Waarom sterk zijn?

Als kind aanschouwde ik de wereld en kwam tot de conclusie dat deze keihard was. Ik ontleende deze wetenschap vooral aan de natuur, waar de ene soort de andere soort opeet om zelf in leven te blijven. Eten of gegeten worden. Een voortdurende strijd om te overleven. Op televisie zag ik natuurfilms, waarbij dan een leeuw in beeld kwam die een kudde zebra’s besprong. Steevast werd er dan bij verteld, dat het niet zo erg was, want de leeuw zocht vooral de zwakke en zieke dieren uit. Alsof het voor een ziek of zwak dier minder erg is om opgegeten te worden dan voor een gezond dier, dacht ik dan vol afschuw. Het voelde of zwakke dieren geen bestaansrecht hadden. Als je ziek of zwak bent, word je opgeofferd om het voortbestaan van de soort niet in gevaar te brengen. Survival of the fittest. Met mijn kinderlijke logica trok ik hieruit de conclusie dat het voor mijn voortbestaan erg belangrijk was dat ik groot, gezond, sterk en vitaal was, en als ik me dan ziek voelde of pijn had, dat vooral niet te laten merken, want met zieke mensen en dieren loopt het slecht af. Niemand vindt ze de moeite waard om van te houden; hadden ze er maar voor moeten zorgen dat ze sterk en gezond waren gebleven. Eigen schuld. Dat is het beeld wat ik als kind in me heb geprent en wat ik maar niet kwijt raak.

Ik heb ook het beeld van mijn poes die met een lief, klein muisje speelt op mijn netvlies staan. Telkens als het kleine, bruine muisje versuft door de klap met de poot van mijn poes weer bij positieven kwam en dacht zich in veiligheid te kunnen brengen door hard weg te rennen, stak de poes loom haar poot uit en liet deze met uitgestoken klauw weer neerkomen op het hoofdje van de arme muis. Ik had haarscherp in de gaten dat de macht altijd bij de sterken ligt. De sterken doen met de zwakkeren wat zij willen. Zij bepalen hun lot.

Als kind heb ik toen een belangrijke beslissing genomen. Ik heb me voorgenomen om altijd de sterkste te zijn, zodat ik nooit, maar dan ook nooit in de positie van de muis terecht zou komen. Ik zou een poes zijn, een lieve, rechtvaardige poes, maar wel een poes en in geen geval een muis waarmee gesold zou worden. Ik zou de touwtjes van de macht over mijn leven sterk in handen houden, ik zou bepalen wat er in mijn leven gebeurt.

En nu ben ik ziek, zwak en misselijk. Ik voel me de muis waar god een wreed spel mee speelt. Een speelbal van het lot. Laat hij me leven, laat hij me doodgaan, heeft hij zin om me te martelen, te kwellen of laat hij me even in de waan dat ik kan ontsnappen? Wat er met mij gebeurt ligt buiten mijn macht. Ik ben overgeleverd aan de grillen van een god die ik, net als de muis de poes, nooit kan vertrouwen.

Dat is de waarheid van het kleine, bange kind in mij. Dat is een wereldbeeld dat diep in mij verankerd zit en wat ik ondanks alle positieve ervaringen met spiritualiteit, engelen, synchroniciteit, dolfijnen en leven na de dood, nooit helemaal los heb kunnen laten en nu weer in alle hevigheid naar boven komt.

Wat ik ook ervaar nu ik ziek en verzwakt ben, is dat er heel veel van me wordt gehouden. Dat mensen altruïstische wezens zijn, die graag voor een ander zorgen en hun liefde tot uitdrukking brengen door voor de ander klaar te staan. Dat het een diep menselijke behoefte is om iets te betekenen voor de ander. Dat ik door ziek te zijn, anderen de kans geef om voor mij te zorgen. En dat is heerlijk, want nu kan ik me overgeven. Er wordt voor mij gezorgd. Of zoals in een liedje van Acda en de Munnik wordt gezongen: ‘niet iedereen kan een held zijn, er moeten ook mensen worden gered’.