Liefde voor mijn lijf

In de metro van Rotterdam naar Leidscheveen. De zon scheen, de lucht was blauw en ik zoefde door de besneeuwde akkers van Pijnacker, of ergens die kant op.

Ik dacht na over vertrouwen en mijn lichaam. De afgelopen tijd hoorde ik vaak de aanname dat ik geen vertrouwen meer zou hebben in mijn lichaam omdat het me, een soort van, belazerd zou hebben door stiekem kanker te maken. Wat een boefke, dat lichaam.

Eigenlijk vraag ik me het tegenovergestelde af; heeft mijn lichaam nog wel vertrouwen in mij, in onze fijne samenwerking vanaf nu. Over de operatie waren we het eens, de kanker laten zitten was gewoon niet handig, zou schade maken op den duur, daar zouden we allebei niet blij van worden. Na de operatie gingen we samen naar de osteopaat en de fysiotherapeut. Het herstel was echt een één-tweetje waar we allebei van genoten, elke keer als het weer beter ging; steeds kon ik mijn arm een stukje hoger optillen, het gevoel in een groot deel van mijn bovenarm kwam terug en zelfs mijn borst kon ik weer voelen. En we gingen weer samen hardlopen en dat ging zo goed dat we ons inschreven voor de marathon.

Het was zomer, en niet zomaar één. Wekenlang scheen de zon en het was warm. Begin juli liet ik een moedervlek weghalen, een doktersbezoek eindigde in het ziekenhuis. Na de ingreep drukte de arts me op het hart vooral niet alleen te komen naar de afspraak twee weken later, ze dachten namelijk aan een melanoom. Ik had geen idee wat een melanoom was maar aan de blikken van de medische mensen kon ik afleiden dat het niet best was.

Eenmaal buiten ben ik op een bankje gaan zitten. Vanaf daar keek ik naar mensen die door de kleine tuin voor het ziekenhuis wandelden. De zon was aan het zakken, het was bijna kwart over vier. De tram die stopte in mijn blikveld was gevuld met forenzen op weg naar huis.

Ik probeerde het nieuws dat nog niet bekend was maar toch ook weer wel, te laten bezinken. Zou ik kanker hebben? Ik voelde tranen achter mijn ogen prikken. De zon scheen door de bladeren en het licht was warm en goudgeel. Ik had een topje aan zonder mouwen en een korte broek, met aan mijn voeten mijn lievelingssandalen. Dat had ik die ochtend aangetrokken toen ik nog geen idee had dat er iets aan de hand was. Ik vroeg me af of ik iets anders had gedragen als ik het had vermoed, waarschijnlijk niet.

Wat doe je eigenlijk als je hoort dat je waarschijnlijk kanker hebt en je zit alleen op een bankje. Mijn hart klopte rustig als altijd, ik voelde me eigenlijk prima, nog net zo als voor de ingreep. Er was eigenlijk niets verandert gevoelsmatig. Ik was nog steeds dezelfde, dat voelde fijn want ik was dol op wie ik was.

Ik besloot Harm te bellen. Maar wat zou ik dan zeggen? Ik besloot het te laten gebeuren, geen idee hoe ik dit moest formuleren. Hij nam direct op. ‘Wil je naar me toekomen, ze denken dat ik kanker heb, ik ben bij het SFG, ik zit op een bankje’.  Hij zei dat hij eraan kwam. Een kwartier hooguit, heb ik op dat bankje gezeten, alleen met mijn misschien wel slechte nieuws. De zon zakte verder, heel langzaam, alleen zichtbaar voor wie het nauwlettend in de gaten hield, zoals ik dat deed. Mensen fietsten weg, liepen langs met rollators en sommigen met infuus of zuurstoftank.

Een man met een bijna doorzichtige huid vol rimpels en vouwen hinkte langs me, hij was mager en droeg een blauwe trainingsbroek met een wit oude mannen hemd, veel te warm leek me. Een eindje verder ging hij zitten op het bankje dat het verst van me weg was. Hij stak een sigaret op. Mijn eerste indruk was dat het hem niet meer uitmaakte dat roken slecht voor je is, misschien had hij het wel opgegeven, hij had vast ook kanker, longkanker ofzo. Maar wie was ik om dat te bedenken, misschien was hij wel gewoon gevallen met tennis of voetbal en had hij een verstuikte enkel. Hij hoorde nog bij een generatie waarvan zelfs de prof-voetballers rookten, en de marathonlopers alleen maar mannen waren, die vaak ook een sigaret opstaken na de race. Ik wende mijn gezicht af.

Er werd een aantal keer door voorbijgangers hard gepraat over ‘de uitslag’. Rondom een ziekenhuis heerst een sfeer van gespeelde ontspanning. Je weet dat niemand daar komt om een auto te kopen, een nieuwe jurk of een stukje taart. Je ziet mensen naar elkaar kijken en opnemen ‘hoe erg het is’. Als een kaal, bleek en mager iemand voorbij liep zag ik meelijdende blikken maar ook opluchting. Opluchting dat het niet over hen gaat. Maar het ging misschien wel over mij, maar dat kon niemand zien want ik was een gezonde vrouw, met een schitterende huid, glanzende blonde haren en levendige ogen. Mijn lichaam verried gewoon dat ik sportief was, maar niet dat ze misschien wel vol zat met kanker. Nee, aan mij zag je het niet. En misschien was het ook gewoon niet zo, was het gewoon een hele lelijke moedervlek die zich had vermomd als kanker, om me te waarschuwen nog intenser en bewuster te leven. Ik had daar gewoon op bezoek kunnen zijn.

Maar de zon zei ‘wacht maar’. En ze bedoelde dat helemaal niet rot maar ze heeft al zoveel mensen ten onrecht opgelucht horen ademhalen. Daartegenover staan nog veel meer mensen die leven in vrees, bang voor wat misschien zal gebeuren. De mens lijdt het meest, door het lijden dat hij vreest. De zon weet dat en trekt zich nergens iets van aan, waarom zou ze ook, daar wordt niemand beter van.

En nu was het winter en zat ik de metro. Mijn lijf en ik op weg naar de osteopaat voor een sessie, ik zie het als een soort van relatietherapie. Want ondanks onze goede start van dit proces samen heb ik mijn lichaam toch teleurgesteld. Wel met de beste bedoelingen natuurlijk, maar dat maakt de schade niet ongedaan. Misschien is veel van de schade die mensen maken wel veroorzaakt met de beste intenties. Even uitwijken met de auto en dan per ongeluk iets of iemand anders raken. Maar ook iemand geen pijn willen doen, wat aan de hand is uit de weg gaan en dan na een tijd ontdekken dat de afstand te groot is geworden en de nabijheid ver te zoeken. En dan is er pijn of een weg terug. En wat wordt het dan.

Ik wilde graag weer dichtbij mijn lijf zijn, niet alleen voelen wat het nodig heeft maar iets wat nog veel verder gaat dan dat, het weten van binnenuit; dit heb jij nodig en dit niet.

Uit angst heb ik een behandeling ondergaan omdat ik graag wil leven, de kans op het terugkomen van de kanker het liefst elimineren. Maar iets in mij zei ‘nee! Niet doen’. En ik deed het toch, met alle gevolgen van dien. En nu is mijn lijf misschien wel onherstelbaar beschadigd. Zijn mijn hormonen niet aan te slepen en raast mijn hart alsof ik continu achterna gezeten wordt door iets wat mij kwaad wil doen, dag en nacht. En dan de tranen, ze liggen constant klaar voor gebruik. Een mooi liedje, een bestelling die niet goed gaat, een afscheid tussen anderen op een treinstation. En ja hoor, mijn wangen nat, mijn neus loopt vol, emoties hoog en laag. En ze zijn niet eens van mij maar ik lift mee, op alles wat om me heen gebeurt.

O lijf, vertel me wat je nodig hebt, ik zal je nooit meer negeren, ik beloof het. Wil je me alsjeblieft weer vertrouwen? We zijn er nog niet, of wel? Is er nog kanker? Jij wilt toch ook leven? Wat gaan we nou doen. Het spijt me zo, vergeef me, ik hou van je lijf.

Laten we er samen op uit gaat. Kilometers maken door het landschap. Zon, regen, wind het maakt niet uit. Jij en ik samen, muziekje aan, gedachten die ons verbinden. Ik zal goed voor je zorgen, je voeden en laven, rust nemen als dat beter voor je is. Maar laten we gewoon verder leven, nog lang en gelukkig.

-----

Elke dinsdag deel ik een nieuwe blog met je, op mijn website marijestenstra.nl. Wil je graag een berichtje in je mailbox als een nieuwe blog online staat? Hier kun je je aanmelden.

1 reactie

Mooi en raak geschreven. Ik heb het met veel plezier gelezen. Ik hoop dat jij en je lijf nog lang en gezond leven!

Miranda

Laatst bewerkt: 06/05/2020 - 22:22