De finish in zicht

Voor de elfde kuur lopen we door een storm met heftige rukwinden naar het ziekenhuis. Ik houd met beide handen mijn pruik stevig vast, want ik zie mezelf al met mijn grijs gemillimeterde hoofd achter de pruik aanhollen, die als een speelbal door de wind over de stoep en de straat wordt geblazen.

Vanaf de tiende kuur krijg ik steeds meer last van tintelende handen en voeten, een teken dat mijn perifere zenuwen zijn beschadigd door de Taxol. Soms breiden de tintelingen zich uit over de rest van mijn lichaam en lijkt het wel of ik in een nest kriebelende wormen gevallen ben. Andere momenten zijn mijn vingertoppen en voetzolen juist gevoelloos en is het lastig om bijvoorbeeld te typen of een knoop dicht te maken. Ook voel ik geen pijn meer als ik me bijvoorbeeld stoot aan een warme pan. De woorden van de verpleegkundig specialist oncologie, dat de klachten meestal wel overgaan maar niet altijd en dat het herstel wel een paar maanden kan duren, blijven in mijn hoofd rondspoken. De gedachte dat die twaalfde en laatste kuur misschien net teveel is voor mijn zenuwen en voor blijvende schade kan zorgen, laat me niet los. Daarom bel ik de oncologie verpleegkundige en leg mijn dilemma aan haar voor. Ze overlegt met mijn oncoloog, die niet denkt dat die laatste kuur nog voor veel extra schade zal zorgen. Het kwaad is waarschijnlijk al geschied. Een optelsom van elf keer chemo achter elkaar. Het advies luidt: doorgaan. En dat komt overeen met mijn gevoel vanbinnen, ik wil ook die twaalfde kuur volbrengen, maar blijkbaar had ik nog even wat aanmoediging en geruststelling nodig. Ik vind het fijn dat ze mijn dilemma zo serieus hebben opgepakt en het niet hebben afgedaan als flauwekul. Ik mag stoppen als ik wil en de laatste kuur laten voor wat die is, maar ik vertrouw erop dat mijn zenuwen gaan herstellen en ga er nog één keer tegen aan met Casper Chemo.

De laatste twee weken had ik de finish al in zicht, maar misschien was ik wat te voorbarig. Ik deed alsof de chemo er al op zat. De strenge hygiëne maatregelen die ik toch enkele maanden had volgehouden waren verslapt. Ik ging weer mensen kussen en huggen, ik at weer salades en ongeschild fruit, ik waste niet meer om de tien minuten mijn handen. Maar met het bloedprikken werd ik even met de neus op de feiten gedrukt: mijn witte bloedlichaampjes waren weer gedaald tot een bijna kritische grens en ik moet dus erg voorzichtig zijn met het oplopen van een infectie. Volgende week is de laatste chemo, maar die werkt nog zeker een week door, pas daarna kan het herstel beginnen. Ik moet nog even geduld hebben. Bij de verpleegkundig specialist oncologie begon ik al over sporten en opbouwen van conditie, maar de eerste twee maanden mag ik nog niets doen, alleen dagelijkse dingetjes en wandelen. Het einde van de chemo is een mijlpaal, maar het betekent niet dat ik direct alles weer kan en daar moet ik even aan wennen.

Goed nieuws is dat de lymfetherapeut erg tevreden is. Ze vertelde dat ze in haar lange carrière zelden zo’n grote verbetering van het weefsel had gezien. De borst voelt zachter aan en de klem om mijn arm is er minder vaak. Ik doe dan ook trouw mijn oefeningen en ’s avonds doet Frans nog een zachte massage om de lymfevaatjes een nieuwe weg te wijzen voor de afvoer van het vocht.