Het onderzoek
Maandag 16 juni om 13.00 uur zitten we in de wachtkamer van de mammacare verpleegkundige. Het is een raar gevoel hier te zitten als ‘een van kanker verdacht persoon’. We krijgen eerst een gesprek met de mammacare verpleegkundige, die erg vriendelijk is en ons op ons gemak stelt. Daarna gaan we door naar de röntgenafdeling waar ik word binnengeroepen voor de mammografie. Mijn borsten worden één voor één op een plastic plaat gelegd waarna ze worden samengeperst en er een foto wordt gemaakt.
Ik verwacht daarna terug te gaan naar Frans, maar ik word direct met ontbloot bovenlijf doorgesluisd naar de volgende ruimte waar de echo plaatsvindt. Eerst wordt er een koude gel over mijn borst gesmeerd, daarna gaat de radioloog met een scannertje over mijn borst terwijl hij op het computerscherm kijkt. Ik kijk mee en zie hem telkens weer over een vreemde bult op het scherm heen en weer gaan. Ik kijk naar zijn gezicht dat ernstig en geconcentreerd is. Ik vraag of het een cyste is. Hij antwoord: ‘nee, het is geen cyste, het is afwijkend weefsel. Ik moet voor de zekerheid een biopt nemen’. Ik wil opstaan, maar de verpleegkundige gebaart me te blijven liggen. Het biopt wordt terplekke genomen. De verpleegkundige pakt een spuit met een naald van meer dan tien centimeter en de radioloog vertelt dat hiermee de borst plaatselijk wordt verdoofd. Ik besluit dat het beter is om mijn ogen nu dicht te doen. De verdoving geeft een venijnig en branderig gevoel. Daarna wordt er nog driemaal zo’n grote naald ingebracht en een hapje uit de tumor gehaald dat ze voor onderzoek opsturen naar het laboratorium in Arnhem. Telkens als er een stukje uit mijn borst wordt genomen voel ik een golvende pijn, die na een paar minuten weer wegtrekt. Blijkbaar vertrek ik mijn gezicht, want de verpleegkundige vraagt of alles goed gaat. Ik knik.
De verpleegkundige drukt mijn wond stevig dicht om heftig bloeden te voorkomen en plakt er een pleister op. Daarna vraagt ze of het gaat en ik zeg: ‘ik had zo gehoopt dat het een cyste zou zijn’. ‘Ja’, zegt ze, vriendelijk maar ontactisch, ‘dat hoopt iedereen die hier komt, maar dat is natuurlijk niet zo’. Daarna helpt ze me overeind en sta ik nog een beetje verdwaasd weer in het kleedhokje, waar ze me op een ruwe en afstandelijke manier de hand schudt, die voor mij bijzonder onaangenaam aanvoelt, maar waarvan ik weet dat ze het doet om zichzelf te beschermen en zich niet te veel in mij in te leven. Al met al heeft het hele onderzoekstraject een klein half uur geduurd. Als ik het hokje uitkom zie ik Frans zitten die verwachtingsvol naar me kijkt. Hij is nog in de veronderstelling dat ik alleen de mammografie heb gehad en dat hij zo mee naar binnen gaat voor de echo. Ik bedenk dat het eigenlijk wel prima is zo, hij had het waarschijnlijk niet erg fijn gevonden om die lange naalden in mijn borst te zien verdwijnen.
Ik laat mijn hoofd hangen en zeg tegen hem: ‘het is foute boel, ze hebben een biopt genomen’. Dan komt uit het niets de mammacare verpleegkundige tevoorschijn die ons meeneemt naar een donker hok waar ze me een afspraken kaartje in de hand drukt voor over twee dagen. Dan is de uitslag van het biopt binnen. Ze vertelt dat het nog steeds mogelijk is dat het een goedaardig gezwel is, maar dat ik me erop moet voorbereiden dat het kwaadaardig is. De borst kan helemaal blauw worden, ik mag paracetamol nemen en de borst koelen met ijs.
En dan lopen we terneergeslagen samen naar huis. Tijdens het koken reageer ik mijn spanning af op Frans door heel kritisch te zijn en bij Frans knalt de spanning eruit in een woede uitbarsting, waarbij hij de keukenlade in elkaar ramt. Ik ben verdrietig dat we nu ruzie maken, maar ik houd mezelf voor dat het gewoon de spanning is die eruit moet en dat dat heel gezond is. Frans gaat het onkruid in de tuin in de groene bak doen, zodat die morgen aan de weg kan. Daarna komt de fietsenmaker langs om de ketting van de fiets die Frans heeft gekocht te repareren.
In alle hectiek en emotie zijn we Mara, ons kleine konijntje vergeten. We kunnen haar nergens vinden. Hoe we ook zoeken, ze lijkt van de aardbodem verdwenen. Eerst zoeken we in de tuin, dan in het schuurtje en dan in het weiland achter onze tuin, bij de volkstuintjes en bij het bos. Frans maakt nog een heel spoor door bramenstruiken, maar we vinden haar niet. Voor mij voelt het ook alsof we haar niet meer zullen vinden. Ik loop met mijn arm gekromd, want mijn borst doet zeer. Dan gaat de bel en wordt er voor mij een prachtige bos bloemen bezorgd.
1 reactie