DNA-onderzoek bij ALL
Deze informatie is gecontroleerd door deskundigen.
Naar colofonBij het beenmergonderzoek heeft de arts leukemiecellen afgenomen. Zo kunnen de chromosomen en het DNA van de leukemiecellen worden onderzocht.
Het DNA bevat verschillende stukjes erfelijke informatie. Deze stukjes informatie heten genen. Het DNA zit opgeborgen in pakketjes: de chromosomen.
Bepaalde veranderingen in de chromosomen of het DNA wijzen op bepaalde vormen van leukemie. Met de gegevens uit het chromosomenonderzoek kan de arts:
- beter bepalen hoe de ziekte waarschijnlijk zal verlopen
- een specifieke behandeling adviseren
Niet erfelijk
Veranderingen in het DNA of de chromosomen die tot leukemie leiden, zijn in de loop van het leven van de patiënt ontstaan. De afwijkingen zitten alleen in de leukemiecellen en niet in andere cellen in het lichaam, zoals de eicellen of zaadcellen. De afwijkingen zijn dan niet erfelijk: ze kunnen niet worden doorgegeven aan kinderen.
Philadelphia-chromosoom ALL
Ongeveer 20 tot 25% van de mensen met acute lymfatische leukemie (ALL) heeft een specifieke afwijking: het Philadelphia-chromosoom. Dit chromosoom ontstaat als bij de celdeling stukjes van 2 chromosomen (nummers 9 en 22) van plaats wisselen. Deze afwijking is al in 1968 ontdekt in de Amerikaanse stad Philadelphia.
Door de verwisseling tussen chromosoom 22 en chromosoom 9 ontstaat een abnormaal gen. Dit gen heet BCR-ABL. Het zijn eigenlijk 2 genen die zijn samengevoegd. Dit heet een fusie-gen. BCR-ABL zorgt ervoor dat de beenmergcellen te veel delen en door het lichaam gaan zwerven.
Philadelphia-chromosoom ALL gedraagt zich agressiever. Ook is de kans groter dat de ziekte na de behandeling terugkomt.
Patiënten met een Philadelphia-chromosoom kunnen behandeld worden met doelgerichte therapie.