Hardlopen? Natuurlijk! En liefst meteen.

Deze keer een speciale editie van mijn boektip! En daarvoor zijn tal van redenen. Zo was het twee dagen geleden #Wereldkankerdag en is sinds die dag een speciaal boekje te koop. Het heet ‘Levenslessen’ en staat vol verhalen en inzichten van bezoekers van centra voor leven met en na kanker. ‘Levenslessen’ is een initiatief van #IPSO, de brancheorganisatie van deze centra. En ook: ik mocht aan deze bundel een bijdrage leveren!

Het is daardoor twee voor de prijs van één! Eerst de boektip zoals ik die maandelijks maak voor #Carma – Centrum voor leven met en na kanker. Daarna mijn in de bundel opgenomen verhaal.  

Openhartige levenslessen

Als alle schillen weg zijn, als je je dekking laat zakken, die dúrft te laten zakken … . Als dat gebeurt, dan openbaart zich van alles. Kracht en kwetsbaarheid. Macht en moed. Machteloosheid en angst. Wilskracht. Levenslust. Dan zijn er inzichten. Over de kern van jezelf en je bestaan. Dan doe je ontdekkingen en zijn er verrassingen. Dan leer je levenslessen. Dat is precies waar ‘Levenslessen’ voor staat. Het is een initiatief van IPSO, de brancheorganisatie achter Carma en 99 andere centra voor leven met en na kanker. En wat voor een initiatief! In ‘Levenslessen’ staat openheid met hoofdletters geschreven. IPSO haalde bij diverse centra ervaringen op van gasten en bundelde die. Het resultaat is een uitermate gevarieerd boekje, dat samen met A.W. Bruna is uitgegeven.

‘Levenslessen’ bestrijkt acht uiteenlopende thema’s, denk aan Emoties & troost, Lotgenoten, Klein geluk, Hoop & geloof en – ik mocht een verhaal bijdragen – Sport. In totaal staan er 13 verhalen van IPSO-gasten in, stuk voor stuk recht uit het hart. Elk thema wordt ingeleid en naast de verhalen staan er levenslesjes, tips en ontdekkinkjes van enkele regels tot een halve pagina in. Er zitten pareltjes tussen, zowel in de verhalen als in de kortere stukjes. En voor alles geldt: het is soepel opgeschreven. 

Levenslessen’ biedt hierdoor een leuke en afwisselende mix. Naast zeer leesbaar is het ook nog eens een heel fraai uitgegeven boekje. Het mooiste is dat het komt van ervaringsdeskundigen. Uit de eerste hand. Puur. Zo is het, zo voelt het, dit maak je mee en zo kun je ermee omgaan. Een aantal lessen had ik eerder in mijn leven geleerd willen hebben. Kortom: een geweldig boek voor jou als kankerpatiënt en voor iedereen er omheen. 

IPSO (samenstelling): ‘Levenslessen’.
€ 20,- (hardcover & gebonden) ISBN 9789400518506
€ 13,99 (e-book) ISBN 9789044938081

Mijn leerzame ervaring staat in ‘Levenslessen’ bij het thema ‘Sport’. Logisch. Van sporten voor, tijdens en na de chemotherapie bleef en blijf ik ‘compleet’. Fit en blij, ondanks en dankzij de snertcellen.

‘Bewegen maakt me blij en trots’

Erik (65) is ex-topsporter en moest zichzelf opnieuw uitvinden toen hij kanker kreeg. Hij bleef tijdens de behandelingen bewegen zo veel hij kon. Dat gaf hem zelfvertrouwen. De buitenlucht en het bewegen maakten hem een blijer mens.

‘Daar stond ik dan. Je kon mij elke dag vragen een halve marathon te lopen en nu was ik overgeleverd aan het traject van chemo’s. Van wat ik kon is weinig over. Maar ik ontdekte: als je doet wat je kunt, dan is het goed.’

‘Ja lekker dan! Daar stond ik. Met de diagnose ‘ongeneeslijke prostaatkanker’ én een lijf dat liefst meteen een halve marathon wilde lopen. Want dat kon, zo’n eind rennen. Nergens last van.

En daar stond ik ook met een lawine aan vragen. Als ex-topsporter kon en wilde ik me niet voorstellen dat ik niet meer zou kunnen rennen en rossen, niet meer lekker zou kunnen bewegen. Dus hoe zou dat straks gaan? Kan ik het bewegen en sporten behouden tijdens de chemo’s? En erna? En wat dan? En hoeveel?’

Tóch naar buiten
‘De antwoorden weet ik nu. Ja, zeker tot de chemo’s begonnen, bleef ik flink sporten. En ja, ook tijdens de chemo’s kon ik bewegen. Het was veel meer dan de oncoloog als mogelijk inschatte. “Parkeer de auto wat verder weg van waar je moet zijn”, was het advies. En: “Neem wat vaker de trap en ga voor een boodschap lopen in plaats van met de fiets of de auto”. Geen idee hadden ze wat een fanatieke sporter zoal doet. Daags na de eerste chemo knalde ik er 25 stevige fietskilometers uit, mét een paar hellingen. En de dag erna tien kilometer hardlopen, de helft over het strand.

Bij chemo twee tot en met vijf – toen ik me in de week erna echt rot voelde – begreep ik de oncoloog iets beter. Dan stond ik allerminst te springen om mijn schoenen aan te doen en mijn jas te pakken. Maar ik deed het wel. Tóch wandelen. Tóch wat kort intervalwerk. Mijn ‘prestatie’ had op die momenten niets meer te maken met wat ik kon, maar ik werd er niet minder van en het maakte mijn hoofd lekker leeg.’

Je oude versie is verleden tijd
‘In de week op weg naar de volgende chemo, als ik me weer goed voelde, kon ik keihard werken aan mijn kracht en conditie. Met veel dank aan mijn oncologie-fysio, die me als het ware kalibreerde, zodat ik aangepast kon knallen zonder mezelf te slopen. Zo arriveerde ik steeds zo fit mogelijk bij de volgende chemo. En dat niet alleen, ik werd van het bewegen in die nare periode ook een blijer mens. Ik kon nog best wel wat, dus tankte ik zelfvertrouwen. Het bewegen bracht me ook in de buitenlucht en hielp me door de soms best lange dagen.

Dus nee, alles behouden lukte niet. Maar ik deed wel een inzicht op. Twee zelfs. Want van de man die wekelijks tweehonderd kilometer fietste tussen wonen en werk, die daarnaast drie keer per week ging hardlopen of crossfitten en aan wie je elke dag kon vragen een halve marathon te lopen, van die man was weinig over. Da’s kloten. Maar het plezier in bewegen bleef! Daarnaast – en dat gold voor alles in mijn nieuwe leven – ontdekte ik: als je doet wat je kunt, dan is het goed, ook al is het minder dan je 1.0 versie kon. Die versie is verleden tijd.’

Tevreden
‘Ik herontdekte mezelf.  Nu – ruim vier jaar na de diagnose – ben ik hartstikke tevreden met wat ik kan en doe. Ik word blij van het zelf ontwerpen van mijn “training”; inschatten wat vandaag haalbaar is en ik de rest van de week zal aankunnen. En ik leerde het te combineren met sociale contacten. Dus fiets ik regelmatig van Monster naar Delft voor een wandeling met een oud-collega. Langzamer dan voorheen. Soit.

Het maakt mij ook niet meer uit dat ik op mindere dagen ‘maar’ kom tot een wandelingetje naar het dorp voor een boodschap of in een paar minuutjes naar zee lopen voor mijn plonsje in de golven. Zoals ik er ook minder om maal dat ik op een betere dag bij het rennen constant op mijn hartslag moet letten. Bij een loopwedstrijd kan het me niet (meer) schelen dat ik niet meer meekan met de concurrentie. Doe ik dat wel, dan ben ik een week beroerd. Iedereen die me wil passeren, krijgt vrij baan. Al heeft dat een grens: de laatste honderd meter. Want met mijn verrassend goede eindschot pak ik er zo tien tot twintig terug. Oud-topsporter hè.’