Plasklachten bij baarmoederhalskanker

Na de behandeling van baarmoederhalskanker kun je last hebben bij het plassen. De klachten kunnen tijdelijk of blijvend zijn.

De plasklachten kunnen ontstaan na de operatie, of na de uitwendige en/of inwendige bestraling.

Plasklachten na bestraling

Bestraling kan plasklachten veroorzaken. De klachten komen vooral in de eerste 3 maanden voor. Daarna nemen de klachten geleidelijk af.

Klachten kunnen zijn:

• meer aandrang om te plassen
• niet goed uit kunnen plassen waardoor je een grotere kans op blaasontsteking hebt
• ongewild urine verliezen

Plasklachten na een operatie

Soms werkt je blaas na de operatie wat minder goed. Het kan zijn dat je af en toe wat urine verliest of vaker op een dag moet plassen.

Vooral na een radicale baarmoederverwijdering kun je een tijd lang moeite hebben met uitplassen. Om een urineweginfectie te voorkomen moet je de blaas dan met een slangetje leeg laten lopen. Dit heet katheteriseren. De verpleegkundige leert je hoe je dit doet. Meestal lukt het na enige tijd (weken tot maanden) weer om goed uit te plassen. Katheteriseren is dan niet meer nodig.

Urineverlies

Het kan zijn dat je na de operatie af en toe wat urine verliest. Moeite met het ophouden van urine komt vooral voor bij lichamelijke inspanning, zoals springen, hardlopen of zwaar tillen. Maar ook niezen, hoesten, opstaan en gaan zitten kunnen urineverlies veroorzaken. Bij het vrijen kan urineverlies ook voorkomen.

Je kunt het urineverlies tegengaan door de spieren in de bekkenbodem te trainen. Een bekkenbodemfysiotherapeut leert je hoe dat moet. Van de gynaecoloog of huisarts kun je een verwijzing krijgen.

Ook kun je opvangmateriaal gebruiken. Dit is verband in de onderbroek dat de urine opneemt.