En dan staat de wereld even stil... Deel 62

Woensdag 19 september 2018

Na een korte nacht wurm ik me wederom in mijn ‘blijf-vooral-in-huis’ kloffie. De opstart verloopt identiek als voorgaande dagen. Al gauw worden we bijgepraat door de waakdienst. Mama heeft een onrustige nacht achter de rug. Ze wilde gebruik maken van de po-stoel. Dit is gebeurd, maar oprecht volgt de vraag of we dit nog moeten willen. Het op de po-stoel gaan vraag meer van mijn moeder dan je zou moeten willen. De vraag is wat dan? De ondersteek is niet haar favoriet en mijdt ze waar mogelijk. Er wordt gesproken over de mogelijkheid van het plaatsen van een katheter. Deze optie is de laatste dagen al vaker voorbij gekomen. Echter hebben we tot nu het laatste stukje waar mijn moeder regie over heeft in stand te houden.

Als de waakdienst vertrekt neem ik contact op met de thuiszorg en leg de vraag van het plaatsen van een katheter aan haar voor.

Iets na 7 uur staat het MTH team aan de deur. Ik vervloek de situatie een beetje. Mama ligt net te slapen na een onrustige nacht.  De deurbel hebben we de afgelopen dagen vermeden door briefjes op te hangen met het verzoek niet aan te bellen en gebruik te maken van de ingang bij de schuur. Alleen zo vroeg heb ik de briefjes nog niet opgehangen. Het MTH team komt trouwens iedere dag. Dit om het functioneren van de morfinepomp te controleren. Om na te gaan of de medicatie hoogte nog goed is afgesteld, maar ook om te kijken hoe het mama gaat. De pomp werkt nog steeds goed. Wel krijg ik het advies om gezien de situatie een bolus toe te dienen circa 20 minuten voordat de thuiszorg komt. Dit omdat we de indruk hebben dat mama pijn ervaart tijdens de verzorging. Dit is niet nodig. Het MTH team vertrekt niet wetende dat we ze de komende uren nog tweemaal zouden gaan ontmoeten.

Niet veel later staat mijn puber slaapdronken in de serre. Meneer heeft nauwelijks tot niet geslapen vannacht. Hij doet een poging om zijn ontbijt weg te werken, maar valt bijna in slaap met zijn neus in het ontbijt. Puberlief stuur ik hierop maar weer naar bed  om een paar uur te gaan slapen. Ik bel zijn school om hem af te melden. Gelukkig pakt school dit goed op.

De thuiszorg geeft door dat ze met een collega samen komt om mama te verzorgen. Ik dien zoals afgesproken een bolus toe. Als de eerste medewerkster van de thuiszorg komt wordt mama wakker. Ze doet een poging om zich op te richten maar valt weer achterover in haar bed terug. De kracht om omhoog te komen heeft ze niet meer. Ze geeft aan naar het toilet te moeten. Om alles voor te zijn besluiten we om haar ditmaal gebruik te laten maken van de ondersteek. Als mama op de ondersteek ligt voelt de thuiszorg aan haar onderbuik. Mama krimpt in van de pijn. Er is sprake van retentie. Dit kan alleen opgelost worden door het plaatsen van een katheter.

We dekken mama weer toe en overleggen samen. Mijn moeder heeft heel duidelijk haar wensen uitgesproken naar de huisarts. Als de tijd daar is wilde ze palliatieve sedatie. Mama is dusdanig onrustig dat het een lijdensweg aan het worden is. Gesprekken zijn niet meer met haar te voeren. Ze kan nauwelijks een appel van een peer onderscheiden. Dit maakt dat mama niet meer zelf om de palliatieve sedatie kan vragen. Mijn vader is momenteel geen geschikte sparringpartner, laat staan mijn broer. Mama heeft het geregeld met mij en de thuiszorg over haar wensen gehad. In afstemming met de thuiszorg besluit ik als dochter het heft in handen te nemen en de huisarts te bellen. Enerzijds voor een katheter anderzijds om te gaan doen wat hij mijn moeder beloofd heeft.

De andere medewerkster van de thuiszorg is inmiddels ook gearriveerd. Mama wordt door de beide dames gebadderd en vertroeteld. Ik begeef me naar de tuin en bereid me voor op een emotioneel zwaar gesprek met de huisarts. Mijn vriend buigt zich ondertussen over het ontbijt.

Al snel heb ik de huisarts aan de lijn. Ik praat hem bij over de afgelopen uren en wat ik zie merk en voel bij mama. De katheter is zo geregeld. Het overgaan tot de palliatieve sedatie is een ander verhaal. Ik attendeer onze huisarts er op dat hij afspraken heeft gemaakt over het palliatieve traject en dat daarbinnen uitvoerig is stil gestaan bij palliatieve sedatie. Dat dit ook de nadrukkelijke wens van mijn moeder is. Ik vertel hem dat mijn vader en broer niet op de hoogte zijn van dit telefoongesprek. Te meer omdat zij geen idee lijken te hebben wat de huidige toestand van mama is. Dat ik momenteel degene ben die 24/7 beschikbaar is en bij mijn moeder in de buurt is. Een groot gedeelte van de verzorging van mama draag samen met de thuiszorg. Ik geef aan dat ik de huidige situatie van mama onmenselijk vind. “Jij hebt met mijn moeder afspraken gemaakt. Jij en ik weten welke. Ik wil dat jij nu gaat doen wat jij mijn moeder beloofd hebt.” Zeg ik tegen de huisarts. “Dan kom ik zo langs met Haldol.” Gelukkig heb ik wat medische kennis opgedaan in de jaren dat ik in de psychiatrie heb gewerkt. Ik weet dat dit een middel is wat rustgevend kan werken. Echter is dit in mijn ogen niet hetgeen mijn moeder met de huisarts heeft besproken. “Mijn moeder is stervende. Het is een kwestie van tijd. Dat weten jij en ik. Mijn moeder is inderdaad erg onrustig. Ze vecht als een malle om in leven te blijven. Zij is niet klaar met dit aardse leven. Ze zal blijven vechten. Haar situatie is onmenselijk en niet meer menswaardig. Nogmaals ik wil dat jij gaat doen wat jij mijn moeder beloofd hebt.” “Jij wil dus dat ik jou moeder in slaap breng?” “Dat is niet wat ik wil. Ik wil dat jij jouw belofte aan mijn moeder nakomt. Als dat betekend dat ze een slaapmiddel moet krijgen is dat wat jij moet gaan doen.” “Wat wil jou moeder. Ik zal dit met haar moeten overleggen.” “Dat moet je dan maar met haar proberen te bespreken. Ze is niet meer in staat om een appel van een peer te onderscheiden. Mama heeft aan mij meermaals aangegeven wat ze met jou besproken heeft. Dat was palliatieve sedatie. De vraag is in hoeverre mijn moeder nog wilsbekwaam is. Vanuit mijn oogpunt is ze dat niet meer. Dat maakt ook dat ik jou bel en niet zij. Zij heeft mij gevraagd om goed voor haar te zorgen. Zij kan niet meer voor zichzelf zorgen. Laat staan aangeven wat zij wil. Ik heb de taak om goed voor mijn moeder te zorgen en voor haar rechten en wensen op te komen. Maar bovenal om daar voor te gaan staan. Doe a.u.b. wat je mijn moeder beloofd hebt.” “Ik ben rond 12:00 uur bij jullie Amygdala.” Hoe sterk ik me heb weten te houden tijdens dit gesprek, zo’n vaatdoek voel ik me als ik heb opgehangen. Ik weet diep van binnen dat mijn moeder achter dit telefoontje zou staan. Zij zou hetzelfde voor mij hebben gedaan. Maar oh, wat vind ik het moeilijk.

Als ik met rood doorlopen ogen binnenkom is mijn moeder gewassen en verzorgd. Ze ligt te slapen. Haar ademhaling is instabiel. Ik praat de thuiszorg bij en ga aan het bed van mijn moeder zitten. Ik pak haar hand en wrijf er overheen.

Om 12:00 uur is de huisarts er. We praten hem wat bij over de huidige situatie. De thuiszorg is er nog. Deze zal ook nog blijven tot laat in de middag.

De huisarts vraagt of de mondspray die hij heeft voorgeschreven een beetje werkt. “Geen idee.” Antwoord ik naar eer en geweten. “Mama vraagt vaker om het sponsje wat we van de thuiszorg hebben gekregen.” Het sponsje heeft een andere dure naam. Ik weet alleen niet meer hoe het heet. Het ziet er uit als een soort lolly. Je dompelt hem in water en de cliënt kan er op sabbelen. Mama is zou blij met het sponsje dat als je hem aan haar geeft, ze veelal weigert om hem weer terug te geven. De huisarts is blijkbaar nogal geïnteresseerd in wat hij heeft voorgeschreven. Voordat we er erg in hebben puit hij het mondwater in zijn  eigen mond. Je moet natuurlijk weten wat jij je eigen patiënten voorschrijft, is waarschijnlijk zijn gedachte geweest. Ervaringsdeskundige. Het gezicht wat onze huisarts dan trekt is met geen pen te beschrijven. De thuiszorg en ik belanden in een slappe lach om dit gezicht. “Lekker? Waar smaakt het naar? ” vraag ik aan de huisarts. “Ja in de verte proef ik iets van menthol, maar om nou te zeggen lekker?” “Oh, ik zie dat er zo’n oranje sticker op zit. Straks moet ik je assistente bellen. Sorry maar de huisarts kan niet meer komen, die ligt samen met mijn moeder op bed na gebruik van medicatie.” Zeg ik om de huisarts te pesten. De huisarts verschiet van kleur en pakt het flesje om vervolgens de ingrediënten na te lezen. Inmiddels hebben wij buikpijn van het lachen. Mama slaapt door dit alles heen. Ze slaat af en toe de ogen open. Om in het niets te staren. Af en toe zwaait ze. Maar naar wie, wat en hoe, is en blijft voor ons onduidelijk.

De huisarts heeft Dormicum meegenomen. Hij legt uit aan mijn vader en broer wat daar het doel en de reden voor is. Ook verteld hij wat we dan kunnen verwachten. Hij geeft aan dat het MTH-team zal komen om deze aan te sluiten. De huisarts vertrekt. We spreken af dat ik hem bel als er wat is. Hij herhaalt ook dat ik hem moet bellen als mama overleden is en niet niemand anders. Het maakt niet uit hoe laat.

Als de huisarts vertrokken is, verlaten ook de heren de woonkamer. Thuiszorg zal de katheter bij mama inbrengen. Dit verloopt iets moeizamer dan verwacht. Maar als hij loopt, loopt hij ook goed. Na 400 ml wordt de katheter even afgeknepen. Het te snel laten leeglopen van een blaas kan er voor zorgen dat de blaas dichtklapt met alle nadelige gevolgen van dien. Je kan dat vergelijken met een klaplong begrijp ik van de thuiszorg. Uiteindelijk loopt er 1100ml urine in de katheter. Wat moet ze daar een last van hebben gehad, bedenk ik me. Hopelijk neemt de pijn die ze heeft ervaren ook af, is mijn stille hoop.

Mama geeft aan dat ze op haar rug wil blijven liggen. Dit is op zich bijzonder, want de laatste paar weken kon zij alleen maar op haar rechterzijde liggen wilde ze dat de pijn dragelijk was en zij comfortabel lag.

Rond 14:00 uur is mama weer even wakker. Papa en ik zitten om haar bed. Ik besef me dat zodra het MTH-team er is geweest mijn moeder zal gaan slapen en niet meer wakker zal worden. Dit is het moment om afscheid te nemen van mama. Ik trommel mijn zoon, broer en vriend op. En ieder van ons neemt de tijd om op zijn of haar manier afscheid te nemen. De dingen nog tegen haar te zeggen die er voor ons toedoen. Ze is niet meer in staat om te reageren. Ik weet dat ze hoort wat we tegen haar zeggen. Als mijn vriend, broer zoon en ik gezegd hebben wat we wilden zeggen kijk ik mijn vader aan. “Papa, wil jij even alleen zijn met mama,” vraag ik hem. “Ja, heel graag.” We staan op en zodra we bij de woonkamer deur zijn draait mijn zoon zich ineens om. Hij loopt terug naar mijn vader. Hij pakt mijn vader vast en geeft hem een intense knuffel. “Het wordt niet makkelijk opa. Maar ik hou heel veel van jou. Samen gaan we het zeker redden.” Hij geeft mijn vader een dikke zoen en loopt mee naar de gang. De ene indruk is nog heftiger dan de ander. Emoties wisselen zich in sneltreinvaart af. We vinden de steun bij elkaar die we nu zo nodig hebben. Wat ben ik trots op mijn puber.

Ik durf mijn vader alleen met mijn moeder te laten doordat ik weet dat de thuiszorg in de keuken staat. Mocht er wat zijn zullen zij hem op vangen.

De medewerksters van de thuiszorg blijven totdat het MTH-team, is geweest. Op dat moment snap ik even niet waarom, maar dat wordt als snel helder als het MTH-team er is. Op het moment dat het MTH-team er is, is mijn moeder rustig. Kies je moment, zeg maar. De ademhaling is dusdanig verzwakt dat het MTH-team niet begrijpt dat er nog dormicum aangesloten moet worden. Het MTH-team overlegd met mij. Zoals een leeuwin vecht voor haar welpen, vecht ik echter voor mijn moeder. Ik ken mijn moeder helaas als geen ander en weet dat de rust die we nu zien een kwestie van tijd is. Ze zal het gevecht vol aangaan. De vraag is alleen wanneer haar onrust het weer gaat overnemen. Ik besef me ineens dat het goed is dat ik hier nu zit en niet mijn vader of broer. Die waren blindelings meegegaan in hetgeen het MTH-team zegt. De thuiszorg ondersteunt me. De dormicum wordt aangesloten. Vlak voordat hij wordt aangezet slaat mijn moeder haar ogen nog even op. Ik geef mijn moeder een zoen. “Als jou eens wist hoeveel ik van jou hou.” fluister ik nog snel in haar oor. De dormicum begint te lopen en mijn moeder valt als snel in slaap. Ik krijg nog een uitleg over de pomp en de dormicum. Dan vertrekt het MTH-team. We praten nog even na met de thuiszorg. Één van de dames van de thuiszorg vertrekt. De ander blijft nog even. Er wordt gesproken over wat de wensen zijn van mama als ze er straks niet meer is. Waar opbaren? Thuis of elders?  Mijn broer wil graag dat mama thuis blijft. Mijn vader wil liever dat ze naar een familiekamer gaat. Ik wil liever dat ze naar een familiekamer gaat. Ook voor mijn zoon vind ik het niet wenselijk dat oma hier thuis wordt opgebaard. De thuiszorg springt gelukkig bij en geeft aan mijn broer aan dat hij dat wel kan willen maar dat hij een plek heeft om naar toe te gaan. Hij woont hier niet en zal niet 24/7 geconfronteerd worden met een oma die thuis is opgebaard. Mijn vader hakt de knoop door. “Het is ons huis. Ik wil dat het belang van mijn kleinzoon op een staat. Oma zal naar een familiekamer gaan.”

Dan komt het onvermijdelijke. Mama moet ook afgelegd worden. Hoe stellig ik een paar maanden geleden zei dat ik dit niet ging doen, heeft de tijd mijn gedachten in deze veranderd. Ik geef aan dat ik niet weet of het me lukt, maar dat ik graag samen met de thuiszorg mama zou willen afleggen. Zoals haar wens in deze was. Ik kijk wel of ik het redt. Ik ga het in ieder geval proberen neem ik me voor. “Ik denk dat we er dan goed aan doen om de kleding voor je moeder alvast bij elkaar te zoeken, Amygdala.” Oh ja, dat moet natuurlijk ook nog. De afgelopen  dagen heb ik er vaker over nagedacht. Wat zal ik haar aantrekken.  Mama wilde graag dat ik de kleding samen met de thuiszorg zou uitzoeken. In ieder geval  krijgt ze pantykousjes aan. De huidskleur van mama is behoorlijk geel geworden. We moeten dan ook oppassen met wat we haar aantrekken. Afgelopen Kerst heeft mama een rode twinset van mijn vader gekregen. Daar was ze erg blij mee. Dus die moet het worden en een zwarte pantalon. Om de één of andere duistere reden is de zwarte broek die ze graag droeg volledig van de aardbodem verdwenen. De thuiszorg gaat uiteindelijk weg dat wat er ook gebeurd mijn moeder met een zwarte broek de kist in gaat. Alle andere kleuren zijn niet mogelijk. Hoe we het doen, doen we het maar die zwarte broek komt er is de opdracht.

De thuiszorg gaat weg en laat ons met een zoekactie achter. “Als er wat is, bel je me hoor” is de strikte opdracht die ze me nog meegeeft.

Mijn vriend en ik vervolgen de zoekactie zwarte broek. Ik snap er niets van. Ergens heb ik van de week de bewuste broek op de tafel in de serre neergelegd. Maar nu is hij volledig verdwenen. Het is rond de klok van 18:00 uur. Met moeder maakt wat geluid maar dat kan ik nog niet echt plaatsen. Op het moment dat mijn vriend en ik de kasten boven doorspitten horen we iemand beneden kermen. Onze eerste gedachte is dat mijn vader ten val is gekomen. Met zijn tweeën vliegen we de woonkamer in. Mijn vader zit echter rustig in de serre met zijn boekje sudokupuzzels. Hij is het niet, maar wie dan wel. Die vraag is snel beantwoord. Ik kijk naar mijn moeder en ze ligt met een wat verbeten gezicht in bed. Ze voelt wat klam aan. Niet veel later hoor ik het geluid weer. Het is mijn moeder. Ik neem per app contact op met de thuiszorg en bespreek de situatie en vraag haar wat te doen. Een bolus dormicum is het advies. Morfine heb ik haar namelijk al gegeven. Daar zit een tijdklok op van 4 uur. Die is nog niet verstreken. Mama reageert gelukkig  op de bolus dormicum. Ze lijkt wat rustiger te worden. Mijn vader en broer krijgen van dit alles niets mee. Overleggen met hun heeft geen zin. Dat vergt nodeloos veel tijd. Ik doe maar wat ik denk dat mijn moeder graag had gewild. Het feit dat mama reageert op de dosis dormicum maakt dat we tijd hebben om samen te  kunnen eten.

Mijn broer vertrekt na het eten. Ik moet hem maar bellen als er wat is. “Ik wil je best bellen, maar veel slechter als dit wordt het niet. Mama haar ademhaling zal steeds verder veranderen en vanuit deze positie zal ze komen te overlijden. Wanneer wil jij dat ik jou bel?” vraag ik hem.  “Bel me maar als ze is overleden.” Is zijn antwoord. “Weet je dit heel zeker?” “Ja, dat weet ik zeker.” “Oké, dan is het dat wat ik zal doen.” zeg ik tegen mijn broer.

 

Rond 20:00 uur neemt het kermen weer toe. Mama voelt klam aan. Ik weet niet wat te doen. Wederom neem ik contact op met de thuiszorg. “Bel de huisarts!” is het advies. Hierop heb ik de huisarts gebeld. Mama blijft kermen. In overleg met de huisarts dien ik tegelijkertijd een bolus morfine en dormicum toe. De huisarts geeft aan dat hij rond half negen bij ons zal zijn.  Niet veel later belt de thuiszorg. Ik heb haar per app geïnformeerd. “Ik ben onderweg en mijn collega komt er ook aan. Met een beetje geluk zijn we er net voor de huisarts.” Mama begint weer te kermen. “Is dat het geluid wat jij bedoelde, Amygdala. Ik hoor het hier door de telefoon heen.” ”Ja, dat is het geluid wat ik bedoelde”. “Ze heeft pijn en niet zo’n klein beetje ook.” “Ik weet het. Ik weet het.” stamel ik al huilend. Waar mama om 18 uur nog reageerde op de bolus, laat een reactie nu uit. De onrust blijft en het kermen neemt in frequentie toe. Wachten op de huisarts en de thuiszorg heeft nog nooit zo lang geduurd.  Mama voelt nog steeds koud en klam aan. Ze lijkt ze zwemmen in haar eigen zweet. Niet alleen haar hoofd, maar ook haar armen en benen zijn klam van het zweet. Papa denkt dat dit komt omdat ze het te warm heeft. Hij wil de dekens van haar afhalen. Ik weet hem te overtuigen hiermee te wachten totdat de thuiszorg en of huisarts er zullen zijn.  

Niet veel later staat de thuiszorg voor de deur. De beide eerstverantwoordelijk verpleegkundigen zijn aanwezig. De één zat op een verjaardag, de ander komt rechtstreeks uit een restaurant onze kant op gevlogen. Waar de één blijkbaar een jasje van zorgaccent in de auto heeft liggen. Staat de ander in haar eigen kloffie in de woonkamer. De twee beschermengelen van de thuiszorg in mij  ogen. “Wij hebben je moeder beloofd dat wij er voor haar zouden zijn tot aan het bittere eind. Dat we haar goed zouden verzorgen en voor haar zouden vechten. Dus onze plek is hier.” Soms zeggen mensen dingen die ze niet waarvan ze weten dat ze het niet waar kunnen maken. In tegenstelling tot deze twee buffels. De één zit vanaf zaterdag iedere dag bij mijn moeder aan het bed. Of ze nou moet werken of vrij is ze is er. Ze doet aan stuivertje wisselen met haar collega. Is de één er niet dan is de ander er wel. Wat mag mijn moeder zich gezegend heten met deze twee dijken van de thuiszorg. Dit zijn de mensen die nog met hun hart werken en er voor gaan. De ijzers smeden en daad bij woord voegen. Diepe respect voor deze kanjers.

De dames van de thuiszorg schrikken van het toestandsbeeld van mijn moeder. Heel eerlijk het ziet er ook echt niet mooi uit. Mijn moeder vecht letterlijk. De dormicum maakt dat ze slaapt. Maar zoals het er nu uitziet lijkt het erop dat ze krijsend uit deze aardse wereld zal stappen. Het gaat mij door merg en been. Ik heb het zo met haar te doen. Zeker als ik de stille tranen over haar wangen zie lopen. Ik kan niet anders dan haar tranen weg deppen. Haar vertellen dat ik mijn best doe om de pijn zo snel mogelijk te laten stoppen. Haar hoofd droog deppen. Gespannen wachten we op de komst van de huisarts.

Gelukkig is hij een man van zijn woord en staat inderdaad binnen 30 minuten bij ons op de stoep. Ook hij schrikt van het toestandsbeeld van mijn moeder. Hartslag is inmiddels 108. Het zuurstof gehalte nog steeds rond de 84. Polsslag is nauwelijks tot niet meer te voelen. Er volgt een kort overleg tussen de huisarts en de thuiszorg. De morfine wordt verdubbeld van 72 mg naar 144 mg. Daarnaast wordt de pomp ingesteld op elk uur een bolus toedienen van 10 mg. Daarnaast wordt besloten de dormicum te verhogen van 36 naar 72 mg. Ondertussen wordt er maar een zoveelste pot koffie gezet en opgedronken. Nu afwachten hoe mama zal reageren.

De tijd lijkt voorbij te kruipen de onrust en het kermen nemen niet af. De huisarts controleert of hij de pompen wel goed heeft ingesteld. Dit is wel degelijk het geval. Na een half uur geeft de huisarts aan dat een bolus van zowel de dormicum als morfine wellicht de verlichting zal brengen die mama nodig heeft. Het effect van een structurele verhoging zou na ongeveer een uur merkbaar moeten zijn. Van een bolus na max 20 minuten. Ik dien beiden toe. Maar na een half uur is het toestandsbeeld van mijn moeder nauwelijks veranderd. Het enige wat is veranderd is haar ademhaling.  Ze reutelt.

Onderwijl pieker ik me suf over wat er anders is dan anders. Wat maakt dat mama vanuit het niets ineens zoveel pijn lijkt te ervaren. Dan besef ik me ineens dat mama sinds vanmiddag op haar rug ligt. De weken ervoor kon ze alleen maar op haar rechterzijde liggen. Ik bespreek dit met de thuiszorg en gezamenlijk stemmen we af om mama op haar zijde te leggen. In de hoop dat hiermee de pijn afneemt. Wat ik in mijn achterhoofd weet is dat iemand verleggen in deze fase ook kan betekenen dat de dood sneller in zal treden.

De thuiszorg is gelukkig nog steeds aanwezig en ook de huisarts is nog niet weg. Er volgt opnieuw overleg. Er wordt besloten om de morfine nog een keer te verhogen. De morfine wordt opgehoogd naar 0,9. Dit staat voor 216 mg morfine per 24 uur. Je merkt dat er iets veranderd in de sfeer na deze verhoging. Ik kan er op dat moment niet de vinger opleggen. Gespannen wordt er gekeken en afgewacht hoe mijn moeder op deze verhoging reageert. Na een half uur reutelt mijn moeder nog steeds. Het zweten lijkt iets af te nemen. Het kermen en de onrust zijn er nog. De huisarts geeft aan dat hij naar huis gaat en dat als er wat is ik moet bellen. De thuiszorg geeft aan te zullen blijven. In ieder geval tot dat de waakdienst van Leendert Vriel gearriveerd is.

Om 23:00 uur zit de thuiszorg er nog steeds. De onrust en het kermen nemen niet af. In overleg met de thuiszorg bel ik de huisarts. Die bel ik klaarblijkelijk wakker en dit levert een kleine communicatie stoornis op in aanvang. Dan wel dat ik niet direct begrijp wat de huisarts nu zegt. De huisarts dacht dat ik belde om door te geven dat mijn moeder was overleden. Daarentegen bel ik hem om de medicatie verder te verhogen. Het duurt even, maar dan zitten we weer op dezelfde golflengte. Het MTH-team moet door de thuiszorg gebeld worden. De dosering van de morfine moet verder omhoog van 0,9 naar 1,5. Dat staat voor 360 mg morfine per 24 uur.

De thuiszorg belt met het MTH-team. Deze geven aan dat de thuiszorg de pomp maar moet verhogen. De thuiszorg reageert resoluut. Dit luistert zo nauw, daar gaan wij onze vingers niet aan branden. Ofwel jullie moeten komen. De thuiszorg krijgt te horen dat het MTH-team met ongeveer 40 minuten bij ons zal zijn. Ter overbrugging geef ik mijn moeder opnieuw een bolus van de morfine en dormicum. We moeten zien dat we deze nacht zonder al te veel kleerscheuren doorkomen.

Één van de dames van de thuiszorg geeft aan dat ze tot haar spijt echt naar huis moet. Morgen heeft ze de hele dag studie. We spreken af dat we contact blijven houden. De andere medewerkster blijft.

Rond 23:30 uur arriveert het MHT-team. De morfine wordt door haar verhoogd. Wederom heerst er dezelfde bijzondere sfeer als eerder vandaag. Ik kan er de vinger op het moment zelf niet opleggen. Ik weet alleen dat het gebeurd. Vol spanning wordt er gekeken hoe mijn moeder reageert op deze verhoging. Heel langzaam neemt haar onrust af, verdwijnt het kermen en de verbeten gelaatsuitdrukking.

Het MTH-team gaat naar huis en zo ook de medewerkster van de thuiszorg. “Als er wat is bel je mij. Je hebt mijn rechtstreekse nummer.” Een knuffel volgt. Ik blijf achter met een pruttelende moeder, een 75 jarige vader, een slapende puber, de vrijwilliger van de Leendert Vriel en een dijk van een vriend. Het zal een lange, lange nacht worden, vrees ik, met heel veel koffie