Tussen realisme en hoop

Ik zit tegenover mijn vrouwelijke chirurg met rood haar. Ze vindt me er anders uitzien dan een half jaar geleden: stralender en krachtiger. Trots vertel ik haar dat ik me sinds een maand ook echt goed voel. Ik heb steeds meer energie om dingen te doen. Ik ben weer aan het sporten, ik geef weer cursussen en ik heb net een intensief trainingsweekend achter de rug voor mijn opleiding tot kindercoach. Ik vertel dat het trainingsweekend nog wel erg vermoeiend voor me was en dat ik moeite had om me de hele dag te concentreren en nieuwe lesstof in me op te nemen.
Zonder enige waarschuwing schakelt mijn chirurg ineens over op een serieuze toon. Stellig zegt ze: ‘En je moet erop rekenen dat die vermoeidheid en die concentratieproblemen blijvend zijn. In het begin is er een steile curve van vooruitgang, maar die neemt af en stopt na verloop van tijd.’
Ik kijk haar perplex aan en weet even niets te zeggen, terwijl ik me afvraag waarom ze dit zo stellig meent te moeten zeggen tegen mij. Ze lijkt het heel bewust te doen, alsof ze me wil behoeden voor teleurstelling, alsof het belangrijk voor me is om realistisch te zijn. Ze heeft waarschijnlijk niet in de gaten dat het alle hoop op verbetering de grond in boort en helaas ben ik niet zo strand haar hier op te wijzen. Ik heb er zelf juist alle vertrouwen in dat ik weer helemaal herstel. Iedere keer weer een klein stapje vooruit en voor mijn gevoel zit ik al op 95% van mijn kunnen, dat is toch al een mooie score. Ik ben er in ieder geval heel tevreden mee.

Ze vraagt of ik me wil uitkleden voor de fysieke controle. Bij de fysieke controle voelt ze of er geen knobbeltjes of afwijkend weefsel te vinden zijn in mijn borsten. Ook kijkt ze naar mijn beide armen, die ik gestrekt opzij moet houden. Terloops zegt ze: ‘je rechterarm is duidelijk dikker dan je linkerarm. Ik zou niet te lang wachten met oedeemtherapie, meestal nemen de klachten toe in de loop der jaren.’ Deze opmerking blijft lang na spoken in mijn hoofd. Ineens ben ik me scherp bewust van mijn rechterarm, die warm en dik aanvoelt en die ineens pijn doet. Een scherpe, brandende pijn, die ik wel vaker heb, maar waar ik nooit zo’n acht op sla. Nu ineens is het bijna ondraaglijk door het idee dat dit in de loop der jaren alleen maar erger gaat worden. Ik ben er een paar dagen down van.
Dan bel ik mijn ex-tennismaatje (tennissen is één van de dingen die ik niet meer doe met mijn arm, uit angst dat deze nog dikker wordt, net als naar de sauna gaan of met een rugzak op lopen), die oedeemtherapeut is, voor een afspraak. Ze meet mijn beide armen op en constateert inderdaad een verschil, maar ze vindt het niet schrikbarend. In tegendeel. Ze vindt dat ik geen oedeemtherapie nodig heb en dat is voor mij een hele geruststelling. Ze leert me hoe ik mijn eigen arm kan masseren om de weefsellagen die op elkaar geplakt zijn weer zachtjes los te maken, waardoor het vocht makkelijker kan worden afgevoerd. Ik vind het heel fijn dat ik dat nu zelf kan doen en niet meer afhankelijk ben van een therapeut. Hoopvol keer ik huiswaarts.

Wat ik in dit blog wil duidelijk maken is dat de woorden van een arts of therapeut zo’n impact op me kunnen hebben. Ik begrijp wel dat artsen soms in een spagaat zitten; dat ze graag hoop willen bieden, maar dat ze ook realistisch willen zijn en dat die twee niet altijd hand in hand samen gaan. Een te rooskleurig beeld schetsen kan misleidend zijn en zorgen voor teleurstelling. Eerlijke en betrouwbare informatie is belangrijk om als patiënt goede keuzes te kunnen maken en af te kunnen wegen of je een behandeling wel of niet wilt ondergaan. Ik vind het prettig als artsen open en eerlijk vertellen wat mijn diagnose is en een realistisch beeld schetsen van wat ik kan verwachten, dan kan ik me daar op instellen. Maar positivisme en vertrouwen op een goede afloop heb ik ook nodig. Heel hard nodig. Het is de motor naar herstel. Als de behandelaar geen vertrouwen heeft in de behandeling of in mijn herstel, dan slaat dat de bodem onder mijn voeten weg.

Eerlijkheid en realisme. Hoop en vertrouwen. Ik heb het allebei nodig als patiënt. Soms vraagt dat van een arts of therapeut een voorzichtig laveren tussen die twee. Aftasten en aanvoelen wat bij mij als patiënt op dat moment het beste is. Wat dat betreft heeft mijn oncoloog het heel goed gedaan. En de chirurg die mijn tumor heeft weggesneden ook. Hij zei: ‘het is kanker, borstkanker, maar we hebben hele goede behandelmethoden en we gaan u weer beter maken.’ Natuurlijk kon hij op dat moment helemaal niet weten óf hij me beter kon maken, maar zijn vertrouwen in mijn herstel waren heel belangrijk voor me en ik weet zeker dat het heeft bijgedragen aan mijn genezing. Mijn devies is dan ook: ‘kies niet alleen een arts of therapeut waar jíj als patiënt vertrouwen in hebt, maar ook één die vertrouwen in jou heeft en die gelooft in je herstel. Ikzelf gedij het best bij een vrolijke, optimistische arts met gevoel voor humor.