Annette, 25 april 2025, 13.15 uur
Vrijdag 25 april was ik om vier uur klaar met werken. Ik weet nog dat ik op de klok keek in het lokaal, twee over vier. Precies op dat moment stuurde Twan het bericht rond, aan veertig betrokkenen.
Ik las het buiten, het gebouw net uit en voorbij, en ik stortte op mijn knieën op de stoeptegels langs het water. De zon straalde alsof de wereld mooi was. De kou van de ochtend met de gemene scherpe wind en de wolken in de lucht, was helemaal weg. Ik denk dat de zon rond een uur is gaan schijnen. Misschien wel precies om kwart over een.
Over de Boelelaan liep ik verder. Ik verborg mijn mond met mijn sjaal. Ik was anders te naakt. Ik belde mamma en vertelde haar het nieuws. Vertellen hoe Annette me de dag ervoor had bedankt had voor mijn vriendschap was het allerergste. Opnieuw brak ik. Ik zou die dag nog vaak breken.
Ik liep richting station Zuid. Daar moest ik doorheen om uit te komen in Amsterdam Zuid, waar ik ook weer dwars doorheen zou lopen richting Vondelpark, Leidseplein, Marnixstraat, Pontsteiger. Ik zette me schrap tegen de massa mensen die rond dit tijdstip ongetwijfeld de vernauwing onder het spoor door zouden verstoppen met hun gehaast naar de ene en de andere kant.
Aan de andere kant van het spoor ligt eerst de Minervalaan. Het eerste deel daarvan kent een middenstuk met bomen en een strook gras daartussen, daar ging ik lopen. De sjaal kon weer zakken, dit keer waren de bomen mijn sluiers.
Gek, dat ik temidden van mijn verdriet kon genieten van het lopen en van de stad en van de zon, de inmiddels volledig uitgelopen bomen. Heel gek.
-
Ik herinnerde me een dag, lang geleden alweer, ik weet niet meer welk jaar. Ik moest op het Amstelstation zijn, en het was april, 25 april, dezelfde dag. Op het Amstel staan kastanjebomen, en het trof me op die dag, lang geleden, dat die bomen helemaal waren uitgelopen. Ik had kunnen vergelijken, ik was in de weken daarvoor ook telkens op het Amstelstation geweest en ik had de bladeren zien groeien. Ze hadden die dag hun uiteindelijke grootte, groter zouden ze niet worden. Ik kon een voorschot nemen op de zomer die in het verschiet lag. Het was een begin, geen eind.
-
Het maatvoering van mijn stappen was het enige dat ik kon verdragen. Stil staan, ergens gaan zitten of liggen zou het verdriet ondraaglijk maken; als vloeibare gips zou mijn gemoed vanuit mijn hart in mijn ledematen zakken, waarna ik ter plekke zou stollen. Lopen daarentegen, bewegen, de gestage maatvoering van mijn voeten op het asfalt, de stoeptegels, of, als ik geluk had, het gras, was als een gelijkmatige, kalmerende ademhaling, die het verdriet verspreid hield over mijn hele lijf. Lopen hield de poorten waardoorheen mijn eigen leven bleef stromen, wijd open.
Langs de Minervalaan, vanaf het water, zaten er mensen buiten hun huizen, genietend van de zon, pratend over niks, en ik had mij, rakelings langs hen scherend met mijn verdriet, zo gesloten mogelijk gehouden. Mond op nors, ogen neergeslagen, gekleed in afweer. Na de Apollolaan en het Hilton volgde het chique winkel-Zuid. Altijd al een hekel aan, nu nog veel erger. Dure lieden op volle, P(a)rijzige terrassen onder glazen overkappingen, boetieks met kleding waar met gemak een maandsalaris voor zou moeten worden neergeteld, groente- en fruitjuweliers, groepjes net iets te goed geklede jongeren rond net iets te luxe elektrische fietsen. Afweer werd afkeer.
Het Vondelpark was loeidruk. Ik koos het gras en manoeuvreerde tussen liggende en half zittende mensen door. Onder de Bilderdijkstraat door richting Leidseplein klonk muziek. De tijdelijke donkerte van de onderdoorgang, zo'n groot contrast met het stralende licht van deze dag, had geluid aan zich weten te binden. Ik werd moe. Helemaal naar de Pontsteiger lopen ging hem niet worden. Op het Leidseplein stapte ik in lijn 5. Het was druk, zitten ging niet. Ik stond naast een exotisch uitziende dame met een heel klein hondje in haar armen. Ik wilde het aanraken. Links van mij zaten een jeugdige oma en haar kleindochter. Het meisje haalde lipgloss uit haar tasje, een flaconnetje met een geurtje. Secuur, met spitse vingers, probeerde ze alles uit. Haar oma zat glimlachend naar haar toe gewend, háár overgave betrof haar kleindochter. Toen de tram halt hield kwam er ineens geluid uit de vrouw met het hondje, en antwoordde de oma. Italianen. Ze hoorden bij elkaar. Ze stapten uit.
Op de pont zocht ik het plekje dat ik altijd kies. Zakte daar op mijn billen en sloot mijn ogen. Zag haar voor me. Tranen drupten nu zonder weerstand, rolden over mijn wangen. Ik voelde beweging voor me en opende mijn ogen. De man die mij al was opgevallen en verderop naast zijn fiets had gestaan, zat op zijn hurken voor me en vroeg if I was all right. Ik knikte, en hij gaf me een papieren zakdoekje.
Annette is dood.
-
Op de video is Annette heel even te zien en te horen, de flamboyante dame met de hoed, vanaf de 1.13e minuut. De foto komt uit mijn album, zij links en ik rechts, we waren een jaar of vier, vijf.
4 reacties
Wat een verdriet 😥
Ik voel met je mee en maak in gedachten je wandeling,tramrit en overtocht pontje mee, sterkte.
Wat een hartverscheurend, intiem verslag van je rouwtocht… Ben er stil van. Je woorden lopen als jouw stappen: tastend, pijnlijk, en tegelijk troostend in hun schoonheid. Wat een liefde straalt hieruit. Wat een gemis.
Mag ik je een lieve knuffel geven, vanop de stoeptegels naast je?
❤️, willy
Wat een verdriet voor je. Gecondoleerd met dit verlies.
Een warme knuffel en liefs, Monique