Mijn verhaal (6) – Daar is het dan. Het slechte nieuws

Sinds ik weer aan het werk ben, gaat het beter. De dagen gaan sneller en ik zie alles minder zwaar. Minder tijd om na te denken. Er komen af en toe mensen op bezoek (zelfs uit Oostenrijk) en ik ga met een vriendin uit eten. De dagen gaan eigenlijk best snel.

Na de laatste punctie nemen mijn klachten wel toe. Ik ga zelfs zoveel meer hoesten dat ik aan het einde van die week nóg maar weer een keer langs de teststraat ga. Nog even en er komt een VIP bordje met mijn naam te hangen. Hoesten in coronatijd blijft een lastig iets. Toch heb ik inmiddels echt wel goede hoop dat we straks te horen gaan krijgen dat het een ingekapselde ontsteking is.

De avond voor de uitslag ben ik wel ontzettend zenuwachtig en ik kom die ochtend bijna niet van de WC. Zenuwen werken bij mij op mijn darmen. Die middag zitten we in een vrijwel lege wachtkamer. Vanwege een wegafsluiting in de buurt zijn veel patiënten te laat. Ik kom tot rust. Zelfs zó ver, dat ik vergeet het opnameprogramma op mijn telefoon aan te zetten op het moment dat we de kamer van de arts in mogen. Bij de vorige afspraken was ik wél zo slim om het gesprek op te nemen.

Net zoals de vorige keer windt de arts er geen doekjes om: “Ik heb slecht nieuws voor u.”
In plaats van te schrikken, voel ik irritatie.
“Is er wéér niet genoeg weefsel?”
“Nee mevrouw, ik bedoel de uitslag. U heeft longkanker.”

Op dat moment gaat de telefoon van de arts. Terwijl hij degene aan de andere kant van de telefoon vertelt dat hij een ‘slecht-nieuws-gesprek’ aan het voeren is, bedenk ik me dat ik het gesprek op had willen nemen. De arts legt neer en excuseert zich dat hij op móést nemen, omdat hij spoed dienst heeft. Intussen friemel ik zenuwachtig met mijn telefoon, zet per ongeluk een oude opname aan. “U mag het opnemen hoor,” zegt hij behulpzaam. Hij wacht tot ik het eindelijk voor elkaar heb en start het gesprek opnieuw. Het blijkt zelfs niet de “minder kwaadaardige” carcinoïde tumor, maar een adenocarcinoom.

Ik durf niet opzij te kijken naar mijn echtgenoot. As ik het toch doe, zie ik dat zijn gezicht een paar tinten bleker is dan normaal. En dat, terwijl zijn ‘licht getinte’ Mexicaanse huid zo op het einde van de zomer een stuk donkerder is geworden. Het gesprek gaat langs me heen. Met mijn hoofd ben ik thuis. Hoe vertel ik dit aan mijn dochter? Mijn ouders?

“Ik plan u donderdag in bij de chirurg.” Hè, wat? Dat is al over twee dagen! Ik zit in een soort van shock in de stoel en kijk hoe de arts zijn verhaal doet. Vraag me af hoe vaak hij dit soort gesprekken al gevoerd heeft. Hoe de reacties zijn. En of het ooit makkelijker wordt. Hij vertelt dat hij nog gaat overleggen of er eerst een kijkoperatie van de lymfeklieren moet komen of dat de longkwab met tumor en bijbehorende lymfeklieren direct verwijderd worden. Dat laatste heeft zijn voorkeur. En heel eerlijk, óók de mijne. Het kan er maar uit zijn. We spreken af dat hij me er ‘s avonds nog over terug belt.

Zonder veel te zeggen stappen we de lift in naar beneden. Ondanks alles hadden we dit tóch niet verwacht. Terwijl ik uit de lift stap, loopt er een bekende in de hal van het ziekenhuis. Ze groet vrolijk en vraagt hoe het gaat. “Ik heb net gehoord dat ik longkanker heb.” Halverwege de zin ontsnapt er een snik. De woorden zijn eruit voor ik weet wat ik zeg. Ze weet niet goed wat ze moet zeggen. Ik ook niet. Ongemakkelijk lopen we alle drie in de richting van de uitgang. Eenmaal op de terugweg rijden we eerst langs mijn ouders. Dit is geen nieuws om over de telefoon te brengen.

Zie ook: https://www.hoevrouwendenken.nl/2020/08/31/mijn-verhaal-6-daar-is-het-d…