Kort en pittig

Tot vorig jaar wist ik één ding zeker: ik zou nooit opeens na mijn vijftigste mijn haar kort knippen. Het schrikbeeld van de 50+ vrouw die alles opeens helemaal anders gaat doen. Hakken en humor worden afgezworen, het kleine rugzakje, comfortabele wandelschoenen onder een net iets te korte broek komen ervoor in de plaats. Ik zou nog liever dood gevonden worden. 

Natuurlijk heb ik liever kort haar dan dat ik dood gevonden was. Net zoals ik niet ging zitten wachten tot ik kaal werd, blijf ik niet met een pruik lopen tot mijn haar weer lang is. Ik wil geen vrouw met kort pittig haar zijn, maar ook geen vrouw die de realiteit niet onder ogen ziet. Je zou denken dat als de vanzelfsprekendheid van oud worden verdwijnt, uiterlijkheden er niet meer zo toe doen. Zover ben ik dus nog niet. 


Ik zet liever een mooie foto op mijn socials dan dat ik mezelf als een zielig vogeltje presenteer. Mensen vinden het ook fijn, merk ik, die zogenaamd sterke look. Alsof we door kunnen met waar we gebleven waren. Maar ik voel me nog helemaal niet die sterke vrouw die dat beeld oproept.  Wat je ziet is niet altijd wat het is. Van binnen ben ik nog lang niet zover. 

Als je ziek bent, wordt het leven eigenlijk heel eenvoudig. Het wordt heel duidelijk wat er echt toe doet. Gezondheid en liefde van en voor de mensen om je heen, de rest doet er niet toe. Dan zijn er geen andere gedachten, meningen of overtuigingen die in de weg zitten. Nu ik weer aan het herstellen ben komen ze als een boomerang weer terug. Het enige verschil met vroeger is dat ik ze nu beter zie. 


Zonder mijn eigen gedachten en meningen zou ik het mezelf en mijn omgeving een stuk makkelijker maken. Niet alleen over kort haar, ik kan echt van alles en iedereen iets vinden. “Je moet het ownen, denk Sharon Stone en Halle Berry, dan voel je je vanzelf beter”. Maar gedachten kruipen en krioelen waar ze willen en weer terug. Het is de aard van de menselijke geest. Daar verandert het chemobrein niets aan. 

Als je een paar keer flink van het bord wordt gelazerd en je noodgedwongen in de put zit, heb je tijd genoeg om je gedachtenpatronen eens grondig te onderzoeken. Dat kan alleen als je ze niet meteen loslaat of omdenkt. Behalve mijn lijf blijken het vooral mijn eigen gedachten die me in de gevangenis houden. Zo leer ik dat mijn retro patronen echt helemaal van nu zijn. Als ik het kon delen met mensen van toen konden we kwartetten. 

Ik zou niets liever willen dan terug naar deze tijd een jaar geleden, voor de diagnose, dronken en gelukkig. Maar ik ben allang blij dat ik terug mag naar start. Vakje voor vakje ga ik vooruit en dan weer wat vakjes terug. Laat mij maar even dobbelen. Nieuwe gedachten maken.

En ik hou niet eens van spelletjes. Op goeie dagen doe ik weer andere dingen waar ik blij van word. Ik kan dan wel opeens een 50+ vrouw met kort pittig haar zijn, dan toch zeker geen boze 50+ vrouw met kort pittig haar. 

In dat kader zat ik een tijdje terug met een vriendin van dezelfde leeftijd in het theater. Twee comedians deden een hilarische sketch over twee vrouwen van middelbare leeftijd in een theater. Het korte haar dacht ik er zelf bij. 

Met enige zelfreflectie hoef ik de deur niet uit voor cabaret. Maar thuis word ik zo’n vrouw die alleen maar bezig is met wat voor vrouw ze wordt. En naar het theater kan ik eindelijk weer eens hakken dragen.

1 reactie