitbreidde, in samenhang met een bot afgezaagde stam, geen takken meer. Kaal en vol samen. Prachtig, die omgekeerde wereld. Klein ding nummer drie.
En dan het laatst genoemde vandaag. Ik liep weer terug naar huis. Ik kwam langs een zijstraatje. Een van de vele. Er was een glazenwasser bezig met het wassen van de ramen van een woning op de begane grond. Hij concentreerde zich volledig op zijn werk. Er stonden twee kleine blonde meisjes bij hem, jaar of zes, zeven, zorgvuldig op eerbiedige afstand en toch wel zo dichtbij dat hun gretige, hunkerende interesse voor de man en zijn werk voelbaar moest zijn. Ik voelde die hunkering zelfs op de afstand van 30 meter. Het was alsof hun beider verlangen gebundeld werd, samengebald in één grote opgeblazen ballon, die zweefde rond de werkende man. Hij leek hen te negeren. Waardoor die ballon nog groter werd. Zou er een moment van knappen komen? Klein ding nummer vier.
Wat is klein? Als je verondersteld kleine dingen probeert te doorgronden ondervind je hun eigenlijke diepte. Ver onder de oppervlakte strekt zich die uit. En dan blijkt klein ineens een enorme ruimte in zich te verbergen, die zich boven, naast, onder je uitstrekt. Klein is groot.
https://www.youtube.com/watch?v=aquENBUC3mc
6 reacties
Jerrel, zo zie ik het ook. Bewust kijken. Het is er allemaal, vlak voor onze neus. Je hoeft niet te graven. Als je eenmaal hebt opgemerkt, gaat het graven via het onderwerp verder vanzelf.
Heel fijn voor je, een periode weer af kunnen sluiten. En laat de lente met mooie wandelingen en jouw mooie vertelkunst daarover maar komen. Bijzonder om te lezen.
Ik weet waar je hebt gewandeld. Ik vergaap mij altijd aan de stalen kunstwerken.