Mijn verhaal (10) – Home Sweet Home!

De dag na de operatie worden in de ochtend steeds meer slangetjes en draadjes losgehaald en verwijderd. Ik heb iets meer pijn dan de avond ervoor en merk dat mijn lip en keel nu echt dik zijn van het intuberen. Toch oefen ik driftig met de blauwe balletjes.

Tegen de middag mag ik, als alles goed gaat, van de IC naar de gewone verpleegafdeling. Die dagen in het ziekenhuis zijn achteraf gezien misschien wel de makkelijkste in het hele proces. Er zijn verpleegkundigen en verzorgers die een aantal keer per dag controleren of alles wel goed met je gaat, de fysio komt aan bed, eten wordt geserveerd. Het enige waar ik naartoe moet werken, is naar het ontslag uit het ziekenhuis.

Ik vind het maar lastig dat mijn familieleden slechts één voor één op bezoek mogen komen vanwege corona. Het kost hen onnodige wachttijd buiten de afdeling en daarnaast merk ik natuurlijk dat ze zich zorgen maken. En dat zie ik des te meer als de een na de ander binnendruppelt. Mijn schuldgevoel naar hen toe wordt zo niet bepaald kleiner.

Aan het einde van de ochtend word ik inderdaad overgeplaatst naar de gewone verpleegafdeling. Ik kan het goed vinden met mijn twee kamergenoten. Mijn buurvrouw heeft vier weken geleden dezelfde operatie gehad als ik, maar is al twee keer opnieuw opgenomen. Ze probeert mijn tamelijk rooskleurige verwachtingen met betrekking tot het herstel dan ook ietwat te temperen. Op zondag komt er een kamergenoot bij die werkelijk aan iedereen die de kamer binnenkomt meteen moet vertellen wat hij heeft. Liefst drie keer. Geen twee tellen houdt hij zijn mond dicht. En zó bijzonder is zijn verhaal hier niet. Op een gegeven moment zegt mijn buurvrouw zelfs behoorlijk geïrriteerd tegen hem: “Niemand ligt hier voor een ingegroeide teennagel, hoor!” Mijn besluit staat dan ook vast: op maandag ga ik naar huis.

De nachten zijn het lastigst. Ik wil niemand wakker maken, maar moet hoesten. En hoesten doet het minst pijn als ik zit, iets wat niet zonder slag of stoot gaat. En als ik zelf eindelijk rustig lig, is er wel weer een van mijn kamergenoten die het benauwd heeft. Kan niet missen op de longafdeling. Die zondag mag ik douchen, een heel gedoe met een drain en een pomp, maar ook wel heel erg fijn. Daarna wordt er een longfoto gemaakt en mag iets later de drain uit de wond.

De chirurg geeft aan dat ik op maandag inderdaad naar huis mag als alles goed gaat. Op maandagochtend voel ik me koortsig en heb ik verhoging. Ook zijn mijn darmen nog niet op gang. Er is even twijfel of ik wel naar huis mag. Maar als ik aan het begin van de middag de fysio laat zien dat ik in het noodtrappenhuis de trap op en af kan lopen, mag ik die middag toch naar huis. Heerlijk, denk ik. Lekker in mijn eigen bed. Home sweet home!

We gaan nog langs de apotheek in het ziekenhuis voor morfine en laxeermiddel. Zelf denk ik de morfine helemaal niet meer nodig te hebben. De apotheekmedewerkster raadt me aan het toch maar mee te nemen, al is het maar voor de nacht. Nu, een aantal dagen later, ben ik nog nooit iemand zó dankbaar geweest.

Eenmaal thuis gaat alles niet zo soepel als ik me had voorgesteld. Ik ga eerst naar bed: de ochtend, het wachten bij de apotheek en de (slechts tien minuten durende) rit naar huis hebben er toch ingehakt. Eenmaal in bed blijk ik niet zelfstandig overeind te kunnen komen. En eenmaal weer beneden geldt hetzelfde voor opstaan van de bank. Ik mis bijna het ziekenhuisbed met ‘papegaai’. Totaal afhankelijk zijn en steeds om hulp moeten vragen, twee dingen die compleet tegen mijn karakter indruisen. De blijheid om weer thuis te zijn, begint toch iets te minderen.
 

Zie ook: https://www.hoevrouwendenken.nl/2020/09/07/mijn-verhaal-10-home-sweet-h…