Komt het terug?

Toen ik de diagnose borstkanker kreeg heb ik geen moment gedacht dat ik er aan dood zou gaan. Ik hoorde het mezelf ook zeggen aan de telefoon: ‘ik ga hier echt niet aan dood hoor’. En dat was niet om mezelf moed in te praten. Het was eerder een soort oergevoel.

Tijdens de behandelingen had ik geen tijd om me bezig te houden met doodgaan. Natuurlijk las ik statistieken, maar dat was vooral om te kijken of behandelingen zinvol waren en wat ik kon verwachten. Mijn aandacht ging volledig op aan het zo goed mogelijk doorstaan van alle beproevingen en om zo ongeschonden mogelijk uit de strijd tevoorschijn te komen. Ik was meer bezig met: ‘hoe overleef ik de chemo’ dan met ‘hoe versla ik de kanker’. Ik was bezig met genezen en weer helemaal beter worden.

Maar nu de behandelingen in een rustiger vaarwater zijn gekomen is het net of nu pas het besef doordringt dat ik KANKER heb gehad. Een nieuwe, heldere realiteit die me duidelijk maakt: ‘ik kan hier ook gewoon aan doodgaan’. Eén op de vijf vrouwen overleeft borstkanker niet en ik heb hele goede papieren om statistisch gezien bij die ene te horen. Dit besef werd getriggerd door de uitnodiging van de jaarlijkse MRI-scan in combinatie met een nieuwe mammografie. Het roept herinneringen op aan een jaar geleden toen de diagnose werd gesteld.

Een jaar geleden alweer. Vorig jaar rond deze tijd wist ik nog van niets. Verkeerde ik nog in een zalige onwetendheid en was mijn leventje nog als vanouds. Vlak van tevoren waren we nog in Italië geweest en had ik nog gewindsurft. Iets wat ik sinds mijn jeugd niet meer had gedaan, maar wat ik blijkbaar niet had verleerd, want na een uur zuchtte mijn jonge, Duitse windsurfleraar: ‘het is wel de bedoeling dat je minimaal eenmaal valt en in ieder geval een nat pak haalt’. Ik bleef bij alle oefeningen die hij bedacht overeind en na een uur les vertrouwde hij me toe, dat ik prima alleen kon surfen. Bijzonder dat ik dat nog heb gedaan, niet wetend dat ik een paar weken later onder het mes zou moeten en waarschijnlijk nooit meer zal kunnen surfen met mijn arm.

Nu is mijn leven voorgoed veranderd. Het zal nooit meer worden zoals het was. Ik besef dat het niet heilzaam is om me krampachtig vast te houden aan een gelukzalig verleden. Dat het gaat om loslaten en me te focussen op wat voor leuke, nieuwe dingen het leven NU voor me in petto heeft. Om mee te stromen met alle veranderingen zonder er iets van te vinden, om me er aan over te geven en me erover te verwonderen.

Toen de uitnodiging voor de MRI-scan was binnengekomen, zocht ik op de tablet naar overlevingsstatistieken en sterftekansen en probeerde dit te koppelen aan mijn ziekteprofiel met bijbehorende kenmerken en risico’s. Ik wilde weten waar ik aan toe was. Ik wilde weten hoe groot mijn kans op overleving was. Ik had behoefte aan zekerheid, maar weet dat de toekomst – net als voor iedereen – onzeker is.

Ik zit achter de computer als mijn vingers - net als vorig jaar - een knobbel ontdekken. Deze keer in de lymfeklieren van mijn rechtersleutelbeen. Ik voel nog een keer. Ja, het is onmiskenbaar een knobbel. Een zachte, wattige knobbel, waarvan ik aan mijn linkersleutelbeen geen evenbeeld kan ontdekken. Ook in mijn hals voel ik een knobbel. Deze is wat harder dan de knobbel bij het sleutelbeen. Het verontrust me vooral dat de knobbels links ontbreken.

Shit, het zal toch niet waar zijn dat de kanker is uitgezaaid? Nu al? Dat zou echt fataal zijn. Dan hebben alle chemo’s, immuuntherapieën en hormoontabletten geen enkele zin gehad. Wat kunnen ze dan nog voor me doen? Niets waarschijnlijk. Zo spoken de gedachten door mijn hoofd. Ik voel me direct wanhopig worden. Als ik het Frans vertel, blijft hij rustig. Natuurlijk. Hij zal nooit op de zaken vooruit lopen en heeft er bovendien een rotsvast vertrouwen in dat ik samen met hem oud word. Even later zitten we samen, innig verstrengeld, te luisteren naar een nummer van Adele met de tekst ‘I will always love you’, terwijl de tranen over mijn wangen stromen.

Kon ik eerst nog wel eens lopen mokken als het leven niet aan mijn verwachtingen voldeed en uitspraken doen als: ‘als het zo moet hoeft het voor mij niet’, nu voel ik heel sterk dat ik wil blijven leven. Dat ik onvoorwaardelijk JA zeg tegen het leven, hoe het zich ook aandient.

De volgende dag zitten de knobbels er nog. Ik besluit eerst om ze maar gewoon te negeren en te kijken of ze vanzelf weggaan. Na een halve dag ontredderd rondlopen besluit ik dat ik geruststelling van een professional nodig heb. Ik wil heel graag bevestigd krijgen dat alles goed is. Ik bel het secretariaat Oncologie en leg mijn probleem voor. Het eerste aanbod is een gesprek over anderhalve week. ‘Maar zolang kan ik niet wachten’, antwoord ik verschrikt, ‘ik ben echt heel bezorgd’. Gelukkig kan ik dan over twee dagen terecht bij de verpleegkundig specialist oncologie. Deze kijkt bezorgd als ze me binnenlaat, maar ik stel haar gerust, want de knobbels zijn inmiddels bijna verdwenen. Ik voel me een beetje gênant dat ik voor niets ben gekomen, maar dat hoeft geloof ik niet, want de verpleegkundige benadrukt nog een keer dat als ik bezorgd ben, ik altijd mag langskomen. Ze voelt lange tijd in mijn hals en bij mijn sleutelbeen, maar kan niets verdachts vinden. Gelukkig. Dit was precies wat ik nodig had.

Nu ik er toch ben, regel ik direct bij haar een verklaring dat er geen bezwaar is tegen een ontspanningsmassage. We kletsen ontspannen nog wat na over de hormoonkuur en de effecten en schudden elkaar dan hartelijk de hand. Beiden gerustgesteld dat alles goed is.

Thuis pak ik mijn intuïtieve dagboek er nog eens bij. Hierin schrijf ik dingen op zonder nadenken en zonder precies te weten wat ik schrijf. Een aantal weken terug heb ik geschreven: IK SCHRIJF, WANT IK BLIJF. Ik blijf op aarde tot mijn 90e verjaardag! Nou, dat geeft mijn vertrouwen weer een boost. Ik ga me weer richten op genieten van het leven en laat de vraag ‘komt het terug?’ voorlopig achter me liggen.


2 reacties