Kleincellig blaascarcinoom

Deze informatie is gecontroleerd door deskundigen.

Naar colofon
Opslaan

Kleincellig blaascarcinoom is een zeer zeldzame vorm van kanker van de blaas. Jaarlijks krijgt naar schatting 1 tot 9 op de 1 miljoen mensen deze vorm van kanker. De ziekte komt vooral bij mensen boven de 60 jaar en vaker bij mannen dan bij vrouwen.

Kleincellig blaascarcinoom is een zogenaamd neuro-endocrien carcinoom (NEC). De tumor ontstaat vanuit neuro-endocriene cellen. Bovendien is de tumor ‘slecht gedifferentieerd’. Dit betekent dat de tumor meestal snel groeit.

Het risico op uitzaaiingen (metastasen) is hoog. Via de lymfevaten kunnen losgeraakte kankercellen terechtkomen in de lymfeklieren rond de blaas. Zo kunnen uitzaaiingen in de lymfeklieren ontstaan. Bij verspreiding van kankercellen via het bloed kunnen uitzaaiingen ontstaan in bijvoorbeeld de lever, de longen en de botten.

Symptomen

Kleincellig blaascarcinoom wordt meestal pas ontdekt als de ziekte al in een vergevorderd stadium is. Het meest voorkomende symptoom is bloed in de urine. Andere symptomen die kunnen voorkomen zijn pijn of ongemak bij het plassen.

U kunt ook klachten krijgen die niet door de tumor zelf komen, maar door een reactie van het lichaam op de tumor, zoals aanhoudende koorts, een gevoel van lusteloosheid, lang moe zijn zonder duidelijke reden, nachtzweten, onverklaarbaar gewichtsverlies, en verlies van eetlust.

Onderzoek en diagnose

Plast u bloed, ga dan op korte termijn naar uw huisarts. Deze doet meestal een urine-onderzoek. Zo nodig verwijst de huisarts u daarna naar een uroloog.

Vermoedt de uroloog dat er sprake is van blaaskanker, dan zal hij de blaas en andere delen van de urinewegen onderzoeken. 

Kijkonderzoek van de blaas

U krijgt een cystoscopie. Dit is een kijkonderzoek via de plasbuis waarbij de  binnenkant van de blaas wordt geïnspecteerd.

TURT

Vindt de uroloog een tumor in de blaas, dan verwijdert hij deze onder algehele verdoving of met een ruggenprik. Dit gebeurt tijdens een operatie: een Transurethrale Resectie (TURT). Een patholoog onderzoekt het weggenomen weefsel onder de microscoop. Met de verkregen uitslagen is de definitieve diagnose te stellen.

Vervolgonderzoeken

Staat vast dat u een kleincellig blaascarcinoom heeft, dan is nader onderzoek nodig om na te gaan of de tumor zich heeft uitgebreid en of er uitzaaiingen zijn. Dit kunnen de volgende onderzoeken zijn:

  • (PET) CT-scan
  • longfoto
  • botscan

Behandeling

Er wordt steeds per patiënt bekeken welke behandeling het meest geschikt is. Het is daarom van groot belang dat behandeling plaatsvindt in een ziekenhuis dat ervaring heeft met deze soort kanker. 

Curatieve behandeling

Zit het kleincellig blaascarcinoom alleen in de blaas of in een enkele lymfeklier nabij de blaas? Dan is meestal een in opzet genezende behandeling mogelijk. Dit heet een curatieve behandeling. De meest effectieve behandeling is neo-adjuvante chemotherapie, gevolgd door een operatieve verwijdering van de gehele blaas (radicale cystectomie). Soms kan de blaas ook bestraald worden.  

Palliatieve behandeling

Is de tumor niet beperkt gebleven tot de blaas en zijn er uitzaaiingen ergens anders in het lichaam? Dan kunt u een palliatieve behandeling met chemotherapie krijgen. Deze behandeling heeft als doel levensverlenging te geven en de kwaliteit van leven te verbeteren door de ziekte te remmen of klachten te verminderen. 

Prognose

Patiënten bij wie de kleincellig blaascarcinoom vroeg ontdekt wordt, hebben na behandeling goede vooruitzichten op genezing. De prognose is minder gunstig voor patiënten die de diagnose krijgen als de ziekte al in een verder gevorderd stadium is.

Colofon

Met medewerking van:

Gemaakt door de redactie van kanker.nl

Laatste update: oktober 2016