Expeditie

Voor mijn verjaardag heb ik een inspirerend boek gekregen over de beklimming van de K2, de gevaarlijkste berg van de wereld. Dit als metafoor en ter ondersteuning van mijn eigen expeditie. Ik lees hoe de beklimming niet in één rechte streep naar de top gaat, maar vooral in het begin een kwestie is van heen en weer klimmen. Vanuit het basiskamp worden eten, touwen en kampeermaterialen omhoog gebracht naar kamp één, waarna vervolgens weer wordt afgedaald. Daarna worden er opnieuw spullen omhoog gesjouwd en deze worden, na een overnachting in kamp één, verder omhoog gebracht naar kamp twee. Hierna wordt weer afgedaald naar het basiskamp en worden op dezelfde manier kamp drie en kamp vier opgebouwd. Deze periode van heen en weer klimmen is nodig om te acclimatiseren en het lichaam te trainen. Pas hierna kan een toppoging worden gewaagd.

Ik zie duidelijke paralellen met mijn eigen expeditie. Ook ik klim en daal wat af. Wat ik niet zo duidelijk voor ogen heb is welke berg ik aan het beklimmen ben en waar de top ligt. Ligt de top nu aan het eind van de chemokuur of ligt de top bij 100% genezing? Hoe ziet mijn route er eigenlijk uit?

Ineens komt een herinnering boven aan vorig jaar toen we bij de Grand Canyon waren. Bij de Grand Canyon heb je een prachtige wandeling van een aantal dagen, waarbij je van de rand van de kloof afdaalt en steeds dieper en dieper komt, tot helemaal op de bodem van de canyon, die je van boven af niet kunt zien liggen, omdat het te steil is en te ver weg ligt. De wandeling steekt het dal over en klimt aan de andere kant weer omhoog. Je komt dus op een andere plek uit als waar je de wandeling bent gestart, maar je eindigt wel op dezelfde hoogte.

Dat is het. Mijn expeditie gaat niet naar een top, maar naar een dal. Het dal van de Grand Canyon. Het ervaren en aankomen op de bodem van de kloof is het doel. En ik realiseer me ineens dat ik alsmaar aan het vermijden ben om op de bodem terecht te komen. Ik wil niet naar de bodem, ik wil niet verder afdalen. Ik sta in de startblokken om weer omhoog te klimmen en die bodem sla ik het liefst over.

Het dringt nu tot me door dat ik de bodem moet oversteken om de overkant te bereiken. Ik moet eerst afdalen om daarna pas weer omhoog te gaan. En ja, afdalen is niet mijn sterkste kant bij het wandelen in de bergen. Dat komt omdat ik mezelf vaak tegen houd, omdat ik bang ben om te hard naar beneden te gaan, om de controle te verliezen. Goede dalers gebruiken de zwaartekracht en laten zich als vanzelf naar beneden brengen. Zij genieten van de afdaling, die gaat immers vanzelf, je hoeft er niets voor te doen. Misschien is dat een goede les voor mij. Mezelf niet langer verzetten tegen de afdaling, maar de aftakeling van het lichaam, de achteruitgang van de conditie en het beroerde gevoel toelaten. Het gewoon laten gebeuren.

Misschien is dit niet het moeilijkste deel van de expeditie, maar juist het makkelijkste onderdeel, peins ik verder. Ik hoef nu immers niets te doen, het alleen maar te laten gebeuren. Er wordt nu geen enkele inspanning van mij verwacht. Ik wil wel dat die chemo zo snel mogelijk achter de rug is, maar misschien wacht dan juist wel een zwaarder traject. Dat hoor ik ook van lotgenoten; de chemo is pittig, maar de periode daarna is het zwaarst. Dat zei ook de verpleegkundige: ‘mensen denken vaak dat het erop zit na de chemo, maar dan begint het pas’. Mmm, misschien moet ik maar proberen te genieten van deze tijd van niets doen, in plaats van als een dreinende peuter te blijven hangen in het gevoel dat ik dit NIET wil.

Als coach zou ik tegen zo iemand zeggen: ‘interessant dat je dit niet wilt, maar kun je ook focussen op wat je wel wilt.’ En ook: ‘kun je vertellen waarom je het niet wilt; wat het zo moeilijk maakt voor jou?’ Het is de angst. Niet de angst om op de bodem van de kloof aan te komen, maar wel de angst dat ik niet in staat zal zijn om weer uit het dal omhoog te klimmen. De angst dat ik voor altijd gedoemd ben om alleen op de bodem van de kloof achter te blijven. De angst dat ik de overkant niet haal. Een gebrek aan vertrouwen dat het ooit weer beter wordt.

Aan de andere kant sta ik te popelen om van start te gaan met de opbouw, om weer vooruitgang te boeken. Om weer meer te kunnen in plaats van minder en minder. Om me weer fit en energiek te voelen. Maar ja, ik heb geleerd in het boek van de expeditie naar de K2 dat de beklimming ongeveer twee tot drie keer zolang duurt als de afdaling. ‘Shit’, denk ik, ‘mijn afdaling duurt minimaal een half jaar, dan moet ik voor mijn beklimming dus op ruim een jaar rekenen.’ Wat een geluk dat ik zo van klimmen houd. Maar voorlopig is dat nog niet aan de orde, eerst lekker afdalen en genieten van de aankomst op de bodem, want de bodem van de kloof is toch een unieke plaats waar niet veel mensen komen. De meeste mensen wagen zich niet aan de afdaling, maar genieten van bovenaf van het uitzicht, sommigen dalen een stukje af en gaan dan weer terug, maar alleen de echte diehards gaan tot de bodem.

1 reactie

Mooie metafoor! En ja, het gaat lang duren, maar wel de ene voet voor de andere blijven zetten, en focussen op het stapje van vandaag. Wie weet wat je allemaal voor moois tegenkomt onderweg.
“Een goede reiziger heeft geen vastomlijnde plannen en de aankomst is niet zijn doel.” – Lao Tzu
Laatst bewerkt: 12/07/2017 - 10:22