Kankerblij

Nee, ook nu maak ik me geen illusies. Ook nu dwarrel ik er waarschijnlijk omheen. Zal ik ‘m weer nét niet raken of hoogstens schampen. Vind ik opnieuw bíjna de juiste woorden.*
Ik was laatst kankermoe. Moe door het hebben van kanker, het besef. Moe door de slopende chemo’s en moe door de permanente hormoonbehandeling. Dat samen. Kankermoe is een aparte vermoeidheid, die amper uit te leggen is.
Maar ... . Maar er is een tegenhanger: kankerblij.
Vandaag ben ik kankerblij. Of eigenlijk ben ik het voor het tweede etmaal op rij. Kankerblij door diezélfde kanker, chemo’s en hormoonbehandeling. Kankerblij is – net als kankermoe – speciaal. En net zo moeilijk uit te leggen. Niettemin hierbij een poging kankerblij te vatten in woorden die het begrip voor een niet kankerblij mens invoelbaar maken.
Ook kankerblij is grillig. Het overvalt me meestal, soms zonder aanwijsbare reden. Dan is het er ineens, om vervolgens van geen wijken te weten. Ook kankerblij is geen gast die zich snel weg laat sturen.
Kankerblij is best intens. Dan zit je ineens on top of the world. Denken licht. Bril roze. Lichaam ontspannen en sterk. Het gevoel dat energie voor even oneindig is (dat is meteen een valkuil, want kankermoe ligt altijd op de loer).
Panklaar
Kankerblij maakt emotioneel, legt vreugdetranen en milde extase panklaar. Een liedje, een opmerking, een mooie zin, een gelukzalige poot van Pluk, superzachte Juul die langs je schurkt, een lekker windje waar je benen met kracht doorheen trappen, een succes van superzoon K. of – gisteren nog – als ik de vorig jaar uitgekomen autobiografie van Tom Dumoulin bij een kringloop voor een euro afreken. Er is weinig nodig.
Kankerblij maakt me net zo machteloos als kankermoe, maar ik hoef me bij kankerblij niet af te vragen ‘hoe kom ik hier weer uit?’. Ik zweef op de vleugels van kankerblij moeiteloos de (rest van de) dag door.
Kankerblij maakt groot en soms ook overmoedig. Mij.
Goed, sinds twee dagen ben ik dus kankerblij. Hartstikke kankerblij. Ik zit op de fiets richting de Haagse binnenstad. Mijn benen voelen sterk. Ik ben op weg naar een hardloopzaak om mijn startnummer voor komend weekeinde op te halen. Puinduinrun. De vierde editie sinds die van 2022 mijn eerste gemeten post-chemo sportprestatie was.
Oorzaak
De oorzaak van mijn kankerblij zijn laat zich raden. Nee, niet mijn benen en dat startnummer. En ook niet de wind die ik letterlijk en figuurlijk in mijn rug voel. Ook niet dat net veroverde boek van Dumoulin of de twee boekjes van Niccolò Ammaniti die ik tegelijk buitmaakte. En ook niet de laatste stukken heerlijke millionairs shortbread van onze verjaardagen waarvan ik er vlak voor vertrek een oppeuzelde.
En nee, het is ook niet het besef dat ik sinds eergisteren helemaal en onverwacht opgeslorpt word door ‘De Binnenlanden’ van Euclides Da Cunha, een lang verslag van/aanklacht over een bloedig neergeslagen opstand eind negentiende eeuw in een onherbergzaam stuk van Brazilië. Een pil van 500 pagina’s compleet met landkaarten, chronologische lijst van gebeurtenissen van de ‘campagne’, aantekeningen van de auteur én van de vertaler, woordenlijst, nawoord en namenlijst. Een schier onleesbaar en in elk geval lastig leesbaar conglomeraat. Evenmin is het trouwens de zon die vandaag eindelijk hier en daar even doorkwam. Al helpen de aanstaande hardloopwedstrijd, sterke benen, rugwind, boeken, shortbread en zon met zijn allen natuurlijk wel.
Lezing
Nee, de oorzaak van mijn kankerblij zijn, ligt twee dagen achter mij: mijn lezing bij bibliotheek Westland. Het begon eergisteren al een half uur voor aanvang, bij onze aankomst. De aanmeldingen verliepen moeizaam en ik had er een ultiem rondje werving tegenaan gegooid richting mijn Whatsapp-contacten. En op mijn blog. En Facebook. En Instagram. En LinkedIn. En de bieb liet me shinen in hun nieuwsbrief. En de WOS plaatste ook nog wat.
Waar wij rekenden op zes mensen en met wat late aanmelders hoopten op tien, bleken er vijftien aanmeldingen te zijn. Dat tilde me lekker op. En toen hadden we er al een leuke prelude opzitten. Oud-collega R. en haar moeder wilden mijn voorleesbeurt weleens beleven en super-F en ik dachten: die halen we op, want het is winter en de verbindingen tussen Delft en Wateringen zijn met het OV niet geweldig. Hun wacht anders een koude reis van een uur met twee overstappen. Dat was een goede gedachte: de pop-up-taxirit bleek een gezellige aftrap van de avond.
Trein
Het liep daarna als een trein. Terwijl ik Nena via mijn laptop In meinem Leben liet zingen, liepen de eerste gasten binnen en hingen wij nog snel Kay’s schaatspak op plus de twee shirtjes, schudde ik een paar handen en drapeerde ik mijn boeken en leeslijst/life line op de tafel.
Toen vloog ik al een beetje. En werd ik kankerblijer, want de groep bleek gemêleerd. Ongeveer de helft bestond uit nieuwsgierige biebbezoekers. De andere helft kende mij al en ik hen. Van Carma: als coach, gastvrouw en gast. Als koper van mijn eerste boek. Als redacteur van … . Als meegetroonde vriendin. Ja, en als het lezen dan ook nog goed gaat, als ik mensen raak met mijn teksten en mijn ‘zijn’, als er interactie ontstaat, vragen, ervaringen gedeeld worden en als er na mijn afsluiting gesprekken ontstaan … .
Tevreden
Dus toen ik intens tevreden stond in te pakken, en passant twee boeken verkocht en me realiseerde dat mijn drie boeken vanaf nu ook bij bibliotheek Westland beschikbaar zijn, toen had-ie me helemaal. Wat moe van de inspanning, maar intens kankerblij.
Toen. Twee dagen geleden. En nu nog. Dat gevoel dus, kankerblij, ondanks de tegenwind op de terugweg van Den Haag Centrum.
*Het zou dus zo maar kunnen zijn dat ik de komende dagen en weken de zaak wat scherper zie en verwoord. De strekking blijft gelijk.